Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk W&B/URP/08/3183 Doorkiesnummer Datum 26 februari 2008

Onderwerp Bijstand en onttrekking aan detentie

Mede namens de Minister van Justitie informeer ik u hierbij over het volgende.

In het vragenuur d.d. 29 januari 2008 van uw Kamer zijn vragen gesteld naar aanleiding van een bericht in de Telegraaf d.d. 29 januari 2008. In dat bericht wordt gemeld dat een Haagse crimineel die wegens drugssmokkel een fikse celstraf had gekregen, in 2001 niet terugkeerde van een proefverlof en vervolgens jarenlang onder zijn eigen naam bijstand heeft ontvangen in de gemeente Den Haag. Toegezegd is de zaak te zullen uitzoeken en u te informeren zodra hierover meer duidelijkheid is verkregen. Deze informatie treft u hierna aan.

Het betreft een situatie waarin aan een persoon in de perioden juli - september 2001 en november 2001 ­ maart 2006 door de gemeente Den Haag een bijstandsuitkering is verstrekt. De gemeente constateerde achteraf (in februari 2006) dat die persoon echter sinds 22 april 2001 was geregistreerd als "voortvluchtige" in het Centrale Registratie Onttrekkingen. De betrokken persoon zou namelijk op 22 april 2001 na een kort verlof niet zijn teruggekeerd naar de gevangenis. Mede op grond van dit gegeven heeft de gemeente besloten om de verleende bijstand over de gehele periode van bijna vijf jaar, te weten juli 2001 ­ maart 2006, alsnog in te trekken en terug te vorderen. Op 22 januari 2008 heeft de Rechtbank Den Haag dit besluit vernietigd. De Rechtbank overweegt hierbij ondermeer dat de gemeente "het onttrekken aan detentie" ten onrechte als grondslag voor haar besluit heeft gebruikt. Immers er is geen bepaling in de Algemene bijstandswet (Abw) en de Wet Werk en Bijstand (WWB) opgenomen waaruit blijkt dat "het onttrekken aan detentie" als weigeringsgrond voor de verlening van bijstand geldt.

Uit administratief onderzoek van het Arrondissementsparket Den Haag is thans gebleken dat de melding in het Centrale Registratie Onttrekkingen waarop de gemeente haar besluit in 2006 mede heeft gebaseerd, reeds in september 2001 had moeten worden doorgehaald. Betrokkene stond tot 9 februari 2006 ten onrechte als "voortvluchtig" geregistreerd omdat hij in de periode september ­ november 2001 alsnog het strafrestant heeft uitgezeten. Het is thans niet meer te achterhalen hoe deze registratiefout heeft kunnen ontstaan.

Ons kenmerk W&B/URP/08/3183

De indruk die in het vragenuur d.d. 29 januari 2008 naar aanleiding van genoemd krantenbericht in de Kamer was ontstaan, namelijk dat er vijf jaar lang bijstand aan een voortvluchtige gedetineerde zou zijn verstrekt, is dus onjuist. Dit neemt niet weg dat er in de periode juli ­ september 2001 wel enkele weken feitelijk sprake is geweest van bijstandsverlening aan betrokkene gedurende diens onttrekking.

In dit verband hecht ik eraan te melden dat een herhaling van de situatie zoals die zich in enkele weken in 2001 in Den Haag heeft voorgedaan, zich niet snel weer zal voordoen. De kans dat de gemeente bijstand verstrekt aan een persoon die als gedetineerd geboekt staat, is gelet op de huidige geautomatiseerde gegevensuitwisseling bij het Inlichtingenbureau (IB), bijzonder klein geworden. Het Inlichtingenbureau wisselt gegevens uit met onder andere de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en gemeenten. Voorts biedt artikel 18 WWB op dit moment reeds de wettelijke mogelijkheid om bij personen die zich aan de detentie onttrekken, in afwachting van een aanhouding door Justitie, de bijstand tijdelijk (maximaal 3 maanden) te verlagen naar nihil. De gemeente heeft hierbij de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid om individueel maatwerk te leveren, en moet een besluit tot nihilstelling van de bijstand binnen ten hoogste drie maanden heroverwegen. Daarnaast is in de WWB bepaald dat een persoon van wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is uitgesloten van het recht op bijstand. In het licht van het vorenstaande, en mede gelet op het feit dat er sprake is van een incident, zie ik geen aanleiding om een expliciete uitsluitingsgrond inzake onttrekking aan detentie in de WWB op te nemen.

Mede namens de minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)


---