Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Den Haag Ons kenmerk
31 januari 2008 IB/2008/1001

Onderwerp
Geannoteerde agenda van de OJC-Raad van 14
februari 2008

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda (deel onderwijs) van de Onderwijs-, Jeugd- en Cultuurraad van 14 februari aanstaande, ten behoeve van het Algemeen Overleg dat is voorzien op 12 februari. Er staan op 14 februari geen cultuuronderwerpen geagendeerd.

Ik wijs u erop dat, zoals te doen gebruikelijk, over de definitieve standpuntbepaling van Nederland in de OJC-Raad nog afstemming in de ministerraad zal plaatsvinden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/3

Geannoteerde agenda OJC-Raad 14 februari 2008

Bijdrage van de OJC-Raad aan de Europese Voorjaarsraad ­ kernboodschappen. Gezien de aard van dit document is hiervoor geen BNC-fiche opgesteld.

Tijdens de Europese Voorjaarsraad (13 en 14 maart) zullen de regeringsleiders spreken over de voortgang van het Lissabonproces. Tijdens de OJC-raad die daaraan voorafgaat zullen ­ zoals gebruikelijk - de belangrijkste boodschappen op het terrein van onderwijs aan de Europese Raad vastgesteld worden. Ook andere Raadsformaties stellen dergelijke boodschappen op.

In de zogenaamde `kernboodschappen' van de OJC-Raad wordt het belang van de bijdrage van het onderwijs aan het bereiken van de Lissabondoelen onderstreept. Op onderdelen is voortgang bereikt maar inspanningen blijven nodig. Daarbij wordt de nadruk gelegd op het verminderen van het aantal voortijdig schoolverlaters en het verbeteren van leesvaardigheid. Daarnaast wordt het belang benadrukt van het verbeteren van prestaties van allochtone leerlingen. Maatregelen zouden gestimuleerd moeten worden om het leraarschap tot een aantrekkelijke carrièrekeuze voor de beste hoger opgeleiden te maken en om lerarenopleidingen van hoge kwaliteit te bieden. Ook zouden meer volwassenen, met name diegenen met lage vaardigheden en oudere werknemers, gestimuleerd moeten worden tot het volgen van onderwijs. Om de kennisdriehoek effectief te laten zijn moet onderwijs zowel de basis van kennis en vaardigheden verbeteren als de creativiteit en innovatiecapaciteit van lerenden ontwikkelen. Voorgesteld wordt ook om een studie te laten uitvoeren naar de benodigde vaardigheden van leerlingen, studenten en werknemers in de toekomst. Het resultaat zal Europa moeten helpen in te spelen op de uitdagingen die het vergt om een krachtige kenniseconomie te blijven die de concurrentiestrijd met opkomende economieën als China en India aan kan. Ook zullen interculturele vaardigheden van lerenden en meertaligheid gestimuleerd moeten worden. Ten slotte wordt de Europese Commissie gevraagd om voor eind 2008 een voorstel te maken voor een vervolg op het `Werkplan Onderwijs en Opleiding 2010' voor de periode na 2010.

Nederlandse inzet:
Nederland kan zich vinden in de prioriteiten die centraal gesteld worden in dit document. De verklaring bevat weinig werkelijk nieuwe elementen. Mede op ons verzoek is vastgesteld dat de voorgestelde studie naar vaardigheden in de toekomst geen extra belasting voor lidstaten en onderwijsinstellingen mag betekenen. Tijdens de behandeling van dit document heeft Nederland zich op één onderdeel kritisch opgesteld, namelijk over de oproep aan de Commissie om voor het eind van 2008 met een voorstel te komen voor het vervolg op het werkprogramma. Ik zal nauwlettend in de gaten houden wat de meerwaarde is van het mogelijk vaststellen van nieuwe Europese doelstellingen en benchmarks. In ieder geval zal een nieuw voorstel vergezeld moeten gaan van een gedegen evaluatie van de opbrengsten, zowel op nationaal als op Europees niveau, uit het huidige werkplan.

blad 3/3

Gezamenlijke voortgangsrapportage over de implementatie van het werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2010 ­ aanvaarding van de rapportage
Gezien de aard van dit document is hiervoor geen BNC-fiche opgesteld.

In de Gezamenlijk Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 wordt verslag gedaan van de geboekte voortgang in de periode 2006-2008, gemeten naar de doelstellingen uit het gezamenlijke werkprogramma 2010. Tevens wordt verslag gedaan van de samenwerking tussen lidstaten en Europese Commissie.

De voortgangsrapportage toont aan dat er significante vooruitgang geboekt is maar dat er op een aantal gebieden nog uitdagingen zijn. Vooruitgang is geboekt op de ontwikkeling van nationale kwalificatieraamwerken en van systemen voor het valideren van non-formeel en informeel leren. Deelname aan voorschoolse educatie neemt toe, hoger onderwijs krijgt een duidelijker plek in de kennisdriehoek en de autonomie van universiteiten neemt toe. Op dit moment wordt voor het hoger onderwijs een compendium ontwikkeld voor het uitwisselen van `good practices'. Ook hebben de meeste lidstaten strategieën voor een Leven Lang Leren ontwikkeld, waarin de sectoroverstijgende strategie op het terrein van onderwijs en opleiding weergegeven wordt (1).

Er zijn echter ook gebieden waar vooruitgang nog niet goed waarneembaar is. Het verbeteren van het niveau van vaardigheden is essentieel gezien de beoogde ontwikkeling richting kenniseconomie. De leesvaardigheden van Europese 15-jarigen zijn verslechterd in plaats van verbeterd. Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten blijft achter bij de gewenste ontwikkeling. Ook de kwaliteit van leraren en ­ opleidingen, excellentie in het hoger onderwijs, deelname van volwassenen (met name van oudere werknemers en mensen met lage vaardigheden) aan opleidingen, de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het beroepsonderwijs en het vergroten van mobiliteit blijven aandachtspunten in veel lidstaten. Over de Nederlandse stand van zaken op de Lissabondoelstellingen heb ik u in december 2007 bericht (TK 21501-34, 31 200 VIII, nr. 86).

Geconcludeerd wordt dat er significante vooruitgang geboekt is sinds 2002, maar dat er nog belangrijke uitdagingen zijn die blijven voortduren en er ook nieuwe uitdagingen bijkomen. Daarom zal de samenwerking in het kader van het werkprogramma Onderwijs en Opleiding 2010 volgens de voortgangsrapportage moeten worden gecontinueerd en meer effectief gemaakt moeten worden.

Nederlandse inzet:
Nederland gaat akkoord met de Gezamenlijke Voortgangsrapportage.


1. Nederland baseert zich hiervoor onder andere op de beleidsagenda bij de begroting.