Algemene Onderwijsbond

Persbericht Algemene Onderwijsbond

Utrecht 11 maart 2008

Begrip voor wilde onderwijsstaking, maar AOb wil overlegresultaat afwachten

Wij begrijpen volkomen het ongeduld van leraren in Zuid-Holland dat zij een wilde staking uitroepen, zeker omdat het overleg over de inhaalslag voor het onderwijs buitengewoon traag verloopt. Toch zullen we als bond de uitkomst daarvan moeten afwachten. Vice-voorzitter Ton Rolvink van de Algemene Onderwijsbond wijst er op dat naast de oproep van docenten in Den Haag en Delft om het werk op woensdag 26 maart neer te leggen ook de AOb bezig is met een actietraject. Op vrijdag 28 maart is er een eerste landelijke kaderbijeenkomst om acties voor te bereiden die in mei worden gehouden.

De Algemene Vergadering heeft afgelopen vrijdag besloten dat eind maart duidelijk moet worden of er voldoende vooruitgang zit in de onderhandelingen over het Actieplan Leerkracht van minister Plasterk. Rolvink: Het knelt op een aantal punten. De werkgeversorganisaties in het onderwijs voelen weinig niets voor harde afspraken over doorstroming van leraren naar hogere functies als zij blijven lesgeven. Het ministerie belooft om de salarisstappen in de loopbaan terug te brengen van achttien nu naar vijftien en dan nog weer naar twaalf. Het idee is prima, maar alleen voor die eerste stap van 18 naar 15 is echt geld beschikbaar. Tenslotte wil het ministerie op een onaanvaardbare manier bezuinigen op de regeling voor oudere docenten om minder lessen per week te hoeven geven.

Als op 28 maart blijkt dat bij die drie punten geen goede afspraken zijn gemaakt, zal de AOb de leden oproepen om in mei in actie te komen. De vice-voorzitter van de AOb begrijpt dat er veel ongeduld is bij de leraren, maar zegt dat de bond niet anders kan dan eerst overleggen. Zo werkt het nu eenmaal. Ik had ook liever gezien dat het sneller was gegaan. Immers, toen het rapport van Rinnooy Kan verscheen riep minister Plasterk meteen dit gaan we uitvoeren . Dat schept verwachtingen om eindelijk een inhaalslag te kunnen maken zodat de concurrentiepositie van het onderwijspersoneel op de arbeidsmarkt wordt verbeterd. Wat we nu zien is dat werkgevers terugschrikken voor harde afspraken en dat de minister niet met genoeg geld voor het totaalplan op tafel komt. Dat bemoeilijkt het overleg.