Vrije Universiteit Amsterdam

Persbericht VU
07-03-2008

Onderzoek naar ethiek van besturen

Stadsdeelraadsleden en eigen belang

Hoe zit het met de belangenverstrengeling van de Amsterdamse stadsdeelraadsleden? In 2007 publiceerde de Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam een onderzoek naar mogelijke belangenverstrengeling van stadsdeelraadsleden uit Amsterdam Zuidoost. Bestuurskundige prof. Hans van den Heuvel en enkele van zijn studenten van de Vrije Universiteit deden onlangs onderzoek naar de elf andere deelraden in Amsterdam. Uit het onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de deelraadsleden geen belangen had bij een door het eigen stadsdeel gesubsidieerde maatschappelijke organisatie . Er zijn echter kanttekeningen.

Bij het aanvaarden van een nevenfunctie zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid bepalend. Om controle mogelijk te maken moeten gemeenteraadsleden hun nevenfuncties openbaar maken. Bij belangenverstrengeling moet duidelijk zijn welke belangen precies in het geding zijn. De Algemene Wet Bestuursrecht (ABW) doet een beroep op de politicus die een ambt bekleedt en op het bestuursorgaan om hierin een goede afweging te maken.

Bij het onderzoek, dat gehouden werd in de vorm van een enquête, is ook het stemgedrag van de raadsleden onderzocht. In totaal hebben 143 van de 322 aangeschreven deelraadsleden gereageerd, een respons van 44,42 %. Het blijkt dat meer dan 70 % van de raadsleden uit elf deelraden niet bij een door de gemeente gesubsidieerde maatschappelijke organisatie is betrokken. Weinig raadsleden hebben wel meegestemd over subsidieverstrekking aan een maatschappelijke organisatie waar zij bij betrokken zijn:26 leden hebben dit wel gedaan. Dit is in strijd met de Gemeentewet die voorschrijft dat een Gemeenteraadslid niet deelneemt aan een stemming over een kwestie die hem persoonlijk aangaat. Vijftien deelraadsleden gaven aan aanwezig te zijn geweest bij de stemming en dertien waren aanwezig bij de beraadslaging over de toekenning van subsidie. Dit is niet wettelijk verboden, maar wordt wel als onwenselijk gezien.

Hoewel dit onderzoek niet als representatief bedoeld is, kan als resultaat worden aangemerkt dat de overgrote meerderheid van de deelraadsleden in de huidige raadsperiode niet bij de subsidietoekenning van een gerelateerde maatschappelijke organisatie is betrokken. Ook moet worden geconcludeerd dat bij ieder stadsdeel toch een of meer raadsleden op een bepaalde manier betrokken waren bij de besluitvorming rond subsidie aan een organisatie die door hun deelgemeente werd gefinanceerd.