Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk
7 maart 2008 BVE/2008/I&I/3670

Onderwerp
Experimenten vmbo-mbo2

Het vmbo bereidt leerlingen voor op een vervolgopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs. Toch stranden veel van deze jongeren op de overgang van vmbo naar mbo. In 2007 schreven ruim 7.000 jongeren met een vmbo-diploma zich niet in voor een vervolgopleiding. Om ervoor te zorgen dat minder jongeren voortijdig het onderwijs verlaten is het noodzakelijk dat het vmbo en het mbo meer met elkaar samenwerken. Een van de manieren om de overstap vmbo-mbo verder te versterken is het opzetten van een geïntegreerde leerroute vmbo-mbo2. In deze brief wil ik u graag informeren over deze experimenten vmbo-mbo2.

Experimenten vmbo-mbo2
Op verzoek van het onderwijsveld wil ik met ingang van 1 augustus 2008 starten met experimenten vmbo-mbo2. Een beperkt aantal scholen krijgt de ruimte om voor vmbo-leerlingen uit de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bb) het onderwijs zó vorm en inhoud te geven, dat meer leerlingen het mbo-niveau 2 diploma halen. Voortijdig schoolverlaten kan op deze wijze verder teruggedrongen worden.

In de uitvoeringsbrief schooluitval van 30 november 2007 (kamernummer 26695, nr.42) heb ik aangegeven wat er wordt gedaan om het ingezette beleid voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten nog krachtiger uit te voeren. Daarnaast heb ik in mijn brief van 21 december 2007 (kamernummer 30079, nr.9) de ontwikkelingen in het vmbo geschetst. In beide brieven kondig ik de experimenten vmbo-mbo2 aan. Tot slot heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van OCW op 12 en 13 december 2007 uw Kamer geïnformeerd over de experimenten vmbo-mbo2 en toegezegd u nader te informeren. Met deze brief voldoe ik aan de toezegging.

Doel experimenten vmbo-mbo2
Het doel van de experimenten is om vmbo-leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg toe te leiden naar een startkwalificatie. De meeste leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg behalen het vmbo- diploma. Desondanks schrijven jaarlijks enkele duizenden vmbo-gediplomeerden zich niet in voor een vervolgopleiding of struikelen deze leerlingen al in de eerste maanden van hun mbo-opleiding. Daarom Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/3

wil ik op beperkte schaal ervaring opdoen met geïntegreerde trajecten vmbo-mbo2. In het experiment volgen de leerlingen één programmatisch geïntegreerd traject van de bovenbouw vmbo basisberoepsgerichte leerweg tot en met mbo-niveau 2 op één school (een `leergang vmbo-mbo2') en met één pedagogisch-didactische aanpak. Uit de gesprekken met scholen en instellingen die in dit experiment zijn geïnteresseerd blijkt dat dit experiment het best vorm kan worden gegeven op vmbo- vestigingen of `unilocaties , campussen en/of leerdorpen', locaties waarbij huisvesting van vmbo en mbo bij elkaar zijn gebracht. Het experiment combineert de kleinschaligheid en geborgenheid van het vmbo met de praktijkgerichtheid van het mbo.

Kaders
De experimenten richten zich op de kwalificaties, examinering en diplomering van de mbo-opleidingen op niveau 2. De deelnemende scholen zijn vrij om het traject inhoudelijk vorm te geven. De experimentscholen zijn niet gebonden aan het vmbo-programma en de vmbo-examinering. Het uitgangspunt van de vierjarige leerroute is dat het onderwijs zich binnen het aanwezig mbo2-aanbod richt op de leerdoelen, op een manier van leren die bij de leerling past. Hij krijgt de mogelijkheid om zich op de aanwezige afdelingen en sectoren te oriënteren en zodoende een goed gemotiveerde keuze voor een sector en mbo-opleiding te maken. Uit gesprekken met scholen en instellingen die in het experiment geïnteresseerd zijn komt duidelijk naar voren dat ze bij de start van de experimenten vasthouden aan het vmbo-programma van het vmbo en dan pas geleidelijk overgaan naar het mbo- programma. Hiermee wordt voorkomen dat leerlingen te snel te smal worden opgeleid. De scholen onderstrepen hiermee het belang van loopbaanoriëntatie- en begeleiding in deze maattrajecten. Daarnaast eis ik van alle deelnemers aan het experiment dat ze een terugvaloptie inbouwen in hun onderwijstraject. Leerlingen die dreigen te stranden in deze geïntegreerde leerroute, moeten tijdig begeleid worden naar een vmbo-diploma of een mbo-diploma. Aan de hand van twee cohorten wil ik laten onderzoeken wat de meerwaarde is van de experimenten vmbo-mbo2 ten opzichte van de reguliere vormen van samenwerking tussen vmbo en mbo, die in de praktijk op dit moment tegen een complex stelsel aan regels en administratieve voorschriften aanlopen.

Uitvoering en planning
In de afgelopen twee maanden zijn diverse gesprekken gevoerd met scholen en instellingen die in het experiment geïnteresseerd zijn. Hierdoor is een goed beeld ontstaan over wat haalbaar en wenselijk is bij de scholen en instellingen.
Ik ben voornemens het experiment te beperken tot ten hoogste 5000 leerlingen, verdeeld over verscheidene scholen en instellingen.
We hebben afgesproken met geïnteresseerde scholen en instellingen dat zij vóór eind april plannen in dienen, waarin duidelijk wordt hoe de experimenten vorm en inhoud krijgen, zodat we voor die scholen en instellingen die klaar zijn op 1 augustus 2008 het startsein voor de experimenten kunnen geven.

Om de opgedane ervaring tijdens de experimenten voor deelnemende scholen en beleidsinstanties inzichtelijk te maken, wordt tijdens het experiment een onderzoek opgezet. Hiermee wordt de basis

blad 3/3

gelegd voor een `evidence based' besluit- en beleidsvorming over de toekomst van de samenwerking tussen vmbo en mbo.
Er worden dus géén onomkeerbare stappen gezet met het starten van dit experiment. Naast de `experimentscholen' wordt een controlegroep opgezet van samenwerkende vmbo-scholen en mbo-instellingen, die wordt gebruikt voor de vergelijking van zowel de kwantitatieve als kwalitatieve resultaten. Daarnaast wordt er ook met landelijke databestanden een mogelijkheid gecreëerd om de resultaten te vergelijken. Deze beide vergelijkingen maken het mogelijk om een uitspraak te doen over het rendementsverschil.

Ik ben voornemens om spoedig een ministeriële regeling te publiceren op grond waarvan deze experimenten mogelijk worden gemaakt. Deze regeling loopt vooruit op een wetsvoorstel waarmee een regeling voor de experimenten wordt getroffen in de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart