Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam

Embargo tot 27 februari 2008, 23.00 uur

Amsterdam, 27 februari 2008

AANPAK ERNSTIGE BLOEDARMOEDE IN AFRIKA KAN BETER

De WHO-richtlijnen voor de behandeling en preventie van ernstige bloedarmoede bij kinderen in ontwikkelingslanden staan ter discussie. Dat concluderen wetenschappers van de Global Child Health Group van het Emma Kinderziekenhuis AMC op basis van onderzoek in Malawi, dat werd gesubsidieerd door de Wellcome Trust. Bloedvergiftiging, mijnworminfectie en een tekort aan vitamine B12 blijken een prominentere rol te spelen bij het ontstaan van ernstige bloedarmoede (anemie) dan tot nu toe werd aangenomen. IJzertekort, malaria en een gebrek aan foliumzuur zijn factoren die juist minder zwaar wegen dan gedacht. De resultaten van het onderzoek verschijnen morgen in het toonaangevende medische blad The New England Journal of Medicine.

In Afrika is ernstige bloedarmoede een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte onder kinderen. Van de kinderen die in een ziekenhuis worden opgenomen heeft 7 tot 30 procent een zo laag hemoglobinegehalte dat hun leven in gevaar is. De patiënten moeten zo snel mogelijk een bloedtransfusie krijgen, wat niet altijd lukt omdat 'veilig' bloed vaak niet voorradig is. Daarnaast moet de onderliggende oorzaak, die tot het ontstaan van anemie heeft geleid, onderzocht en behandeld worden. Door een gebrek aan laboratoriumfaciliteiten is het in ontwikkelingslanden niet altijd mogelijk om tijdig de juiste diagnose te stellen. Daarom adviseert de World Health Organization (WHO) om de kinderen te behandelen voor malaria, en ze ijzer en foliumzuur te geven. Kinderen ouder dan twee jaar zouden daarnaast medicijnen tegen mijnworminfectie moeten krijgen.

Uit het onderzoek in Malawi, dat werd uitgevoerd in samenwerking met de universiteiten van Malawi en Liverpool, blijkt dat ongeveer zestig procent van de kinderen inderdaad malaria heeft. Dat geldt echter zowel voor de groep met, als voor de groep zonder ernstige bloedarmoede. 'Malaria alléén is dus niet voldoende om de bloedarmoede te verklaren', zegt onderzoeker Job Calis. 'Er moet rekening worden gehouden met andere oorzaken.' IJzertekort wordt vaak genoemd als tweede belangrijke oorzaak, maar dit bleek bij de kinderen met ernstige anemie juist minder vaak voor te komen dan bij de andere kinderen. Mogelijk biedt een ijzertekort juist bescherming tegen een bacteriëmie - een bloedvergiftiging door een bacteriële infectie. En een dergelijke bacteriëmie vertoont, zo blijkt, wél een sterke samenhang met bloedarmoede. 'Het is dus zeer de vraag of het geven van ijzer in deze fase zin heeft,' aldus kinderarts in opleiding Calis, die in mei op dit onderzoek hoopt te promoveren. De kinderen uit de studie hadden geen foliumzuurgebrek, maar wel tekort aan vitamine B12 en vitamine A. Mijnworminfecties werden ook frequent gevonden in de kinderen met ernstige anemie, voornamelijk bij kinderen jonger dan 2 jaar. Juist deze jonge kinderen zouden volgens de huidige WHO-richtlijnen voor ernstige anemie niet in aanmerking komen voor routinematige mijnwormbehandeling

De artsen onderzochten ruim 1100 kinderen op alle mogelijke oorzaken van bloedarmoede: 380 daarvan hadden ernstige anemie. 'Het is voor het eerst dat al deze factoren gelijktijdig bij één patiëntengroep werden onderzocht', vertelt kinderarts en onderzoeksleider Michaël Boele van Hensbroek. 'Wij hopen dat de onderzoeksresultaten de basis zullen vormen voor het ontwikkelen van betere methodes voor de behandeling en preventie van ernstige anemie en een herziening van de WHO-richtlijnen.'


Noot voor de redactie (