Gemeente Utrecht


beantwoording van SV 2008, nr. 19 inzake Verklaring omtrent Gedrag


2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
19 Vragen van de heer drs. C.A. Geldof
(ingekomen 25 februari 2008
en antwoorden door het college verzonden op 11 maart 2008)

Iedereen die in dienst wil komen van de gemeente, moet in het bezit zijn van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG). Zonder een dergelijke verklaring krijgt men geen aanstelling. Slechts in bijzondere omstandigheden kan het college van die eis afwijken.

Het college heeft op 12 februari 2008 onder meer besloten de mogelijkheid te creëren om toch medewerkers aan te nemen, ook al is aan hen een VOG geweigerd. Het gaat dan om medewerkers die worden aangesteld in leer-werkbanen/instapplan en vangnetbanen en om personen die in het kader van een programma buiten de organisatie (Doe Mee banen) bij de gemeente werkzaam zullen zijn.

Het college heeft extra regels vastgesteld op grond waarvan de gemeente zelf gaat beoordelen of het risico aanvaardbaar is om iemand aan wie een VOG is geweigerd, toch in dienst te nemen.

De aanvraag voor een VOG wordt behandeld door het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) van het ministerie van Justitie. Het COVOG kijkt onder meer naar het strafblad van de aanvrager, maar ook naar de relatie van het strafbare feit en de functie waarvoor de verklaring wordt aangevraagd. Voorts worden subjectieve criteria gehanteerd bij de beoordeling. Het kan daarbij gaan om een advies van de burgemeester, om informatie van de reclassering en om de waarschijnlijkheid dat een aanvrager wederom in de fout zal gaan. Bovendien weegt het COVOG ook nog de belangen van de betrokkene mee bij de afweging of een VOG wordt afgegeven of niet.

De VVD maakt zich zorgen over het besluit van het college. Het COVOG volgt een zorgvuldige procedure en neemt daarbij al de functie mee waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Ook weegt het COVOG de belangen van betrokkene. Een weigering om een VOG af te geven is dus een weloverwogen beslissing waarin alle relevante aspecten zijn meegenomen.

Op grond van het voorgaande heeft de VVD de volgende vragen aan het college.

1. Wat doet u vermoeden dat het aanvaardbaar kan zijn om iemand toch aan te nemen in gemeentelijke dienst, terwijl het COVOG na rijp beraad tot de conclusie is gekomen dat geen VOG aan betrokkene voor de betreffende functie kan worden afgegeven?


De wens om mensen met zeer weinig kansen op de arbeidsmarkt een kans te geven aan het arbeidsproces deel te nemen en leerervaringen op te doen waarmee hun toekomstperspectief verbetert.

In de nieuwe regels van uw college wordt gesproken over een aanvaardbaar risico om mensen toch aan te nemen, ook al hebben zij geen VOG.

2. Welke risico's acht u wel aanvaardbaar die in voorkomende gevallen door het COVOG niet aanvaardbaar worden geacht? Wie zullen die risico's lopen en waarom acht u die risico's aanvaardbaar?


Slechts in zeer bijzondere omstandigheden waarbij sprake is van een beperkt aanvaardbaar integriteitsrisico wordt bij een geweigerde VOG een aanstelling verleend. Wat aanvaardbaar is zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Het college beslist per geval hoe het integriteitsrisico zo veel mogelijk beperkt kan worden. Bijvoorbeeld door extra begeleiding, geen zelfstandige of aangepaste werkzaamheden of beperkte burgercontacten.

3. Wat voor personen maken met de nieuwe regels wel kans op een aanstelling, die daar voorheen niet in aanmerking voor kwamen en om hoeveel personen gaat het per jaar?


Er is hier geen sprake van een nieuwe regels. Op grond van de rechtspositieregeling voor ambtenaren had het college altijd al de mogelijkheid om personen zonder VOG een aanstelling of stageplaats te bieden. Voor deze bevoegdheid hebben wij nu een toetsingskader vastgesteld. Een van de eisen is dat het altijd moet gaan om personen met leer-werkbanen (jongeren tussen 16-25 jaar,) vangnetters en personen die vanuit een programma bij de gemeente werkervaring opdoen (bijvoorbeeld doe-mee banen). Het betreft slechts enkele gevallen per jaar. Het beleid dat zonder VOG geen aanstelling of stageplaats wordt aangeboden blijft ongewijzigd.

U meldt dat met de nieuwe gemeentelijke regels de procedure eenvoudiger en efficiënter wordt en daardoor minder administratieve last oplevert. Met de nieuwe regels voegt u echter een procedure toe aan het bestaande. De regels leiden tot het opnieuw beoordelen van de vraag of iemand kan worden aangenomen of niet.


4. Kunt u aangeven wat er eenvoudiger en efficiënter is geworden met de invoering van de nieuwe extra regels en welke administratieve last is afgenomen?


Er is nu een toetsingskader voor de al bestaande mogelijkheid om een aanstelling / stageplaats aan te bieden. Dit verkort de behandeling van gevallen die hiervoor aangemeld worden.

5. Bent u bereid om het besluit terug te draaien en zo nee, waarom niet?


Nee. Zie antwoord op vraag 1 en 4.


---- --