Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 25 januari 2008 DK/M/2008/3029 18 december 2007 07-OCW-B-075

Onderwerp
Popmuziek

Op 6 maart a.s. vindt een algemeen overleg met uw kamer over popmuziek plaats. Ter voorbereiding hierop organiseert de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 31 januari een hoorzitting. In verband hiermee heeft de commissie mij gevraagd om mijn beleidsstandpunt en visie over de toekomst van de popmuziek in Nederland te geven, bij voorkeur voor de hoorzitting. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek. Omdat ik uw verzoek op 20 december ontving, vlak voor het kerstreces, beperk ik mij omwille van de tijd tot enkele hoofdlijnen.

Inleiding
Dit jaar bestaat de Nederlandse popmuziek vijftig jaar. Om deze mijlpaal te vieren is er een Stichting 50 Jaar Nederpop opgericht. Tijdens Noorderslag in Groningen heeft deze stichting het startsein gegeven voor een jubileumjaar dat bol staat van de activiteiten. Deze aandacht is in mijn ogen zeer terecht. Sinds de allereerste popsingle Rock Little Baby of Mine van de Tielman Brothers, nu vijftig jaar geleden, heeft de Nederlandse pop een enorme ontwikkeling doorgemaakt. In die periode is zij van een verguisde tienertrend uitgegroeid tot een serieus en dominant aanwezig cultureel fenomeen.

Dit succes heeft de popmuziek vooral te danken aan haar toegankelijkheid en diversiteit. Liefhebbers en beoefenaars zijn in alle lagen van de bevolking te vinden, ze zijn leek of musicoloog, geschoold muzikant of autodidact. Popmuziek biedt voor elk wat wils en haar vermogen om aansluiting te vinden bij levensstijlen en subculturen is waarschijnlijk een belangrijke reden voor de diversiteit van de popcultuur. Tekenend voor haar toegankelijkheid is dat het onderscheid tussen amateur en professioneel niet altijd gemakkelijk te maken is. Er is een top en een bloeiend amateurveld ­ het recent verschenen 395 minuten: amateur-popmuziek in Nederland telt maar liefst 500.000 amateur- popmuzikanten. In het grote grijze gebied daartussen opereren tal van semi-professionele muzikanten.

Het enorme draagvlak van popmuziek verklaart ook haar commerciële succes. In de afgelopen decennia is de popmuziek tot een volwaardige en professionele bedrijfstak uitgegroeid, nationaal maar Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/4

ook internationaal. Recent onderzoek laat zien dat de export van Nederlandse popmuziek nog steeds stijgt. Met dance is Nederland internationaal gezien zelfs één van de leidende exportlanden.

Er is dus genoeg reden om popmuziek serieus te nemen, ook binnen het cultuurbeleid. Concreet betekent dit dat de ambities die in Kunst van Leven zijn geformuleerd (participatie, talentontwikkeling en internationalisering) ook betrekking hebben op de popmuziek. Voor een nadere uitwerking van deze ambities heb ik in Kunst van leven een belangrijke rol gegeven aan de fondsen (verantwoordelijk voor het subsidiebeleid) en de sectorinstituten (verantwoordelijk voor de ondersteuning van producerende instellingen). Zowel bij de fondsen als bij de sectorinstituten heeft in de afgelopen periode een aantal organisatorische ontwikkelingen plaatsgevonden, die van groot belang zijn voor het muziekbeleid in het algemeen en het popmuziekbeleid in het bijzonder.

De cultuurfondsen
In de eerste plaats doel ik hierbij op twee nieuwe fondsen: het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+ (NFPK) en het nog op te richten Programmafonds voor Cultuurparticipatie (PCP). Het NFPK is een samenvoeging van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten (FAPK), het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing (FPPM) en het Fonds voor de Scheppende Toonkunst (FST). De fusie van deze drie fondsen brengt de keten van opdracht, productie, programmering en marketing organisatorisch bij elkaar, wat kansen biedt om in het subsidiebeleid aanbod en afname meer integraal te benaderen. De oprichting van het PCP beoogt voor (onder meer) amateurkunst eenzelfde ketenbenadering tot stand te brengen.

De sectorinstituten
In de afgelopen periode is de organisatie van de culturele ondersteuningsstructuur sterk veranderd. In de nieuwe opzet vanaf 2009 is er steeds sprake van één ondersteunende instelling per sector.1 Om het functioneren van producerende instellingen te ondersteunen voeren de sectorinstituten steeds vijf besteltaken uit.2 Als een onafhankelijke spil tussen sector en overheid kunnen zij een belangrijke agenderende rol spelen.

Het sectorinstituut voor de muziek, Muziek Centrum Nederland (MCN), is ontstaan uit een fusie van zeven ondersteunende muziekinstellingen.3 Door het samenvoegen van deze organisaties in één sectorinstituut verschuift de aandacht van een genregerichte naar een generieke ondersteuning van de muzieksector. Veel muziekgenres kampen met vergelijkbare problemen en dan is het efficiënter om de kennis en de krachten te bundelen. Door de toetreding van het Nationaal Popinstituut beschikt het MCN ruimschoots over kennis en expertise van de popsector.


1 Met ingang van 2009 zijn er sectorinstituten voor film, muziek, theater, architectuur, vormgeving, nieuwe media, erfgoed en amateurkunst.

2 De sectorinstituten voeren vijf besteltaken uit: 1. (inter)nationale vertegenwoordiging en promotie, 2. educatie, informatie en reflectie, 3. het inventariseren, waarderen en ontsluiten van erfgoed, 4. documentatie en archivering en 5. afstemming en coördinatie.

3 Nationaal Pop Instituut, Donemus, Gaudeamus, Dutch Jazz Connection, Nederlands Jazz Archief, De Jazzorganisatie en De Kamervraag.

blad 3/4

Kunstfactor is het sectorinstituut voor de amateurkunst, ontstaan uit een fusie van vijf afzonderlijke amateur-koepels.4 Dat dit sectorinstituut de popmuziek nadrukkelijk tot zijn aandachtsgebied rekent, blijkt uit het opdrachtgeverschap van het hierboven genoemde rapport 395 minuten: amateur- popmuziek in Nederland.

Subsidieprocedure 2009-2012
Van de sectorinstituten (MCN en Kunstfactor) verwacht ik dat het beleid ook toegesneden is op de popmuziek. Bij het opstellen van de regelingen van de fondsen (NFPK en PCP) zal ik hier op toe zien. Ik ga er tevens van uit dat de fondsen en de sectorinstituten goed overleg voeren over het beleid en de subsidieregelingen.

In een brief van 18 november 2005 heeft de toenmalig staatssecretaris Van der Laan toegezegd dat zij met de betreffende fondsen zou spreken over de positie van de popmuziek in de verschillende regelingen. Met het NFPK heeft inmiddels overleg plaatsgevonden. Het fonds heeft in dit overleg er op gewezen dat de bestaande regelingen, geldig tot en met december 2008, al toegankelijk zijn voor de popsector. In de praktijk blijkt deze echter voornamelijk gebruik te maken van de regelingen van het voormalige FPPM. Voor het NFPK en het MCN zie ik een belangrijke taak op het gebied van voorlichting aan de popsector.

Het PCP bevindt zich nog in de oprichtingsfase. Aangezien popmuziek in het startdocument voor de kwartiermaker wordt genoemd, ga ik ervan uit dat het beleid en de regelingen ook voor de popsector open staan.

Met het MCN heeft ook een gesprek plaatsgevonden. Het MCN heeft daarin aangegeven het de knelpunten in de muziek door gesprekken met de sector in beeld wil brengen. Aan de popsector is een open invitatie gedaan om actief mee te denken over de inhoud van het beleid. Dit geeft mij voldoende vertrouwen.

Kunstfactor geeft haar agenderende rol voor de amateurkunst reeds vorm als opdrachtgever van het onderzoek naar de amateur-popmuziek in Nederland. Ik ga ervan uit dat het sectorinstituut de uitkomst van dit onderzoek met het PCP i.o. bespreekt.

Specifieke onderwerpen
Tot slot wil ik kort ingaan op enkele onderwerpen die van belang zijn voor het functioneren van de popmuzieksector:

Publieke Omroep
In de initiatiefnota Oorstrelend en Hartveroverend uit 2005 wordt ook gerefereerd aan de verantwoordelijkheden van de publieke omroep. Ik heb onlangs, zoals u weet, met de publieke omroep prestatieafspraken gemaakt die mede bijdragen aan de airplay voor opkomend talent en die bijdragen aan haar brede verantwoordelijkheid als culturele instelling. Zo is vastgelegd dat


4 Theaterwerk NL, het Landelijk Centrum voor Amateurdans, de Stichting Beeldende Amateurkunst, Stichting Schrijven en Unisono.

blad 4/4

minstens een kwart van het muziekaanbod op de radio (nog) niet door andere popstations wordt gedraaid. Inmiddels constateer ik dat de samenwerking tussen popmuziek en omroep duidelijk is verbeterd, zoals blijkt uit de inzet van de publieke omroep voor Nederlandse popmuziek via 3voor12, FunX en bijvoorbeeld de live-registratie van Noorderslag op televisie.

TAX-videoclipfonds
De TAX-regeling heeft als doel de kwaliteit van Nederlandse videoclips een impuls te geven en de samenwerking tussen beeldmakers en popartiesten te stimuleren en te versterken. In beginsel heeft de regeling die op 31 oktober 2006 is ingegaan een beperkte looptijd, de vervaldatum is vastgesteld op 31 december 2008. Sinds de inwerkingtreding is er veel positieve media-aandacht geweest voor de regeling en de videoclips hiermee tot stand zijn gekomen. De regeling zal op korte termijn door de uitvoerende fondsen worden geëvalueerd.5 Op basis daarvan zal ik bezien of de regeling gecontinueerd zal worden.

Internationale promotie
Op het gebied van internationaal cultuurbeleid hebben de sectorinstituten een belangrijke rol. De sectorinstituten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de besteltaak gericht op internationale vertegenwoordiging en promotie. Het opstellen en uitvoeren van het subsidiebeleid op dit terrein valt onder de verantwoordelijkheid van de fondsen. Voor het ondersteunen van internationale activiteiten zijn de daarvoor bestemde regelingen van de fondsen beschikbaar, ook voor popmuziek. De groeiende exportpositie van de Nederlandse popmuziek biedt eveneens kansen voor de sector. Op basis van een evaluatie van MusicXport zal ik met het ministerie van Economische Zaken overleggen over de ondersteuning van de sector.

Piraterij
Ik heb met mijn ambtsgenoten van Economische Zaken en Justitie opdracht gegeven voor een onderzoek naar de culturele en economische effecten van downloaden uit illegale bron op de muziek-, film- en gamingsector. Ik verwacht dat de uitkomsten van het onderzoek ook inzicht zullen geven in de effecten voor de popmuziek. Dit onderzoek is aan u toegezegd. De resultaten hiervan zullen naar verwachting nog in de eerste helft van dit jaar met u kunnen worden gedeeld.

Aan het begin van deze brief heb ik aangegeven me tot enkele hoofdlijnen te beperken. Het algemeen overleg op 6 maart a.s. biedt mijns inziens een goede gelegenheid om hier nader op in te gaan.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk


5 Het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst en het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling.