Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
25 februari 2008 DL/A/2008/7528 13 februari 2008 2070811290
Onderwerp
Vragen van het lid van Dijk (SP)
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het lid van Dijk (SP) van uw Kamer over leraren die via
payrolling en andere uitzendconstructies in het onderwijs werken.
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2070811290.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
2070811290
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over leraren die via payrolling en andere uitzendconstructies in het onderwijs
werken. (Ingezonden 12 februari 2008)
1
V: Wat is uw oordeel over het bericht "Zonder risico als zelfstandige voor de klas"? 1)
A: Het bericht handelt over een constructie voor het inlenen van personeel in de HBO sector.
Werkgevers hebben een zelfstandige bevoegdheid t.a.v. het aanstellen en inhuren van personeel. Ik
kan begrip opbrengen voor maatregelen die erop zijn gericht de kosten en risico's in de hand te
houden, zolang de versterking van het beroep van leraar en de kwaliteit van het onderwijs niet in het
geding komen.
2
V: Vindt u het aanvaardbaar dat (steeds meer) docenten als zelfstandig ondernemer voor de klas staan
en dus niet in dienst zijn van de school? Is dit in overeenstemming met uw doelstellingen rond een
sterker leraarberoep en de school als gemeenschap?
A: Zolang het een individuele en vrijwillige keuze is van de betrokkene en het gaat om de inzet van
bevoegde leraren, zie ik geen bezwaren. In alle gevallen heeft de instelling er ook belang bij dat er een
binding ontstaat tussen de instelling en het personeel.
3
V: Hoe oordeelt u over de waarneming dat "pogingen om de aantrekkelijkheid van het leraarberoep te
verbeteren" niets uithalen als werkgevers doorgaan met het aanbieden van "tweederangscontracten",
zoals payrolling en andere uitzendconstructies? 2)
A: Deze waarneming herken ik niet. Zowel de cao's van de verschillende onderwijssectoren (PO, VO en
BVE) als de cao's van Uitzendkrachten en Medewerkers van Payroll Ondernemingen geven aan dat de
beloning van uitzendkrachten en payrollers die aangesteld worden als leraar, overeen zou moeten
komen met de beloning in de sector waarin zij tewerkgesteld worden. Bovendien is het
personeelsbeleid op de instellingen bepalend voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Ik wijs in dit
verband op de rol van de medezeggenschapsraad bij het personeelsbeleid. Deze rol wordt versterkt
door het waarborgen van de positie van leraren binnen de school.
4
V: Valt payrolling of een vergelijkbare uitzendconstructie onder uw Actieplan Leerkracht? Zo ja, hoe
voorkomt u dat zij minder rechten hebben dan de docenten die wel in dienst zijn van de school? Zo
neen, hoe voorkomt u dat scholen aan de doelstellingen van uw Actieplan voorbij gaan omdat zij in
toenemende mate gebruik maken van payrolling?
blad 3/4
A: Flexleerkrachten zullen meeprofiteren van betere beloning (zie ook antwoord 3) en een versterkte
positie van leraren. De maatregelen uit het Actieplan "LeerKracht van Nederland" worden
vormgegeven met inspraak van de sociale partners tijdens de besprekingen van het Convenant
professionelere school. Deze vormgeving zal bepalend zijn voor leraren die via payrolling of andere
uitzendconstructies in het onderwijs werken.
5
V: Is het voor u aanvaardbaar dat docenten die via een uitzendbureau worden ingehuurd, niet onder de
onderwijs-cao vallen waardoor zij minder rechten hebben en dus als een soort `tweederangsleraren'
kunnen worden bestempeld?
A: Uitzendarbeid is in elke sector van het economisch leven toegestaan. Ik zie niet in waarom dat in het
onderwijs anders zou liggen dan in bijvoorbeeld de zorgsector. Overigens zijn de onderwijs cao's ook
van toepassing voor flexleerkrachten, zoals ik ook in antwoord op vraag 3 heb gesteld.
6
V: Is het juist dat "grote schoolbesturen soms al 15 procent van hun docenten" via payrolling hebben
ingehuurd? Zo neen, bent u bereid dit te onderzoeken en het resultaat aan de Kamer te laten melden?
A: Dat "grote schoolbesturen soms al 15 procent van hun docenten" via payrolling hebben ingehuurd
wordt vermeld in het aangehaalde artikel uit het Onderwijsblad van de AOb.
Verschillende onderzoeken besteden aandacht aan de ontwikkeling van flexarbeid in het onderwijs.
Hieruit blijkt dat het aandeel leraren en lesuren dat verzorgd wordt door leraren formeel werkzaam bij
een uitzend- of payroll organisatie zeer klein is. In de Aandachtsgroepenmonitor van 2007 werd gemeld
dat payrolling zijn intrede doet in de onderwijssector. In de Aandachtsgroepenmonitor wordt ook
geconstateerd dat het volume uitzendarbeid de afgelopen jaren nauwelijks is toegenomen. In het kader
van het onderzoek Integrale Personeelstelling Onderwijs (IPTO) 2006 is verder gebleken dat, bij de 194
VO scholen waarvan lesroosters beschikbaar waren, 0,8% van de totale lestijd gegeven werd door
leraren die niet als zodanig geregistreerd stonden in de personeelsadministratie van de scholen. Van
deze groep leraren was circa eenderde te identificeren als payroll- of uitzendkrachten. De ontwikkeling
van de inzet van flexkrachten in het onderwijs zal ik in het kader van bestaande onderzoeken blijven
volgen.
7
V: Is er voor u een procentuele grens aan het aantal docenten per school dat via payrolling in dienst is?
Zo ja, hoe hoog is die grens? Zo neen, kan het aantal payroll-docenten wat u betreft onbeperkt
doorgroeien?
blad 4/4
A: Het is aan schoolbesturen om te komen tot een evenwichtige samenstelling van het
personeelsbestand, ook als het gaat om de verhouding flexwerkers en vast personeel, waarbij scholen
oog dienen te hebben voor de binding van leerkrachten aan de school. Zoals bij de beantwoording op
vraag 3 is vermeld worden ook over uitzendarbeid en payrolling aspraken gemaakt in de de cao's.
8
V: Deelt u de mening dat docenten zoveel mogelijk in dienst van de school moeten zijn en dat zij zoveel
mogelijk bevoegd moeten zijn? Zo neen, hoe streeft u naar kwaliteit van het onderwijs?
A: Zoals gesteld hebben werkgevers een zelfstandige bevoegdheid t.a.v. het aanstellen en inhuren van
personeel, waarbij zij oog dienen te hebben voor de binding van leerkrachten. De bevoegdheidseisen in
het onderwijs zoals vastgelegd in de Wet BIO zijn ook ten volle van toepassing op flexleerkrachten.
Hiermee wordt de kwaliteit van flexleerkrachten gewaarborgd.
9
V: Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat steeds meer docenten via payrolling in dienst worden
genomen, waardoor zij geen deel uitmaken van de school als gemeenschap? Zo ja, bent u bereid om
voorstellen te doen om deze ontwikkeling tegen te gaan?
A: Vooralsnog betreft payrolling een zeer klein deel van de populatie leerkrachten. Ik heb u toegezegd
de ontwikkeling te blijven volgen. Daarnaast valt de wijze waarop scholen hun primaire
onderwijsverzorgende taak in personeel opzicht invullen buiten mijn bevoegdheid, zolang dat maar
gebeurt met daartoe bevoegd en bekwaam personeel.
1) Het Parool, 26 januari 2008
2) Het Onderwijsblad, 1 december 2007