Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk BSG/08/6060 Doorkiesnummer Datum 26 februari 2008

Onderwerp GPD

In mijn brief van 25 januari jongstleden over de uitkomsten van het onderzoek van de Rijksrecherche en het interne onderzoek over de GPD-kwestie heb ik u gemeld dat de secretaris-generaal van mijn departement een intern integriteitsonderzoek heeft laten uitvoeren en heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten hiervan. Uw vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze brief in haar procedurevergadering van 5 februari jongstleden besproken en heeft mij verzocht het interne integriteitsonderzoek zo spoedig mogelijk aan de Kamer toe te zenden.

De integriteit van het openbaar bestuur is van essentieel belang voor het functioneren daarvan. De integriteit is nauw verweven met het vertrouwen dat burgers in het overheidsbestuur moeten kunnen hebben. Dat maakt het concept van integriteit tot een van de meest wezenlijke aspecten van het bestuur, maar tegelijk een van de minst eenvoudige om in regels en voorschriften te vangen, hoewel er regels en voorschriften zijn waarvan overtreding ongetwijfeld een inbreuk van de integriteit oplevert.

Er zijn diverse manieren waarop signalen en aanwijzingen voor mogelijke inbreuken op de integriteit de voor het functioneren van de ambtelijke dienst verantwoordelijke personen kunnen bereiken, maar de vaststelling of dit ook daadwerkelijk het geval is, kan slechts blijken uit onderzoek tenzij de inbreuken onmiddellijk kenbaar zijn. Uiteraard zal in gevallen dat mogelijke strafrechtelijke inbreuken aan de orde zijn, dit onderzoek door de rijksrecherche verricht worden. Ook dan kan er nog reden zijn voor de verantwoordelijke bestuurlijke autoriteiten om aanvullend onderzoek te verrichten binnen het bestuurlijk apparaat. In andere gevallen is een intern integriteitsonderzoek het belangrijkste instrument om inbreuken op de integriteit vast te stellen. De effectiviteit van het integriteitsonderzoek is daarom ook de belangrijkste waarde bij het bewaken van de integriteit van het overheidsbestuur. De effectiviteit van het integriteitsonderzoek berust niet op wettelijke regels en bevoegdheden, maar op de bereidheid en het ambtsbesef van de bij het onderzoek betrokken ambtenaren. In de praktijk is de bereidheid om mee te werken groot ook al zullen de ondervraagden veel van hun persoonlijke opvattingen, waarnemingen en oordelen kenbaar moeten maken, zelfs als zij op generlei wijze geïmpliceerd zijn bij de onderzochte inbreuken op de integriteit. Die medewerking berust uiteindelijk ook op de overtuiging dat het behoud van integriteit van de openbare dienst een algemeen goed is en op het vertrouwen dat de door hen verstrekte

Ons kenmerk BSG/08/6060

informatie en inkijk in hun persoonlijke gedachtewereld vertrouwelijk behandeld zal worden en slechts beschikbaar zal zijn voor de bevoegde autoriteiten. Het karakter van het integriteitsonderzoek en het vertrouwen waarop de effectiviteit daarvan berust, verzetten zich ertegen dat het eindrapport van het onderzoek op enige wijze in de publiciteit komen of op andere wijze bekend gemaakt zouden worden buiten de kring van de tot beoordeling bevoegde ambtelijke instanties. Om die reden worden de resultaten van een integriteitsonderzoek niet verder bekend. Aangezien ik erop vertrouw dat de Kamer met mij de zorg voor de integriteit van het openbaar bestuur deelt, neem ik aan dat het niet de bedoeling van de Kamer is om op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de effectiviteit van het instrument van het integriteitsonderzoek. Dit zou het geval zijn indien de resultaten daarvan openlijk aan de Kamer zouden worden verstrekt. Verstrekking ter vertrouwelijke inzage en anonimisering bieden daarvoor geen toereikende oplossing, omdat ook bij anonimisering van de verslagen en verhoren het onderwerp van het onderzoek en de kring van de daarbij gehoorde ambtenaren in de meeste gevallen zodanig zijn, dat op vrij eenvoudige wijze duidelijk kan zijn wie wie is, en wie wat gezegd heeft.
Wanneer bij personen die bij een integriteitsonderzoek zijn betrokken de opvatting post zou vatten dat de verslagen daarvan, ook al is dit vertrouwelijk, bij anderen dan de direct betrokken autoriteiten bekend zouden kunnen worden, moet gevreesd worden dat de bereidheid tot volledige openheid zal afnemen en daarmee de effectiviteit van het instrument en dus ook de mogelijkheid om de integriteit van het openbaar bestuur te bewaken. Dit is een resultaat dat vermoedelijk niemand gaarne voor zijn rekening zal willen nemen. Deze overwegingen worden in de zaak die hier aan de orde is, versterkt door het feit dat de direct betrokken personen voorwerp zijn van strafrechtelijke vervolging in het kader waarvan ook het verslag van het integriteitsonderzoek is opgevraagd door het Openbaar Ministerie zodat dit thans onderdeel uitmaakt van het strafdossier. Ik onderken evenwel dat de Kamer gegeven de aard van de inbreuk die in deze zaak aan de orde is, behoefte heeft aan informatie daarover, hoewel het een personeelsaangelegenheid betreft. Om die reden ben ik gaarne bereid om de Kamer vertrouwelijk in te lichten over hetgeen bij het integriteitsonderzoek bekend is geworden, voorzover dat nog niet in de openbare stukken is gewisseld. Op die wijze kan de behoefte aan voorlichting over bepaalde feiten verenigbaar gemaakt worden met het grote belang dat bij toekomstige integriteitsonderzoeken betrokkenen mogen afgaan op het vertrouwelijk karakter daarvan.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)

---