ChristenUnie
Bijdrage debat over gratis schoolboeken
Bijdrage debat over gratis schoolboeken
woensdag 05 maart 2008 10:38
De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. De fractie van de
ChristenUnie is blij met het voorliggende wetsvoorstel. Het door de
overheid bekostigen van schoolboeken in het voortgezet onderwijs is,
naast de in 2005 al gerealiseerde afschaffing van het lesgeld, al
jarenlang een wens van de ChristenUnie. Dit is een logische wens,
gezien de ondertekening door Nederland in de jaren zeventig van een
internationaal verdrag dat kosteloos funderend onderwijs voorstond. De
heer Jasper van Dijk refereerde hier zojuist ook al aan. Helaas bleek
de afgelopen jaren hier nooit een meerderheid in de Tweede Kamer voor
te bestaan. Dat veranderde net voor de Tweede Kamerverkiezingen in
2006, toen, op de VVD na, alle toen in de Tweede Kamer
vertegenwoordigde fracties aangaven dat de schoolboeken voortaan door
de overheid zouden moeten worden gefinancierd. Deze wens is later ook
in het coalitieakkoord terechtgekomen en het gaat er deze
regeerperiode eindelijk van komen. Wij hebben er lang naar uitgekeken.
De heer Pechtold (D66):
Als je het maar vaak genoeg zegt, wordt het vanzelf waarheid. Bij het
vorige debat over de schoolboeken overviel de heer Slob mij enigszins
met dat verdrag. Deze keer heb ik mij goed voorbereid. Wat staat er nu
precies in dat verdrag uit 1978 waar Nederland een handtekening onder
gezet zou hebben? Er is een debat over geweest met minister Van der
Hoeven, die nog steeds deel uitmaakt van het kabinet. Haar woorden
gelden dus nog steeds. Zij zei: het is niet kosteloos; het gaat om
toegankelijkheid van het primair onderwijs. Zij heeft toen namens het
kabinet volgehouden dat dit niet betekent dat het kosteloos is. Kan de
heer Slob daarop reageren?
De heer Slob (ChristenUnie):
Natuurlijk wil ik daarop reageren. Ik dacht eerst dat de heer Pechtold
het weer over die motie van voor de verkiezingen wilde hebben, maar
daar komen wij misschien straks nog op terug. Ik weet dat hier heel
vaak over gesproken is en niet alleen met voormalig minister van
Onderwijs Van der Hoeven. Het verdrag dateert uit de jaren zestig en
Nederland heeft dat in de jaren zeventig ondertekend. In de periode
daarna is er van tijd tot tijd over gesproken hoe wij de term "free
education" moeten vertalen in het kader van de opdracht die de
overheid heeft om te zorgen voor goed en toegankelijk onderwijs. Mijn
fractie heeft al die tijd fundamenteel met de toenmalige regeringen
van mening verschilt over de interpretatie. Ik ben blij met de huidige
regering die duidelijk aangeeft dat wij met de maatregelen die wij nu
nemen toekruipen naar het kosteloos beschikbaar stellen van onderwijs,
zoals dat in het primair onderwijs jarenlang gebruik is. Voor het
voortgezet onderwijs was daar helaas lange tijd geen sprake van.
Gelukkig kwam toen de afschaffing van het lesgeld. Het heeft lang
geduurd, maar eindelijk kregen wij ook de VVD mee wat dat betreft. Nu
zijn de schoolboeken aan de beurt.
De heer Pechtold (D66):
Een omslachtig antwoord, maar niet op mijn vraag. Het ging om dat
verdrag en het debat dat de Kamer met minister Van der Hoeven heeft
gevoerd, toch een deskundige op dit gebied, namens het kabinet.
Minister Van der Hoeven zei dat het om toegankelijkheid gaat. Nu haalt
de heer Slob het Engelse woord "free" erbij. Ik krijg vaak free
airmiles aangeboden, maar die zijn helemaal niet gratis hoor! Het ging
om toegankelijk. Dat heeft het kabinet toen aangegeven. Dat betekent
dus niet dat je er geen euro's aan hoeft uit te geven. Ik zou graag
zien dat de heer Slob ingaat op de woorden van minister Van der Hoeven
die zij namens het kabinet heeft uitgesproken dat het ging om
"toegankelijk" en niet om "kosteloos". Anders verwart het maar het
debat.
De heer Slob (ChristenUnie):
Er is niet alleen met de toenmalige minister Van der Hoeven over dit
onderwerp gesproken. Ik herinner mij een debat met de toenmalige
minister van Onderwijs Hermans, waarin wij ook met elkaar de discussie
voerden over de vraag hoe wij deze bepaling van het verdrag moeten
uitleggen. Natuurlijk moet de overheid voor toegankelijk onderwijs
zorgen. Het zou raar zijn als dat niet een opdracht voor de overheid
was. Onze stelling is echter steeds geweest, gebaseerd op dit debat,
dat deze bepaling zo moet worden uitgelegd dat de overheid ervoor moet
zorgen dat onderwijs niet alleen toegankelijk is, maar dat het ook
gratis beschikbaar is. Mijn voorganger in deze Kamer, de heer Schutte,
heeft dat een groot aantal keren benadrukt. Daarom voeren wij strijd
tegen het lesgeld en tegen de exorbitant hoge prijzen van boeken die
op de schouders van de ouders drukken.
De heer Pechtold (D66):
Dat staat de heer Slob vrij. Ik ben heel blij met zijn uitspraak dat
dit de uitleg van de heer Schutte is. Hij noemde eerst ook de SP. Daar
haakt de ChristenUnie nu op in. Hij geeft terecht aan dat het kabinet
nooit heeft gezegd dat het onderwijs kosteloos moet zijn. Natuurlijk
mag hij wensen hebben, maar hij moet ons niet houden aan een verdrag
dat kennelijk niet namens het kabinet geldt.
De heer Slob (ChristenUnie):
Er wordt gerefereerd aan uitspraken van een minister die in een vorig
kabinet heeft gezeten. Ik denk zelfs dat zij die uitspraken onder het
kabinet-Balkenende II heeft gedaan, maar ook onder het
kabinet-Balkenende III is er nog over gesproken. De heer Pechtold weet
dat het wat merkwaardig is om een minister van een vorig kabinet
hierbij naar voren te halen om daarmee aan te geven dat dit kabinet er
precies hetzelfde in staat. Hij heeft zelf een korte periode deel
uitgemaakt van een kabinet, dus hij weet als geen ander dat het op die
manier niet werkt.
Duidelijk is dat wij blij zijn met het voorliggende wetsvoorstel. De
maatregel van gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs is om
verschillende redenen een goede zaak. Ouders met schoolgaande kinderen
hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een explosieve stijging
van de schoolkosten. Zij krijgen daarvoor nu compensatie. Dit is mede
een koopkrachtmaatregel, maar ik geloof niet dat daarmee iets mis is.
De VVD-fractie zou dit, gehoord haar kritiek van de afgelopen maanden
op het kabinetsbeleid, juist moeten toejuichen. Komt het kabinet
hardwerkende Nederlanders met schoolgaande kinderen tegemoet, dan is
het weer niet goed. Volgens mij heeft mevrouw Dezentjé Hamming deze
mensen iets uit te leggen. Om nog maar te zwijgen over partijen die
net voor de verkiezingen, in oktober 2006, hun handtekening zetten
onder een motie waarin zij uitspreken dat het onwenselijk is dat
ouders de schoolboeken nog moeten betalen en die wanneer de
verkiezingen koud voorbij zijn opeens een heel ander standpunt
innemen. Het mag hoor, zeg ik aan het adres van de heer Pechtold, maar
echt geloofwaardig is het niet.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Voorzitter. Ik wil toch even reageren op de oproep die de heer Slob
mij doet over de koopkrachtreparatie. Wij zouden dat probleem helemaal
niet hebben gecreëerd, die koopkrachtreparatie zou dan ook niet nodig
zijn geweest. Hij kan toch niet met droge ogen beweren dat hij hier
een geweldig cadeautje weggeeft? Als hij eerst de kansspelbelasting en
de verkeersboetes heeft verhoogd en dan denken dat hij daarmee een
cadeautje aan de middeninkomens? Bovendien, alleen maar aan gezinnen
en niet aan anderen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben altijd erg onder de indruk van het
lijstje dat mevrouw Dezentjé Hamming iedere keer opsomt als het gaat
om belastingverhogingen. Als burgers zich goed gedragen, zich
bijvoorbeeld netjes aan de snelheid houden die wij hebben afgesproken,
dan hebben ze daar ook helemaal geen last van. Kortom, vermijdbaar
gedrag. In dat opzicht zijn wij blij met een overheid die via de
fiscus probeert op die punten sturend op te treden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter. Ik werd even geprikkeld door hetgeen de heer Slob zei
tegen de partijen over wat zij voor de verkiezingen zeiden. Inmiddels
is er wel het een en ander veranderd, mijnheer Slob. Wat moet er nog
meer veranderen voordat u zegt "en nu moeten wij even stoppen,
misschien moeten wij nu even uitstellen" of is het: als ik het ooit
heb gezegd, blijf ik het altijd zeggen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn opmerkingen over wat er voor de verkiezingen en na de
verkiezingen is gezegd, hadden met name betrekking op de heer
Pechtold. Hij weet dat, maar het is zijn goed recht om er nu een ander
standpunt over in te nemen. Als het gaat om vragen over de uitvoering,
dan moeten die natuurlijk gesteld worden. Wij zouden geen knip voor
onze neus waard zijn als wij dat niet deden, maar daar is volgens mij
dit debat mede voor. In januari hebben wij er met de staatssecretaris
al een uitvoerig debat over gehad.
Het bekostigen van schoolboeken via de lumpsum zal op termijn volgens
mij ook goed uitwerken voor scholen die in de nieuwe situatie als
betaler ook meer mogelijkheden krijgen om ook te bepalen wat er op het
schoolboekenfront gebeurt. Wie betaalt, bepaalt; we kennen deze
zienswijze. Natuurlijk is het even wennen aan een op een andere wijze
financieren van schoolboeken en -- wij hebben daar in januari al over
gesproken -- daar krijgen scholen nu ook meer tijd voor dan
oorspronkelijk was bedoeld. Ik heb daar begrip voor en heb dat in
januari ook gesteund. Ook in haar laatste brief heeft de
staatssecretaris helder gemaakt dat scholen niet alleen meer tijd
krijgen, maar ook meer geld en dat zij het komende jaar ook
ondersteund zullen worden om de zaak echt goed op orde te krijgen. Ik
neem aan en vraag dat de staatssecretaris dat dit ook opgaat voor
eventuele juridische procedures die zouden kunnen ontstaan. Die kun je
natuurlijk nooit helemaal uitsluiten.
Alleen al de aankondiging dat de scholen zelf financieel
verantwoordelijk worden voor de schoolboeken heeft op veel scholen al
effect gehad. Reken maar dat er nu met nog meer kritische ogen naar de
boekenlijsten gekeken zal gaan worden.
De heer Pechtold (D66):
Was dit nu een bezweringsformule of een vraag aan de staatssecretaris?
U hebt al die juridische adviezen gezien waarin keihard over al die
aanbestedingsregels wordt gezegd dat het niet kan. U kent het verhaal!
Vraagt u de staatssecretaris nu om dat te garanderen of is het een
bezweringsformule, zoiets als: als de staatssecretaris dat van mening
is, zal het wel goed komen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Bezweringsformules laat ik bij D66. Ik heb een duidelijke opmerking
gemaakt over de ondersteuning die is toegezegd en nog een keer zwart
op wit staat in de brief die wij deze week van de staatssecretaris
hebben ontvangen. Ik heb haar ook gevraagd of, mochten er eventueel
juridische procedures komen -- dat kun je natuurlijk nooit helemaal
uitsluiten, zeker niet in een beginperiode -- scholen erop kunnen
rekenen dat zij daarin ondersteund zullen worden. Ik wacht het
antwoord van de staatssecretaris op die vraag af.
De heer Pechtold (D66):
In de brief van de staatssecretaris staat dat zij van mening is, een
andere mening heeft dan bijvoorbeeld de advocaten van Stibbe. Dat is
een mening, maar u zou op dit moment dan de staatssecretaris toch
moeten vragen om dat juridisch te onderbouwen? Juristen zeggen ons dat
wij die problemen krijgen, dat wij die rechtszaken krijgen. Natuurlijk
krijgen wij die problemen en rechtszaken niet hier, maar die krijgen
ze in onderwijsland. Ik neem aan dat ik met u de staatssecretaris mag
oproepen om een juridisch advies te vragen, niet om een mening.
De heer Slob (ChristenUnie):
De staatssecretaris heeft in haar brief heel goed inzichtelijk gemaakt
wat haar reactie op de vier stellingen is die vanuit de educatieve
uitgeverijen naar ons toe zijn gekomen en waar dat Stibbe-onderzoek
ook mee te maken had. Een van de risico's die voorzien wordt -- het is
volgens mij niet helemaal onterecht om te denken dat die kan ontstaan
-- is dat er mogelijk nog juridische consequenties aan vast kunnen
zitten als men een keuze maakt. Als je voor de een kiest, kies je nu
eenmaal niet voor de ander en die kan daar eventueel bezwaar tegen
aantekenen. Dat kun je nooit helemaal vermijden. Ik snap persoonlijk
heel goed dat scholen daar ook wel tegen aanhikken. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is of dat ook past bij de hele ondersteuning die zij
de scholen gaat geven en waarvoor zij ook geld uittrekt. Daar wil ik
graag een antwoord hebben en dat zal ik ongetwijfeld gaan krijgen.
Ik heb al gezegd dat scholen nu al met kritische ogen naar de
boekenlijsten kijken, maar de druk om dit te doen zal groter worden.
Terecht zal worden nagegaan of bepaalde boeken wel echt nodig zijn. Zo
zijn werkboeken dit afgelopen jaar nauwelijks gebruikt. Je kunt dan de
vraag stellen of zo'n boek weer op de lijst moet worden gezet. Waarom
moet een methode al binnen twee jaar worden vervangen? Is er goed
nagedacht over de keuzes die worden gemaakt? Dit zijn allemaal heel
legitieme vragen. Vragen die altijd gesteld moeten worden en ook wel
worden gesteld, dat weet ik ook uit eigen ervaring, maar
generaliserend gesproken klinken ze minder luid als de rekening toch
onverkort bij de ouders kan worden neergelegd. Dat kan straks niet
meer. Ik ben ervan overtuigd dat hier een wereld te winnen valt. Ik
zeg dit ook op basis van mijn eigen werkervaring in het voortgezet
onderwijs, destijds met een grote betrokkenheid bij het ontwikkelen en
in de markt zetten van onderwijsmethoden.
Het is ongehoord hoe hoog de boekenprijzen zijn geworden in de
afgelopen jaren, niet alleen in vergelijking met de ontwikkelingen van
de afgelopen jaren, maar ook in Europees perspectief. Daar moet iets
aan worden gedaan, maar die rekening mag niet bij de ouders worden
gelegd. Dit wetsvoorstel biedt mede mogelijkheden om hier iets aan te
doen.
Ik ben niet in alles onder de indruk van de kritiek van de
distributeurs en educatieve uitgeverijen. Met alle respect voor hun
positie die ik begrijp en ken, begrijp ik ook dat zij graag de huidige
situatie zouden voortzetten. Het gaat hier om grote belangen, ook in
financieel opzicht. Ons belang is echter een ander.
Ik heb begrip voor de zorg van de docenten over hun betrokkenheid bij
de keuze van boeken. Als er nieuwe situatie ontstaat, roept die vragen
op. De staatssecretaris heeft in haar brief van gisteren duidelijk
gemaakt dat de betrokkenheid van docenten bij de keuze van boeken
gewaarborgd blijft, ongeacht de keuze die de school maakt voor het
traject voor de aanbesteding. Ik vraag de staatssecretaris om hier
glashelder over te zijn. Natuurlijk moeten de docenten betrokken zijn
bij de methoden waarmee zij in de klas moeten werken.
Ik ben van mening dat de scholen de nieuwe situatie als een uitdaging
kunnen beschouwen om, nog meer dan nu, zeer gericht een eigen
boekenbeleid neer te zetten, inclusief de financiële aspecten ervan.
Nogmaals, wie betaalt, bepaalt. Docenten kunnen hierbij heel gericht
worden ingezet, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van eigen
lesmateriaal. Kan de staatssecretaris bevestigen dat die situatie zich
op die manier kan voordoen?
Tijdens het spoeddebat op 23 januari jongstleden is al een groot
aantal aspecten van een zorgvuldige invoering van de financiering van
schoolboeken in het vo via de lumpsum aan de orde geweest. Het kabinet
heeft ervoor gekozen om voor het cursusjaar 2008-2009 een financiële
bijdrage van EUR308 aan de ouders over te maken in plaats van het geld
op dat moment al toe te voegen aan de lumpsum van de scholen. Dit is
een praktische oplossing om de scholen een cursusjaar lang, dus twaalf
maanden, in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan de Europese
aanbestedingsregels. Ik heb in januari al gezegd dat mijn fractie deze
oplossing steunt.
Wij hebben toen ook uitvoerig gediscussieerd over de hoogte van het
bedrag. De staatssecretaris heeft in antwoord op mijn vragen toegezegd
dat er voor 2008 nog een prijscorrectie zal plaatsvinden. Ik neem aan
dat zij bij die toezegging blijft.
Ik heb uit de media begrepen dat de SP van mening is dat de maatregel
om EUR308 over te maken aan de ouders ook na het komend cursusjaar
moet worden voortgezet. Dit lijkt mij een slecht plan. Op die manier
staat er voor langere tijd geen druk, ook geen financiële druk, op de
scholen om gericht met de boekenlijsten bezig te zijn.
Daar komt bij dat er ondanks de WTOS nog steeds veel leerlingen zonder
schoolboeken op scholen rondlopen, vooral in de grote steden. De
ouders krijgen soms wel een tegemoetkoming. Er is overigens een groot
percentage ouders dat daar recht op heeft, 37%, maar er geen gebruik
van maakt. Aan die onwenselijke situatie komt straks een einde als het
geld in de lumpsum wordt opgenomen en de scholen alle leerlingen met
boekenpakketten zullen bedienen. Dat moet de heer Van Dijk toch ook
wat waard zijn. Dat geldt in ieder geval wel voor mijn fractie.
De voorzitter:
Ik begrijp, mijnheer Van Dijk dat u zich uitgedaagd voelt, maar u kunt
ook reageren in uw eigen termijn. Ik begrijp dat u liever nu een vraag
stelt?
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Slob moet wel goed citeren, want ik heb gezegd dat wij
onderzoek moeten doen naar een zorgvuldige wet. Ik wil namelijk dat op
alle vragen over de aanbesteding een goed antwoord wordt gegeven. Een
jaar moet voldoende zijn om die antwoorden te vinden en totdat het zo
ver is, kun je die EUR308 gewoon aan de ouders overmaken.
De heer Slob (ChristenUnie):
Volgens mij erkende u in januari nog dat de regering met een
zorgvuldige wet is gekomen, omdat de scholen een jaar langer de tijd
kregen, terwijl zij maar vier maanden nodig hebben om de procedure
rond te krijgen. Zij kunnen het zelf doen, maar ze kunnen het ook
uitbesteden. Ik wacht uw termijn nog even af, maar ik krijg wel de
indruk dat u wegloopt voor de verantwoordelijkheid voor een punt
waarvoor u zelf jarenlang hebt gepleit.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het gaat mij om het draagvlak. Uit krantenberichten blijkt dat u als
voorstander van deze spoedwet daarmee een groot probleem hebt.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik neem deze opmerking voor kennisgeving aan.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
U bent blijkbaar ontzettend blij met de gratis schoolboeken.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is fantastisch!
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
U bent er echter ook van overtuigd dat de boeken goedkoper zullen
worden. Op welke informatie baseert u dat eigenlijk? Ik wil u toch ook
confronteren met een onderzoek van Iddink voortgezet onderwijs BV
onder schoolleiders. Iddink vroeg een reactie op de volgende stelling:
Ik verwacht dat de werking van de schoolboekenmarkt verbetert als de
school naast bepaler ook betaler wordt. De helft van de schoolleiders
antwoordde dit niet te verwachten. Een andere stelling: Ik verwacht
dat de werking van de schoolboekenmarkt verbetert door Europese
aanbesteding. Daarop zei 83% nee. Volgende stelling: Het bedrag dat
onze school eventueel tekort komt aan schoolboeken, willen wij
compenseren met... 43% van de schoolleiders zei dat de boekenlijst zo
zou worden aangepast dat er geen tekort meer is. Hoezo kwaliteit van
onderwijs?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik ben onder de indruk van de consistentie van mevrouw Dezentjé. Zij
weet echter ook dat de boekenprijs in de periode 2000-2005 met 35% is
gestegen, terwijl het besteedbaar inkomen van twee-oudergezinnen in
die periode met ongeveer 18% is gestegen. Daar zit een enorme kloof
tussen. Zij weet verder ook heel goed dat de boekenprijs in de
cursusjaren 2006/2007 en 2007/2008 harder is gestegen dan de inflatie.
De boekenprijs blijft dus maar stijgen. Wij zullen daarom naar
instrumenten moeten zoeken om scholen te dwingen gerichter te kijken
naar wat ze aanbieden. Alleen zo kunnen wij de boekenprijs naar
beneden brengen.
Verder is de kloof tussen de boekenprijs in het buitenland en
Nederland enorm. Wij moeten natuurlijk niet terug naar een
boekenpakket van ongeveer EUR100, want dat zou ten koste gaan van de
kwaliteit. Er zit echter een hele wereld tussen meer dan EUR300 en
EUR100. Die wereld moeten wij terugwinnen in het belang van de ouders.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Waarom hebt u uw aandacht dan niet gericht op het goedkoper maken van
de schoolboeken? Dat was veel beter geweest dan dit gedrocht van een
wet. De schoolboeken zijn te duur. Dat laat de situatie in de ons
omringende landen wel zien. De gratis schoolboeken zijn verder een
inkomenspolitieke maatregel.
De heer Slob (ChristenUnie):
De problematiek van de te dure schoolboeken is mijn fractie al jaren
een zorg en overigens ook de meeste andere fracties. Ik herinner mij
nog goed de hoorzitting die wij in de vorige kabinetsperiode met een
groot aantal managers uit het onderwijs hebben gehouden. Wij hadden
die managers gevraagd om in de Kamer uit te leggen waarom het hen niet
lukte om de schoolboekenprijzen in de hand te houden. Een aantal van
hen zei dat het gewoon niet lukte en dat hulp van de politiek nodig
was.
Dit wetsvoorstel is een effectief instrument, want de scholen zullen
het moeten doen met het geld dat ze krijgen. Daarover is zorgvuldig
nagedacht. Een school moet vanaf nu dus echt alles uit de kast halen
om de prijs van het boekenpakket beheersbaar te houden. Dat mogen wij
van scholen vragen en het is goed dat wij dat nu doen.
Het geeft niet dat u selectief citeert uit onderzoeken. Dat kan ik
allemaal wel hebben, maar ik vraag u dan ook om achter die onderzoeken
te kijken. Wie heeft die onderzoeken gedaan en met welk doel?
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Ik begrijp niet waarom de heer Slob zo star vasthoudt aan zijn
standpunt, want in Duitsland kosten schoolboeken ongeveer EUR40. Daar
wordt helemaal niets Europees aanbesteed. Moet u daar dan niet eens
naar kijken in plaats van star vast te houden aan deze verkeerde wet?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik begrijp de opmerking over starheid niet, maar als je, zoals in
Duitsland, de kosten van schoolboeken weet te reduceren tot het bedrag
dat u noemde, zal er geen sprake zijn van Europese aanbesteding, want
dan kom je nooit boven de drempel van verplicht aanbesteden. Het zou
mij ook een lief ding waard zijn om in Nederland de situatie te
creëren waarin de scholen ervoor gaan om onder dat bedrag te komen.
Het is mogelijk dat deze wet zoveel druk op de ketel zet dat wij die
situatie gaan realiseren, al hoop ik niet dat wij uitkomen op EUR40,
want met de kennis die ik heb van schoolboeken, kan ik mij niet
voorstellen dat je daarvoor kwalitatief goede boeken krijgt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik doe een korte suggestie aan de heer Slob: als wij dat nu eens
gingen onderzoeken?
De heer Slob (ChristenUnie):
Wij hoeven dat helemaal niet te onderzoeken. Wij moeten met elkaar nu
duidelijke keuzes maken: een keuze voor het overgangsjaar om ervoor te
zorgen dat de ouders toch het geld krijgen waarmee zij al rekening
hebben gehouden. Er zijn immers verwachtingen gewekt, en daar lopen
wij niet voor weg. Voor mij is dat ook de reden geweest om in januari
te zeggen: alles goed en wel, ik snap dat het kabinet zegt dat wij er
lang over moeten gaan doen, maar het kan niet zo zijn dat wij ook de
compensatie van de ouders dan nog een jaar gaan doorschuiven. Hulde
voor het standpunt dat het kabinet heeft ingenomen. Het kabinet wist
ook dat het in de Kamer niet zou wegkomen met een ander standpunt. Ik
denk ook dat het kabinet het zelf niet anders wilde. Wij hebben deze
wet nu gewoon nodig; om de overgangssituatie te regelen, maar ook om
duidelijk te maken dat wij het de komende jaren zo gaan doen. Wij gaan
het geld toevoegen aan de lumpsum en vragen van de scholen om daarmee
straks om te gaan. Ik vind het helemaal niet zo vreemd: de lumpsum
kennen wij in het voortgezet onderwijs sinds 1996 en er is inmiddels
de nodige ervaring mee opgedaan. De scholen waren er erg blij mee dat
zij het geld kregen en zelf hun keuzes konden maken. Er wordt nu een
onderwerp toegevoegd aan de lumpsum. Dat moet zorgvuldig gebeuren en
die zorgvuldigheid nemen wij in acht in de vorm van extra tijd en
extra geld. Ik vind het zeer ver gezocht dat er een relatie wordt
gelegd met het rapport van de commissie-Dijsselbloem. Het gaat niet om
een onderwijsvernieuwing à la het nieuwe leren, maar om een andere
manier van bekostigen van schoolboeken. De keuze daarvoor maken wij
heel zorgvuldig, maar wel zeer zelfbewust.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter...
De voorzitter:
Ik begrijp uw verlangen om op dit onderwerp door te gaan, maar ik
verzoek de heer Slob, zijn betoog voort te zetten.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik ga afronden. Mijn fractie hecht aan een zorgvuldige
evaluatie van deze wet. Er stond nog geen evaluatiebepaling in de wet,
en daarom heb ik mijn handtekening gezet onder een amendement waarmee
wordt beoogd een dergelijke evaluatiebepaling in de wet op te nemen.
Vanwege de vragen die er zijn, moet die bepaling gedetailleerd
aangeven welke onderdelen van de wet de komende jaren geëvalueerd
zouden moeten worden. Ik ga ervan uit dat de eerste indiener van dit
amendement, mevrouw Kraneveldt, daaraan straks wat meer woorden zal
wijden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik heb ontzettend veel vragen aan de heer Slob, maar ik houd het bij
één. U begon over het kosteloos maken van het voortgezet onderwijs,
net als het primair onderwijs. Wij weten allemaal dat er het vmbo veel
meer kosten kent dan alleen boeken. In het mbo hebben wij ook 16- en
17-jarige leerlingen die niet in aanmerking komen voor deze
tegemoetkoming. Als u zo voor kosteloos onderwijs bent, waarom bent u
daar dan niet over begonnen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Het gaat om kosteloos funderend onderwijs. Wij hebben het dan over het
primair en voortgezet onderwijs. Die term wordt ook in het
internationale verdrag genoemd. Het is goed om te preciseren wat wij
onder leermiddelen verstaan. Dat is inmiddels gebeurd en wij kunnen
het in de wet terugvinden. Extra kosten moeten verder worden geregeld
tussen school en ouders. Je kunt niet onverkort zeggen: van alles wat
u uitgeeft, kunt u de rekening bij de overheid indienen. Wij moeten
dat dus heel scherp formuleren. Mijn indruk van de wet is, dat dit is
gebeurd.
Wat betreft het mbo legt u de vinger op een gevoelige plek. Ook wij
hebben vaker in de Kamer aangegeven dat wij vinden dat er wat
scheefgroei is tussen het voortgezet onderwijs en het mbo, zeker als
je kijkt naar wat er daar de afgelopen jaren aan compensatie heeft
plaatsgevonden: het lesgeld weg -- daar waren wij blij mee -- en nu de
schoolboeken. Ik vind dat een punt van aandacht. Ik vind wel dat wij,
als wij daaraan iets zouden willen doen -- ik denk dan overigens niet
direct aan de schoolboeken, maar eerder aan de reiskosten -- dat op
een zorgvuldige manier moeten doen, namelijk op momenten dat wij boter
bij de vis kunnen leveren. Dat gaan wij niet eventjes zomaar uit de
losse pols doen bij een debat als dit.
De heer Dibi (GroenLinks):
Dus die ov-jaarkaart voor mbo-leerlingen komt er eindelijk namens de
ChristenUnie?
De heer Slob (ChristenUnie):
U begint gelijk al gedetailleerd in te vullen, maar het is bekend dat
mijn fractie vaker aandacht heeft gevraagd voor de situatie in het
mbo. Ik vind dat wij bestaande mogelijkheden zullen moeten benutten,
maar het moet financieel wel rond te krijgen zijn.
De heer Pechtold (D66):
Het betoog van de ChristenUnie is vooral gebaseerd op "wij willen dat
het gratis is, dus het zal gratis zijn". Daarmee geeft de heer Slob
aan, zeker toen hij het koopkrachtargument erbij haalde, dat het niet
om onderwijsbeleid gaat, maar om inkomenspolitiek. Hij zei: wij wilden
ook wat aan de koopkracht doen. Zou hij kunnen ingaan op het argument
dat daartegen pleit, namelijk dat ouders met een inkomen van minder
dan EUR30.000 nu al voor een maximum van EUR600 gratis boeken kunnen
krijgen, dus het dubbele van de EUR308 die hij hen dit jaar ter
beschikking wil stellen? Dat betekent dus dat de maatregel van dit
kabinet eigenlijk gewoon ouders ten goede komt met een middeninkomen
of een hoger inkomen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik blijf het bizar vinden dat ik nu moet gaan uitleggen waarom wij
verder moeten gaan met het via de lumpsum bekostigen van schoolboeken
aan een vertegenwoordiger van de fractie die daar net voor de
verkiezingen van 2006 zo hartgrondig voor was, maar goed. Ik zal mij
daar maar even overheen zetten. Misschien moet de heer Pechtold de
vorige woordvoerder nog een keer bellen.
De heer Pechtold (D66):
U hebt in dit debat al vijf keer geprobeerd om er onderuit te komen,
maar het lukt u maar niet.
De heer Slob (ChristenUnie):
Dat zegt wel iets, mijnheer Pechtold. Daar moet u maar over nadenken.
U zegt wel iets tegen de kiezer en als de kiezer dan weer gesproken
heeft, is uw positie op dit onderwerp opeens helemaal anders.
De heer Pechtold (D66):
Dat zou ik met dit kabinet maar niet te veel zeggen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is natuurlijk helemaal niet de bedoeling geweest dat deze
maatregel ook een koopkrachtmaatregel zou zijn. Het is er echter wel
een effect van. Ik heb daar niet zoveel bezwaren tegen. Ik heb mij
verbaasd dat de VVD-fractie zich daar zo druk om maakt. Zij zou dit
soort maatregelen juist prachtig moeten vinden. Algemene
lastenverlaging voor iedereen. Prachtig, al die hardwerkende mensen
die daarvan kunnen profiteren. Wat de WTOS betreft: die is uit
verschillende elementen opgebouwd. Daar zit een boekencomponent in,
maar men kan ook voor andere schoolkosten een vergoeding krijgen.
Kijkt u dan nog eens goed naar de stukken: de WTOS wordt niet in een
keer helemaal afgeschaft. Voor de boeken krijgt men straks EUR308
netjes op de rekening overgemaakt. Ik ga ervan uit dat dit ordentelijk
zal verlopen. Daar zullen al die ouders aan het eind van het jaar heel
erg blij om zijn. Ik denk dat dit kabinet en alle fracties die het
voornemen gesteund hebben, daar dankbaar voor zijn. Voegt u zich in
deze rij.
De heer Pechtold (D66):
De heer Slob gaat steeds geïrriteerder en sneller praten en hij gaat
steeds meer woorden gebruiken, maar hij geeft geen antwoord. Ik zeg
dat deze maatregel, die geen onderwijsbeleid is, maar
inkomenspolitiek, niet geldt voor ouders met een inkomen van minder
dan EUR30.000. Ik geef aan dat die ouders de boeken nu al gratis
krijgen en dat dus wat de heer Slob koopkrachtreparatie noemt, alleen
geldt voor middeninkomen en hogere inkomens. Zou hij gewoon kort
daarop in kunnen gaan, zonder weer te vervallen in allerlei irritaties
over verkiezingen en dergelijke? Ik weet niet waar het allemaal
vandaan komt. Kan hij gewoon antwoord geven op mijn vraag? Dit
voorstel werkt alleen voor ouders die meer dan EUR30.000 verdienen.
Het werkt niet voor de ouders waarvoor de heer Tichelaar destijds hier
stond te pleiten.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik weet niet waar de heer Pechtold het vandaan haalt dat ik
geïrriteerd zou zijn, maar ik wil best antwoord geven op zijn vraag
die uit tien regels bestaat. Het klopt dat er aan een bepaalde
categorie ouders al compensatie wordt gegeven. Zij kunnen overigens
nog steeds extra geld krijgen voor andere kosten die zij maken. Wij
gaan dat nu verbreden. Het gaat nu voor alle ouders gelden, in relatie
dus tot het standpunt dat wij hebben, ook voortkomend uit het
internationale verdrag op grond waarvan wij met elkaar moeten streven
naar kosteloos onderwijs.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Ik heb nog één slotvraag. Ik hoor de heer Slob net zeggen dat iedereen
nu een koopkrachtverbetering krijgt door de gratis schoolboeken, maar
dat is dus echt niet het geval. Wij hebben het hier alleen over
gezinnen en ik hoop dat de ChristenUnie heel goed weet dat er andere
samenlevingsvormen zijn. Als dit hem zo dierbaar is, moet hij daar ook
eens naar kijken.
De heer Slob (ChristenUnie):
Wij hebben met elkaar ook geconstateerd dat 37% van de ouders geen
gebruik maakt van de WTOS, ondanks het feit dat zij daar wel recht op
hebben. Die ouders gaan wij straks ook bedienen, dit misschien ook in
aanvulling op de vraag van de heer Pechtold. Wij weten ook dat veel
ouders net over de rand heen vallen. Zij worden straks eveneens
optimaal bediend. Kortom, dit is een heel goede maatregel waar al die
ouders met gezinnen, ook eenoudergezinnen, ontzettend blij mee zullen
zijn.