Rijksuniversiteit Groningen

De Odyssee van Klassieke Culturele Vorming (KCV)

Datum: 03 maart 2008

"De Odyssee van Klassieke Culturele Vorming (KCV)", de titel van het proefschrift van Renée van Meurs, refereert aan de lange reis en de vele tegenslagen die Odysseus ondervond bij zijn terugreis naar zijn Penelope en zijn thuisland Ithaka. Bij de vernieuwing van de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs in 1999 werd het vak KCV als verplicht vak ingevoerd voor gymnasiumleerlingen en als keuzevak voor atheneum- en havo-leerlingen. Het vak KCV heeft als onderwerp de klassieke cultuur (de literatuur, de beeldende kunst, de architectuur en de filosofie) en de doorwerking daarvan op het latere Europa.

Van Meurs concentreert zich in haar proefschrift op de vraag hoe het implementatieproces van KCV verlopen is. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat invoering van vernieuwingen in alle sectoren - en speciaal in het onderwijs - een grote kans heeft te mislukken. Van Meurs tracht te achterhalen welke factoren bij de implementatie van KCV een positieve dan wel negatieve rol hebben gespeeld. Daarvoor nam zij het overheidsbeleid, het beleid van de directies van scholen, de praktijk van docenten en de resultaten van een viertal leerlingengroepen onder de loep.

Invoering

Na de invoering van KCV in 1999 trof de overheid in 2000 - na protesten van ouders en leerlingen - maatregelen om de zwaarte van het Tweede Faseprogramma te reduceren door het aantal opdrachten per vak terug te brengen tot één. Voor het KCV, waar opdrachten een centrale plaats in het programma innamen, sloeg deze maatregel het fundament weg onder het vernieuwende programma. Andere voor het vak essentiële verplichte activiteiten, zoals het lezen van originele teksten in vertaling, het bezoeken van theater en musea en het voorbereiden op een studiereis, werden in 2003 als verplichting geschrapt. Vervolgens werd per 1 augustus 2007 het aantal uren voor het vak verminderd en de inhoud globaler omschreven. Daarnaast kregen scholen op die datum de vrijheid KCV samen te voegen met Grieks en/of Latijn. Een kwart van de scholen heeft inmiddels KCV als zelfstandig vak afgeschaft.

Resultaten

De directies van zelfstandige gymnasia en van scholengemeenschappen met een gymnasiale afdeling beschouwden in meerderheid KCV als een belangrijk vak voor de missie van hun organisatie. Toch bleek dat de randvoorwaarden (rooster, aantal lesuren, financiële middelen voor excursies en boeken) op sommige scholen weinig gunstig waren. Ondersteuning en aandacht voor de implementerende docenten van directiezijde ontbrak ook op veel scholen. Dankzij de inspanningen van gemotiveerde docenten is de invoering van KCV toch nog enigszins succesvol verlopen, concludeert Van Meurs. Zij werden daarbij gesteund door didactici van twee universiteiten die lesmethoden voor KCV ontwikkelden. Leerlingen in de vier onderzochte leerlingengroepen bleken in meerderheid KCV een interessant vak te vinden. De leerlingen van atheneum en havo waren het meest positief over KCV. Echter, op lang niet alle scholen wordt KCV aangeboden. Het aantal havo-leerlingen dat KCV kan kiezen is zeer gering.

Aanbevelingen

Bij het invoeren van een nieuw vak zijn volgens Van Meurs goede randvoorwaarden, uitgebreide scholing, ondersteuning van directies en stabiel overheidsbeleid belangrijke voorwaarden. Vanuit het perspectief van Europese integratie vindt zij KCV een belangrijk vak. Volgens haar hebben niet slechts 6% van de leerlingen (veelal gymnasiumleerlingen), maar alle leerlingen (dus ook MBO en HBO leerlingen) belang bij enige kennis van de Griekse en Romeinse cultuur en de doorwerking daarvan in het latere Europa.

Curriculum vitae

Renée Helene van Meurs (Amsterdam, 1945) studeerde andragologie, organisatiekunde, politicologie, Griekse en Latijnse taal en cultuur en als bijvak architectuur en kunstgeschiedenis. Zij werkte 20 jaar als docent in het hoger beroepsonderwijs.

Datum en tijd: 3 maart 2008, 16.15 uur

Promovendus: mw. R.H. van Meurs

Proefschrift: De Odyssee van Klassieke Culturele Vorming (KCV)

Promotor(es): prof.dr. J.J.H. Dekker

Co-promotor: dr. G.C. Wakker

Faculteit: gedrags- en maatschappijwetenschappen

Plaats: Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen