Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

EUROPEES PARLEMENT

FORMULIER VOOR DE INDIENING VAN EEN PARLEMENTAIRE VRAAG

Aan: RAAD COMMISSIE NL

MONDELINGE VRAGEN SCHRIFTELIJKE VRAGEN

Mondelinge vraag met debat (art. 108) Schriftelijke vraag (art. 110) Vragenuur (art. 109) Schriftelijke vraag met voorrang (art. 110, lid 4)

INDIENER(S): Erik MEIJER, GUE/NGL, SP NL.

BETREFT: Ontwikkeling van maatstaven voor de openbare omroep in de EU en de Raad van Europa (nauwkeurig
omschrijven) en strijdigheid met voornemens tot preventieve beoordeling van nieuwe diensten. {964-H}

TEKST:

1. Is de Commissie bekend met de uitspraken en resoluties van het Europees Parlement inzake de aard, de omvang, de brede taakopdracht en de uitvoering daarvan door de publieke omroepen in Europa, mede in het licht van de technologische ontwikkelingen? Zo ja, waarom verwijst u in uw in de periode tot 10-3-2008 gehanteerde consultatiedocument (IP/08/24) niet naar deze opvattingen? Heeft u thans een standpunt dat afwijkt van deze uitspraken? Waaruit bestaat deze afwijking?
2. Is de Commissie bekend met de verklaringen en aanbevelingen van het comité van ministers en de parlementaire assemblee van de Raad van Europa over de aard, omvang en brede taakopdracht en de uitvoering daarvan door de publieke omroepen in Europa, mede in het licht van de technologische ontwikkelingen? Zo ja, waarom verwijst u in uw consultatiedocument niet naar deze opvattingen ? Heeft u een standpunt dat afwijkt van deze uitspraken? In welk opzicht?
3. Is het de Commissie bekend dat bij het Gerecht van Eerste Aanleg momenteel twee zaken over de publieke omroep aanhangig zijn, die betrekking hebben op de EU-lidstaten Denemarken en Nederland, en dat daarbij ook de huidige Omroepmededeling een rol speelt?
4. Ligt het gezien de procedure bedoeld in vraag 3 niet meer voor de hand om in het kader van rechts- zekerheid de uitkomst van deze procedures af te wachten in plaats nu al een consultatie over de Om- roepmededeling te starten, aangezien dit onjuiste verwachtingen bij marktpartijen kan opwekken?
5. Kiest de Commissie nu voor een ex ante beoordeling door de EU-lidstaten van nieuwe door publieke omroepen voorgenomen diensten, en betreft deze beoordeling zowel een zogenoemde 'public value' test als een 'market impact' test? Zo ja, waarom vindt u dat zo'n preventieve beoordeling van door publieke omroepen noodzakelijk geachte diensten verenigbaar is met artikel 10 van het EVRM?
6. Op basis van welke aan uw Commissie toegekende bevoegdheden zou u dergelijke preventieve testen aan de EU-lidstaten kunnen opleggen in een Mededeling over de publieke omroep?
7. Indien u van oordeel bent dat een dergelijke ex ante beoordeling voor de publieke omroepsector wel zou kunnen plaatsvinden, waarom geldt deze verplichting dan alleen voor de publieke omroep en niet voor andere diensten van algemeen economisch belang?

Handtekening(en): Datum: 14-02-2008