Gemeente Utrecht


schriftelijke vragen 2008, nr. 18 inzake aanpassing samenscholingsverbod


2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
18 Vragen van mevrouw M.C. Mos
(ingekomen d.d. 22 februari 2008)


Op 13 februari jongstleden hebben gemeente, politie en OM in een gezamenlijke persverklaring aangegeven dat het samenscholingsverbod - naar aanleiding van de uitspraak van de rechter - in aangepaste vorm zal worden voortgezet.
Aangegeven werd dat 'er gewacht wordt tot zich concrete (dreigende) overlastsituaties voordoen, pas dan zullen de politie en het OM handhaven en vervolgen op basis van artikel 10 van de APV. Daarnaast kan, in gevallen waarin jongeren in een groep van vijf of meer in dit gebied staan of samenkomen en er sprake is van een dreiging van ordeverstoring, de politie deze jongeren sommeren zich te verwijderen op basis van artikel 9 van de APV. Jongeren die niet voldoen aan dit bevel maken zich schuldig aan een misdrijf en zullen hiervoor worden vervolgd.'
Volgens de rechter is 'alleen het samenzijn onvoldoende om van een samenscholing te spreken en dienen de elementen van (dreigende) ordeverstoring aangegeven te worden'. De rechter beroept zich daarbij op 'the liberty of movement' zoals bepaald in artikel 12 van het internationaal verdrag van de Verenigde de Naties (IVBPR).

GroenLinks vindt het belangrijk dat er handhavend wordt opgetreden als dat nodig is, maar we moeten ook zorgvuldig omgaan met onze waarden van de rechtstaat. Waarin de overheid burgers beschermd en burgers beschermd worden tegen de overheid. GroenLinks vraagt zich af of de aanpassing van het samenscholingsverbod past in de juiste balans.

Dit leidt tot de volgende vragen van GroenLinks:
1. Kunt u aangeven wat de precieze onderbouwing van de rechter was om de jongeren vrij te spreken en de uitspraak bijvoegen?
2. Waarom heeft het college niet besloten om het samenscholingsverbod op te heffen, aangezien de rechter heeft aangegeven dat de grond voor het samenscholingsverbod onjuist is? En doorgaans ook van andere organisaties wordt verwacht naar een rechterlijke uitspraak te handelen totdat er een andere uitspraak ligt bij bijvoorbeeld hoger beroep?

Het college heeft gekozen voor een aanpassing van het samenscholingsverbod en geeft aan dat als er sprake is van een dreiging van ordeverstoring en de jongeren - na sommering - zich niet verwijderen, zij via artikel 9 van de APV alsnog zullen worden vervolgd.
3. Kunt u aangeven wanneer er sprake is van ordeverstoring, wie dat bepaalt, op grond waarvan, en hoe je daar als jongere tegen in beroep kunt gaan.
4. Op welke wijze worden de betrokken jongeren hierover geïnformeerd?
5. Kunt u aangeven of de aanpassing van het samenscholingsverbod past in de uitspraak van de rechter? En zo ja, waarom?
6. Hoe verhoudt de aanpassing van het samenscholingsverbod zich tot de internationale regels van de Verenigde Naties (De IVBPR)?
7. Klopt het dat het college, zoals het AD/UN aangeeft, van plan is te pleiten voor verruiming van de wet?
8. Is de burgemeester juist geciteerd in het AD/UN waarin hij aangeeft 'wat mij betreft moeten overlastgevende jongeren op grond van hun criminele verleden preventief kunnen worden aangepakt als er problemen zijn in een wijk'? Indien nee, overweegt u een rectificatie? Indien ja:
- Wat bedoelt u daar precies mee?
- Is deze mening niet strijdig met de kern van het strafrecht, waarin geldt dat mensen - nadat zij hun straf hebben uitgezeten of een opgelegde boete hebben voldaan - daarna verschoond zijn van verdere sancties die geen onderdeel uitmaken van de uitspraak van de rechter?


---- --