Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk W&B/B&K/2008/5524 Doorkiesnummer Datum 6 maart 2008

Onderwerp Kamervragen van het lid Blanksma-van den Heuvel

Hierbij zend ik u -mede namens de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken- de antwoorden op de Kamervragen van het lid Blanksma-van den Heuvel (CDA) over de gemakkelijke verstrekking van leningen aan consumenten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

Ons kenmerk W&B/B&K/2008/5524

2070812110

Vragen van het lid Blanksma-van den Heuvel (CDA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financiën over de gemakkelijke verstrekkingen van leningen aan consumenten. (Ingezonden 19 februari 2008)

Vraag 1
Hebt u de uitzending "lenen, lenen, lenen" gezien over de gemakkelijke verstrekkingen van leningen aan consumenten?

Antwoord op vraag 1
Ja

Vraag 2
Is het u bekend dat bij het kopen op afbetaling geen enkele informatie wordt verstrekt over de voorwaarden waaronder geleend wordt? Welke rol speelt de toezichthouder hier?

Antwoord op vraag 2
Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn kredietaanbieders ­ waaronder aanbieders van goederenkrediet - verplicht om vóór het aangaan van een kredietovereenkomst een kredietprospectus aan de consument te verstrekken. Wordt een krediet aangeboden door een bemiddelaar, dan rust deze verplichting op deze bemiddelaar. Beschikt een kredietaanbieder over een website, dan mag hij het prospectus op de website beschikbaar houden en moet hij het document op verzoek van de consument ­ kosteloos- verstrekken. Het kredietprospectus bevat (deels) gestandaardiseerde informatie over de meest relevante kenmerken van het aangeboden krediet (looptijd, kosten etc.). Deze informatie stelt de consument in staat om inzicht te krijgen in het kredietproduct en dit product te vergelijken met andere kredietproducten. Of de consument deze informatie daadwerkelijk gebruikt, behoort tot zijn eigen verantwoordelijkheid.

De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de naleving van deze informatieverstrekkingsverplichting.

Zoals reeds is aangekondigd in brief van 19 oktober jl.1, wordt het kredietprospectus met de implementatie van de nieuwe richtlijn Consumentenkrediet vervangen door een zogenaamd `informatiestatuut'. Dit informatiestatuut, dat altijd vooraf en schriftelijk of op een andere duurzame drager aan de consument moet worden verstrekt, bevat de informatie die toegesneden is op het krediet dat de consument verlangt. Hoewel het maken van afzonderlijke


1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 24515, nr. 119.
---

Ons kenmerk W&B/B&K/2008/5524

informatiestatuten per consument tot meer administratieve lasten zal leiden, wordt verwacht dat op maat gesneden informatie vooraf, de consument beter inzicht geeft in onder andere de kosten van een krediet.

Naast het beschikbaar stellen van een kredietprospectus kent de Wet op het Consumentenkrediet (Wck) de verplichting om bepaalde specifieke gegevens in een kredietovereenkomst op te nemen (artikel 30 Wck).

Vraag 3
Bent u het ermee eens dat de regels voor het kopen op afbetaling moeten worden aangescherpt? Bent u bereid een onderzoek te starten naar de werkelijke omvang van de problematiek?

Antwoord op vraag 3
Voor alle vormen van kredietverlening, dus ook het kopen van goederen op afbetaling, geldt het verplichte kredietprospectus en de verplichting om een kredietwaardigheidstoets uit te voeren. Dat betekent dat kredietaanbieders altijd verplicht zijn om informatie in te winnen over de financiële positie van de consument en aan de hand van die informatie te beoordelen of de kredietverlening verantwoord is. Bij kredieten vanaf 250,- is de kredietaanbieder bovendien verplicht het Bureau Krediet Registratie (BKR) te raadplegen. Het BKR registreert alle kredietovereenkomsten met een looptijd langer dan drie maanden, waaronder koop op afbetaling, vanaf het moment van afsluiting (positieve registratie). Het gaat dus niet alleen om consumenten waarbij een betalingsprobleem is ontstaan. Op die manier krijgt de kredietaanbieder een breed beeld van de financiële positie van een consument.

Zoals is aangekondigd in de brief van 19 oktober 2007 zullen de kredietregels op een aantal belangrijke punten verder worden aangescherpt. Dit volgt deels uit de richtlijn Consumentenkrediet (vervanging van het kredietprospectus door een informatiestatuut). Maar ook uit de resultaten van een evaluatieonderzoek dat het kabinet in 2007 heeft laten uitvoeren. Daarin is de effectiviteit van de regelgeving voor krediet (waaronder ook goederenkrediet) kritisch bezien.

Een van de aangekondigde maatregelen betreft een betere invulling door de branche van de kredietwaardigheidstoets.

Zo zal door de aangekondigde uitbreiding en verbetering van de schulden- en kredietregistratie de kredietwaardigheidstoets verder worden versterkt. Naast de bestaande kredietregistratie door stichting BKR zullen in het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS) ook achterstanden van betaling aan woningcorporaties, energiebedrijven, sociale diensten, Leger des Heils en kredietbanken worden geregistreerd. In de toekomst zullen hieraan andersoortige betalingsachterstanden worden toegevoegd. Daartoe zal Stichting LIS onder voorwaarden
---

Ons kenmerk W&B/B&K/2008/5524

toegang krijgen tot de GBA. Om de kwaliteit van de kredietregistratie verder te verbeteren, krijgt ook Stichting BKR onder voorwaarden toegang tot de GBA.

Daarnaast hebben zowel de Vereniging van Financieringsondernemingen Nederland (VFN) als de Nederlandse Thuiswinkelorganisatie (NTO) nieuwe strengere gedragscodes vastgesteld. In een aantal gevallen kost de implementatie van de strengere criteria voor de thuiswinkelorganisaties enige tijd, omdat geavanceerde systemen moeten worden aangepast. Ook de cardmaatschappijen die aankopen van goederen `op de winkelvloer' financieren zullen vanaf 1 maart 2008 strengere criteria toepassen. Dit betekent dat meer relevante informatie moet worden ingewonnen en strenger moet worden getoetst of het netto-inkomen van de consument voldoende is om de lening aan te kunnen.

De situatie die in de Zembla-uitzending werd getoond - waarbij een persoon door enkel het opgeven de marge waarbinnen zijn inkomen ligt een lening krijgt -, zal niet meer mogen voorkomen op basis van de normen waaraan kredietverstrekkers zich zullen conformeren. Het netto-inkomen zal preciezer moeten worden vastgesteld. Ook de gezinssamenstelling, woonlasten, eventuele alimentatie en bestaande financieringslasten zullen dan van belang zijn. Naarmate een lening hoger wordt, geldt ook dat de consument meer (schriftelijke) bewijsstukken moeten aanleveren om zijn financiële positie te onderbouwen.

Daarnaast zal de AFM in 2008 een follow-up onderzoek uitvoeren naar verantwoorde kredietverstrekking. Dit onderzoek zal zich onder meer richten op de naleving van de aangescherpte criteria. Ook goederenkrediet zal in dit onderzoek worden betrokken.

Vraag 4
Kunt u bevestigen dat er wachtlijsten zijn in de schuldhulpverlening? Zo ja, hoe lang zijn deze wachtlijsten? Hoe worden de gemeenten beleidsmatig gestuurd om de extra gelden in te zetten om de wachtlijsten weg te werken?

Antwoord op vraag 4
Het beeld van de wachtlijstproblematiek is niet eenduidig. Ik ontvang daarover ook verschillende signalen. Al eerder heb ik aangegeven dat er geen goed landelijk beeld bestaat van de stand van zaken rondom de minnelijke schuldhulpverlening. Dit gebrek aan landelijke (beleids)informatie maakt het lastig om in te spelen op knelpunten en duiding te geven aan dit soort signalen. Daarom ben ik een onderzoek gestart naar de effectiviteit van schuldhulpverlening. Dat onderzoek gaat onder meer in op de wachtlijsten bij schuldhulpverlening. Medio 2008 komen de resultaten van dit onderzoek beschikbaar. Ik zal uw Kamer hierover vervolgens informeren. Met de VNG is in het kader van het deelakkoord participatie SZW-VNG afgesproken om de komende jaren een extra impuls te geven aan het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden. Het kabinet heeft voor dit doel tot en met 2009 een bedrag van ongeveer 65 beschikbaar gesteld via de algemene
---

Ons kenmerk W&B/B&K/2008/5524

uitkering in het gemeentefonds. Gemeenten kunnen dit naar eigen inzicht besteden (maatwerk).

Vraag 5
Wat is de stand van zaken betreffende een keurmerk voor de sector van schuldhulpverleners? Welke middelen heeft u om bedrijven die misbruik maken van mensen met schulden per direct aan te pakken?

Antwoord op vraag 5
De normcommissie Schuldhulpverlening van het Nederlands Normalisatie-instituut heeft op 18 februari 2008 concepten voor normen voor de schuldhulpverlening vastgesteld. Deze conceptnormen zullen op 1 april worden gepubliceerd zodat externe partijen commentaar kunnen geven op deze normen. Deze zogenoemde externe kritiekronde duurt tot 1 juli 2008. Vervolgens zal de normcommissie volgens de huidige planning eind oktober 2008 de definitieve normen vaststellen. Intussen wordt gestart met de inrichting van het certificatiesysteem zodat schuldhulpverleners kunnen worden gecertificeerd aan de hand van de ontwikkelde normen. De normen en de daarop gebaseerde certificatie moeten leiden tot een toetsbaar systeem waarin organisaties en personen die voldoen aan de eisen in de norm kunnen worden onderscheiden van organisaties en personen die hier niet aan voldoen. Dit moet ertoe leiden dat malafide en incompetente organisaties van de markt worden geweerd. Wanneer het vermoeden bestaat dat een bedrijf misbruik maakt van mensen met schulden kan de FIOD/ECD zo nodig opsporingsonderzoek verrichten ten behoeve van een strafrechtelijke aanpak. Dit geldt bij voorbeeld bij het niet naleven van de Wet op het consumentenkrediet, de Wet op het financieel toezicht , de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafrecht. Ook kan bij niet-naleving van de Wet op het financieel toezicht door DNB bestuursrechtelijk worden opgetreden.


---