Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2070811970 Doorkiesnummer Ons kenmerk W&B/SFI/2008/5357 Datum 6 maart 2008 Onderwerp Kamervraag/vragen van het lid Karabulut

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Karabulut (SP) over gemeenten die over de schreef gaan bij rem op bijstand.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Ons kenmerk W&B/SFI/2008/5357

2070811970

Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gemeenten die over de schreef gaan bij rem op bijstand (ingezonden 18 februari 2008)

Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat gemeenten steeds vaker over de schreef gaan in hun pogingen het aantal bijstandsgerechtigden omlaag te brengen?

Vraag 2
Is het u bekend dat gemeenten prestatiecontracten afsluiten met Centra voor Werk en Inkomen over het aantal bijstandsaanvragen dat niet mag resulteren in een uitkering? Zo ja, om wat voor contracten gaat dit, hoe vaak gebeurt dit en waar in de Wet Werk en Bijstand wordt deze mogelijkheid geboden? Zo neen, bent u bereid dit inzichtelijk te maken?

Antwoord vraag 1 en 2
Allereerst wil ik duidelijk maken dat het streven bij de invoering van de SUWI-wetgeving en de Wet werk en bijstand (WWB) gericht was op de preferentie van werk boven inkomen. Dit komt o.a. tot uitdrukking in de prestatieafspraken die SZW maakt met CWI. Deze afspraken moeten er echter niet toe leiden dat mensen die niet kunnen werken, niet terug kunnen vallen op het inkomen van een partner of geen eigen vermogen hebben, geen bijstandsuitkering zouden krijgen. Bijstand is immers een laatste vangnet en gemeenten als beoordelaar van de aanvragen en CWI als de instantie die verantwoordelijk is voor de werk- en uitkeringsintake, dienen zorgvuldig om te gaan met degenen die een beroep doen op deze vorm van sociale zekerheid.
Een van de hierboven genoemde afspraken betreft een landelijke norm voor de CWI preventiequote WWB. Voor 2007 is de landelijke norm voor deze quote vastgesteld op 50%. Dit betekent dat CWI ernaar streeft om door de inzet van actieve dienstverlening te bereiken dat de helft van degenen die zich melden voor een WWB-uitkering uiteindelijk geen beroep hoeft te doen op een WWB-uitkering en dat voor hen geen aanvraag behoeft te worden overgedragen aan de gemeente. Tot en met het derde kwartaal 2007 heeft CWI een score van 55,4% behaald op de preventiequote WWB. De preventiequote is er niet op gericht om personen die terecht een beroep op bijstand doen een uitkering te onthouden, maar is erop gericht het CWI te stimuleren zoveel mogelijk mensen aan het werk te helpen. De preventiequote betreft dus niet een streefcijfer over de afwijzing van de aanvragen. Naast het vinden van werk zien mensen overigens ook af van het doorzetten van de aanvraag van de uitkering nadat zij geïnformeerd zijn over de uitkeringsvoorwaarden. Gemeenten en CWI's maken op basis van de SUWI-wet afspraken over onder meer de tijdigheid, de kwaliteit van de dienstverlening en de te gebruiken formulieren van het CWI voor de gemeentelijke doelgroep. Hierin kunnen gemeenten en CWI ook afspraken vastleggen
---

Ons kenmerk W&B/SFI/2008/5357

over de mate van preventie. Het is de gemeenteraad die toeziet op de hierin gemaakte afspraken. Het ministerie van SZW verzamelt niet structureel informatie over deze afspraken. Dat ligt gezien de decentralisatie van de WWB niet in de rede. De VNG geeft overigens in haar persbericht van 15 februari 2008 over deze zaak aan dat de prestatieafspraken met CWI geen reden zijn om een uitkering te weigeren.

Vraag 3
Deelt u de mening dat een prestatiecontract over het aantal aanvragen dat niet mag resulteren in een bijstandsuitkering het objectief vaststellen van het recht op en het snel verstrekken van een uitkering in de weg kan staan? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo neen, kunt u toelichten en beargumenteren waarom dergelijke prestatieafspraken geen perverse prikkel zijn?

Vraag 4
Deelt u de mening dat prestatieafspraken over het aantal aanvragen dat niet mag resulteren in een bijstandsuitkering nimmer een doel mag zijn? Zo ja, bent u bereid gemeenten hierop te wijzen en een einde te maken aan het afsluiten van deze prestatiecontracten over het verstrekken van het aantal uitkeringen? Zo neen, waarom niet?

Vraag 5
Wat is uw reactie op het vermoeden van cliëntenraden dat gemeenten het aantal uitkeringen drukken door de aanvragen te frustreren?

Vraag 6
Wat is uw oordeel over de constatering van cliëntenraden en sociale zekerheidsadvocaten dat gemeenten aanvragen voor bijstand traineren door telkens aanvullende eisen te stellen? Bent u bereid dit signaal serieus te nemen, na te gaan om welke gemeenten het gaat en maatregelen te treffen?

Antwoord vraag 3, 4, 5 en 6
Zoals eerder gemeld heeft de prestatieafspraak tussen SZW en CWI in de vorm van de preventiequote niet ten doel om personen die terecht een beroep op bijstand doen een uitkering te onthouden. Het is immers formeel en materieel de gemeente die een beslissing neemt over de ingediende aanvraag. De taak van het CWI ten aanzien van de potentiële uitkeringsgerechtigde betreft het noteren van de datum van melding, het doen van een werkintake, het doen van een uitkeringsintake, een eerste check op de volledigheid van de gegevens en het doorsturen van een eventuele aanvraag naar de gemeente vooropgesteld dat het niet is gelukt de aanvrager aan een baan te helpen binnen de daarvoor afgesproken termijnen met de gemeente. De aanvrager heeft altijd het recht een aanvraag in te dienen en het CWI kan een dergelijke aanvraag niet weigeren. Het is daarna aan de gemeente om de aanvraag te beoordelen, te vragen om nog eventuele ontbrekende informatie, eventuele
---

Ons kenmerk W&B/SFI/2008/5357

hersteltermijnen te formuleren, indien nodig te voorzien in een voorschot en een beschikking af te geven. Tegen deze beschikking staan de normale bezwaar- en beroepsprocedures open. Een aanvrager kan altijd vragen om een beschikking.
In zijn algemeenheid geldt dat een aanvraag om een uitkering op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen een redelijke termijn moet worden afgewikkeld, maar in ieder geval binnen acht weken. De aanvraagprocedure dient dus zo kort mogelijk te zijn. Tijdens de aanvraagprocedure dient het belang van de aanvrager voorop te staan wegens de kwetsbare positie waarin deze verkeert. Tegelijkertijd moet de procedure een evenwicht bieden tussen het belang van de aanvrager enerzijds en het belang van een rechtmatige uitvoering anderzijds. Deze termijn heeft een gemeente soms nodig omdat het niet altijd duidelijk is of er recht op een uitkering bestaat. Het is de gemeente die vaststelt welke bescheiden moeten worden overlegd om het recht op de WWB-uitkering vast te stellen. Overigens is binnen de WWB geregeld dat bijstandsaanvragers vanaf de aanvraagdatum om de vier weken recht hebben op een voorschot zolang het recht op algemene bijstand nog niet is vastgesteld. De bestaande situatie biedt mijns inziens voldoende waarborgen voor een goed evenwicht tussen de belangen van de aanvrager en het belang van de gemeente. De WWB kent verder een zware rol toe aan de toezichthoudende functie van de gemeenteraad op de uitvoering van de WWB en in deze wet is ook geregeld dat gemeenten moeten aangeven hoe zij uitkeringsgerechtigden bij de uitvoering van de wet betrekken.

De landelijke preventiequote blijkt al jaren een goede manier te zijn om de bijdrage van het CWI om potentieel WWB-gerechtigden naar werk te bemiddelen en advies en informatie te geven over bijvoorbeeld het recht op een uitkering in kaart te brengen. Het is niet nodig om gemeenten erop te wijzen dat CWI en gemeenten geen afspraken kunnen maken over het aantal aanvragen dat niet mag resulteren in een bijstandsuitkering omdat de besluitvorming over de aanvraag eenduidig is belegd bij de gemeente. Naast de landelijke preventiequote wordt in artikel 47 van de SZW-begroting ook de landelijke ketenpreventiequote WWB onderscheiden.
Ik wil u wijzen op mijn brief aan de Tweede Kamer van 14 november 2007 waarin ik o.a. inga op de problematiek van mensen die een aanvraag voor bijstand introkken of niet gehonoreerd krijgen. In de bijlage bij de brief presenteer ik een analyse van een tiental gemeentelijke onderzoeken die zich vooral richten op mensen die een aanvraag indienen en vervolgens zelf weer intrekken. Het merendeel van de onderzoeken is gericht op diegenen van de aanvragers die een Work First aanbod krijgen. Voorzover gemeenten conclusies uit hun onderzoeken trekken achten zij de situatie bij niet doorgezette aanvragen niet alarmerend. IWI bereidt op dit moment een onderzoek voor naar de poortwachterfunctie in de bijstand en eventuele ongewenste effecten ervan. Dit onderzoek zal o.a. ingaan op de rechtmatigheid van afwijzende beschikkingen van de gemeente. Naar verwachting wordt dit IWI-onderzoek in december 2008 gepubliceerd.


---

Ons kenmerk W&B/SFI/2008/5357

Vraag 7
Is het waar dat gemeenten een bonus van 940 miljoen euro ontvangen als het ze lukt in 2012 het aantal uitkeringen met een kwart te verminderen? Zo ja, kunt u deze afspraken nader toelichten?

In het bestuursakkoord 'Samen aan de slag' dat Rijk en gemeenten hebben gesloten op 4 juni 2007 is in de bijlage 3.4 'deelakkoord participatie' het volgende opgenomen:
· Het macrobudget I-deel (het budget voor uitkeringen) is meerjarig vastgezet, daardoor kunnen gemeenten de besparing op het I-deel langer behouden.
· Indien gemeenten de ambitie realiseren van een daling van het bijstandsvolume met circa 25% (75.000 minder huishoudens met een bijstanduitkering eind 2011 ten opzichte van eindstand 2006) levert dit extra besparing op op de bijstandslasten. Door deze besparing niet zoals voorheen per jaar ten gunste te laten komen van de rijksmiddelen, maar pas eind 2011, ontstaat er extra ruimte die kan oplopen tot 940 mln. euro voor gemeenten die wordt ingezet om te investeren in participatie, armoede en schuldhulpverlening
Over de specifieke technische uitwerking van de afspraak om het budget meerjarig vast te zetten heb ik uw Kamer bij brief van 5 oktober 2007 geïnformeerd (TK 30 545, nr. 36 en 29 674, nr. 36).


---