SGP


11 - 03 - 08 | Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Vlies over kinderen met spina bifida.

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Vlies over kinderen met spina bifida.

Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het artikel van T.H.R. de Jong over kinderen met spina bifida (open ruggetje) en de berichtgeving hierover? 1) Wat is uw oordeel over dit artikel?
Antwoord 1
Ja. De auteur stelt zich op het standpunt dat er geen enkele denkbare reden is voor levensbeëindiging bij pasgeborenen met spina bifida. Over de waarde van de medisch-wetenschappelijke onderbouwing van het standpunt kan ik niet oordelen. Wel acht ik het van belang dat, zeker als het gaat om zoiets ingrijpends als levensbeëindiging bij pasgeborenen, artsen zich blijven bevragen over de ondraaglijkheid van lijden bij bepaalde aandoeningen en over de vraag of dat lijden nog op andere wijze kan worden verlicht.

Vraag 2
Deelt u de mening dat kinderen met een handicap recht op leven hebben? Antwoord 2
Ja, ik deel die mening.

Vraag 3
Deelt u voorts de mening dat discriminatie op basis van een handicap in strijd is met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet? Antwoord 3
Ja, ik deel die mening.

Vraag 4
Deelt u bovendien de mening dat selectie van embryoâs op basis van een handicap in strijd is met de menselijke waardigheid? Antwoord 4
Indien er in een familie een individueel verhoogd risico bestaat op een ernstige erfelijke aandoening, is het op grond van het Planningsbesluit klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering toegestaan een embryo te selecteren met behulp van preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD). Bij PGD wordt een embryo in vitro genetisch getest op de aanwezigheid van een specifieke ernstige aandoening. Met een aangedaan embryo in vitro wordt geen zwangerschap tot stand gebracht.
Ik ben van mening dat het voorkómen van ernstig lijden bij het kind een aspect van menselijke waardigheid is. Vanuit dat oogpunt acht ik het gerechtvaardigd dat een embryo in vitro geselecteerd wordt met als doel het voorkómen van een ernstige genetische aandoening bij het kind. Ook acht ik de beschermwaardigheid van het leven een belangrijke waarde. Deze beschermwaardigheid komt tot uitdrukking in de strikte voorwaarden die voor PGD gelden. Dat het moet gaan om een ernstige aandoening, is er daar één van.

Vraag 5
Hoe oordeelt u in het licht van deze fundamentele rechtsbeginselen over het leven van kinderen met een handicap, en in het bijzonder van kinderen met spina bifida, zowel voor als na de geboorte? Antwoord 5
Menselijke waardigheid acht ik het kernbegrip van mijn beleid. Daarbij stel ik een drietal waarden centraal, te weten de beschermwaardigheid van het leven, goede zorg en autonomie. Deze drie waarden vullen elkaar vaak aan, maar botsen soms ook.
De rechten van de mens spelen een essentiële rol in de vormgeving van het ethische beleid. Deze rechten gelden voor iedere persoon, dus vanzelfsprekend ook voor kinderen met een handicap, ongeacht welke handicap. Meer specifiek voor het recht op leven wil ik u wijzen op de vierde periodieke rapportage over het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR) die Nederland in 2007 aan het Comité voor de rechten van de mens behorende bij dit VN-verdrag heeft aangeboden.

Vraag 6
Hoe oordeelt u over het gegeven dat in 95% van de gevallen van een open rug, vrouwen kiezen voor een abortus? In hoeverre is dit gegeven een gevolg van onvolledige informatie over de levensverwachting en
-perspectieven van kinderen met spina bifida? Antwoord 6
Ik meen dat ik voorzichtigheid moet betrachten met algemene uitspraken over zeer individuele, specifieke situaties. Bij de keuze tot abortus spelen bijna altijd meerdere factoren een rol, waarvan een geconstateerde afwijking er één kan zijn. Als uit de echo een afwijking blijkt, wordt een vrouw doorverwezen naar één van de acht vergunninghoudende centra voor prenatale diagnostiek. In deze centra zijn deskundigen aanwezig die de vrouw voorzien van goede hulp en informatie over de perspectieven van kinderen met spina bifida. Daarnaast is vorig jaar een informatieblad opgesteld over open ruggetje en open schedel. Dit informatieblad is bedoeld voor aanstaande ouders die overwegen een 20-weken echo te laten doen.

Vraag 7
Indien het oordeel van de internationale deskundigen in het hierboven genoemde artikel 2) over de kwaliteit van leven van kinderen met spina bifida en de mate van hun lijden waar zou zijn, deelt u dan de mening dat de Nederlandse praktijk van omgaan met deze handicap heroverwogen dient te worden?
Antwoord 7
Men kan niet spreken over âde Nederlandse praktijk van omgaan met deze handicapâ. In veruit de meeste gevallen kan een pasgeborene met spina bifida dusdanig worden behandeld dat hij of zij een min of meer gunstig perspectief heeft. Zie inzake spina bifida en zwangerschapsafbreking mijn antwoord bij vraag 6.

Vraag 8
Hoe oordeelt u over de stelling van de heer De Jong dat bij de geboorte de toekomstperspectieven van kinderen met spina bifida, en hun kwaliteit van leven, niet met zekerheid kunnen worden beschouwd als hopeloos en betekenisloos? 3) Wat betekent deze stelling voor de houdbaarheid van het Groningen-protocol?
Antwoord 8
De ernst van spina bifida kan sterk variëren, onder meer afhankelijk van de hoogte waarop de aandoening zich op de wervelkolom manifesteert. De vraag is ook niet of de kwaliteit van leven kan worden beschouwd als hopeloos en betekenisloos, maar in hoeverre er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden bij de pasgeborene. De richtlijn van de NVK waarvoor het Gronings protocol model heeft gestaan, beschrijft voorwaarden waaronder in uitzonderlijke gevallen een arts samen met de ouders kan besluiten het leven van de pasgeborene te beëindigen.
Indien de inschattingen omtrent diagnose en prognose te onzeker zijn, zal een arts niet tot de overweging komen om het leven van de pasgeborene te beëindigen en is de betreffende richtlijn niet van toepassing.

Vraag 9
In hoeverre maken de palliatieve mogelijkheden om het lijden van pasgeborenen te verzachten onderdeel uit van het Groningen-protocol? Deelt u de mening dat deze mogelijkheden in de concrete situatie grondig overwogen dienen te zijn alvorens een besluit genomen kan worden om het leven van deze kinderen te beëindigen? Antwoord 9
Eén van de zorgvuldigheidseisen is dat de arts met de ouders tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin het kind zich bevond geen redelijk andere oplossing was. Dat betekent dat de arts de palliatieve mogelijkheden zorgvuldig moet hebben onderzocht.

Vraag 10
Worden de mogelijkheden van palliatieve zorg bij de beslissingen rond het einde van het leven van pasgeborenen voldoende meegewogen? Op welke manier blijkt dit uit de verslaglegging?
Antwoord 10
Palliatieve zorg is een integraal onderdeel bij behandeling van pasgeborenen. Bij de verslaglegging in het kader van de meldingsprocedure voor levensbeëindiging bij pasgeborenen wordt expliciet gevraagd naar de palliatieve alternatieven. De 22 meldingen die in de periode van 1997 tot 2004 zijn onderzocht (Verhagen et al., 2005) zijn allen door het Openbaar Ministerie als zorgvuldig beoordeeld.

Vraag 11
Hoe oordeelt u over de mening van de heer De Jong dat het Groningen-protocol niet de arts maar de behoeften van de patiënt centraal dient te stellen? 4) Bent u voornemens om wijzigingen in die richting te bevorderen?
Antwoord 11
In het Gronings protocol zie ik geen aanleiding om te veronderstellen dat de patiënt niet centraal staat.

Vraag 12
Wanneer komt er een evaluatie van de betekenis van het Groningen-protocol, de houdbaarheid daarvan in de medische praktijk en van de toetsingscommissie?
Antwoord 12
Het is aan de NVK om haar richtlijnen te blijven toetsen aan de stand van de medische wetenschap. De centrale deskundigencommissie levensbeëindiging bij pasgeborenen zal drie jaar na aanvang van haar werkzaamheden worden geëvalueerd.


1) Childâs Nervous System (2008) 24: 13-28; NRC Handelsblad, 15 januari 2008

2) zie noot 1

3) Childâs Nervous System (2008) 24:13-28, blz. 25
4) Childâs Nervous System (2008) 24:13-28, blz. 26 Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Vlies over kinderen met spina bifida.