Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk AV/PB/2008/5757 Datum 12 maart 2008

Onderwerp Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA)

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Financiën de antwoorden op de Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA) over "torenhoge kosten voor pensioenen", ingezonden op 20 februari 2008.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)

2070812180

Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over torenhoge kosten voor pensioenen. (Ingezonden 20 februari 2008)


1
Hebt u kennisgenomen van het feit dat er pensioenpolissen zijn, die als verwachte eindopbrengst 0 hebben, terwijl mensen jarenlang premie betaald hebben?

Antwoord op vraag 1:
Ja, ik heb kennisgenomen van het bestaan van pensioenpolissen waarvan de te verwachten uitkomst veel lager was dan de deelnemer verwachtte. Van het geval dat aan de orde was in het tv-programma Radar begreep ik dat de oorzaak van de lage uitkomst vooral te vinden was in het feit dat een deel van de premie werd besteed aan nabestaandenpensioen. Overigens hebben

Ons kenmerk AV/PB/2008/5757

ook een lage beurskoers en uitvoeringskosten een dempende werking op de uitkomst van dergelijke pensioenpolissen.


2
Hebt u kennis genomen van het onderzoek dat Bikker en De Dreu bij de Nederlandsche Bank verricht hebben en waarin zij aantonen dat de kosten bij levensverzekeraars 500% hoger zijn dan de kosten bij pensioenfondsen?

Antwoord op vraag 2:
Ja. In een bijdrage van Bikker en De Dreu in een boek van Steenbeek en Van der Lecq, "De kosten en baten van collectieve pensioensystemen", wordt gemeld dat gemiddeld in de periode 2000-2004 de bedrijfskosten van collectieve pensioenvoorzieningen door pensioenfondsen 4,4% van de bruto premie bedragen, tegen 23,9% (inclusief de bruto winstmarges) voor de bedrijfskosten van individuele pensioenregelingen via verzekeraars. Dit verschil in uitvoeringskosten wordt verklaard door onder meer schaalvoordelen, lage acquisitiekosten en het non-profit karakter van pensioenfondsen. Overigens maken de onderzoekers wel een voorbehoud bij de uitkomsten van het onderzoek in verband met onvolledige informatie en een moeilijke vergelijkbaarheid van de bedrijfskosten van pensioenfondsen en van levensverzekeraars. Zij geven aan dat geconcludeerd kan worden dat collectieve voorzieningen door hun aard veel goedkoper zijn dan individuele. Tevens geven zij aan dat in principe kostenvergelijking tussen levensverzekeraars en pensioenfondsen op het deelterrein van de collectieve contracten zou kunnen plaatsvinden, maar dat hen daarvan geen aparte bedrijfskostengegevens bekend zijn.
Sociale partners kunnen het verschil in uitvoeringskosten een rol laten spelen bij de beslissing om een pensioenregeling onder te brengen in een pensioenfonds of bij een verzekeraar. Bedacht moet worden dat het hier gaat over gemiddelden. De uitvoeringskosten van kleine pensioenfondsen kunnen een factor 10 hoger liggen dan bij grote pensioenfondsen. Voor kleine collectieven is de keuze om een regeling onder te brengen bij een pensioenfonds niet altijd voordeliger.


3
Deelt u de mening dat iemand een duidelijk idee moet hebben over hoeveel geld van zijn pensioenpremie (collectief en individueel) wordt ingehouden op de premie? En hoeveel geld er dus overblijft voor pensioenen?


4
Op welke wijze is een deelnemer in staat te achterhalen hoeveel van zijn premie wordt ingehouden voor kost- en winstopslag?

Antwoord op de vragen 3 en 4:

---

Ons kenmerk AV/PB/2008/5757

Ja, ik deel de mening dat de pensioenregeling en de kosten daarvan voor de deelnemer transparant moeten zijn.
Met de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling is een grote stap voorwaarts gezet in het verhogen van die transparantie van pensioenregelingen, via nieuwe regels over de informatieverstrekking:

- Deelnemers aan een pensioenregeling, ook aan een beschikbare premieregeling, ontvangen een startbrief waarin onder andere moet worden aangegeven hoe de aanspraken worden vastgesteld en of ook sprake is van nabestaandenpensioen.
- Daarnaast wordt jaarlijks een uniform pensioenoverzicht toegestuurd waaruit onder andere de opgebouwde aanspraken blijken.
Voor individuele pensioenproducten in de derde pensioenpijler waarbij polishouders zelf beleggingsrisico lopen, zijn per 1 januari 2008 de regels in de Wet financieel toezicht en de daarbij horende lagere regelgeving aangescherpt. Hierdoor is al voor het afsluiten van de overeenkomst duidelijk welke kosten op de premie of op de beleggingen worden ingehouden.

Onduidelijkheid over de uitkomst van een pensioenregeling bestaat er vooral bij premieovereenkomsten (defined contribution regelingen). Daar wordt alleen een pensioenpremie toegezegd (die door de werkgever wordt afgedragen aan een pensioenuitvoerder). Kenmerk van een dergelijke toezegging is dat geen enkele garantie bestaat over de hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkering. Die is namelijk in dit soort regelingen afhankelijk van het beleggingsresultaat dat wordt behaald op de belegde pensioenpremies.
Ook onder de Pensioenwet zijn dergelijke regelingen toegestaan. Het zijn sociale partners of in geval van een individuele arbeidsovereenkomst de werkgever en werknemer die voor zo'n regeling kiezen.
Sinds de inwerkingtreding van de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling worden er op het terrein van de voorlichting, naast de algemene bepalingen, voor premieovereenkomsten (beschikbare premieregelingen) extra eisen gesteld:
- er moet ook informatie worden gegeven over de bestemming en het verloop van de premie. In de informatie over de bestemming van de premie moet onderscheid worden gemaakt in pensioen op opbouwbasis, - op risicobasis, de kosten en de ontwikkeling van deze onderdelen in de tijd.

- in geval van een vrijwillige pensioenvoorziening moet de deelnemer deze informatie vooraf aan de deelname ontvangen. Daarbij moet ook een indicatie worden gegeven over het te bereiken kapitaal op pensioendatum, zowel in geval van een pessimistisch scenario, als bij een midden en een gunstig scenario.

Bij uitkeringsovereenkomsten (defined benefit regelingen) staat de toegezegde uitkering aan de deelnemer centraal. Eventuele uitvoeringskosten zijn vanuit de deelnemer bezien minder relevant, omdat die geen rechtstreeks effect hebben op de uitkomst van de pensioenregeling.
---

Ons kenmerk AV/PB/2008/5757

Dergelijke uitvoeringskosten zijn natuurlijk wel van belang voor de vraag waar de pensioenovereenkomst wordt ondergebracht. En daarvoor is de werkgever verantwoordelijk. Die zal in die beslissing de uitvoeringskosten afwegen tegen andere elementen die van belang zijn in de uitvoering van pensioenregelingen, bijvoorbeeld deskundigheid, medezeggenschap en bereikbaarheid.


5
Bent u bereid met een voorstel te komen om de kosten van pensioenregelingen in een oogopslag inzichtelijk te maken?

Antwoord op vraag 5:
Ik ben van mening dat met de uitgebreide informatiebepalingen in de Pensioenwet en de aangescherpte regels in de Wet financieel toezicht, zoals eerder beschreven, invulling wordt gegeven aan de behoefte aan duidelijkheid over de kosten en risico's die verbonden zijn aan (collectieve en individuele) pensioenregelingen. Daarbij merk ik nogmaals op dat er een verschil is in relevantie voor de deelnemer van dit element tussen de verschillende soorten pensioenovereenkomsten.
Deze bepalingen zijn echter pas 1 januari 2008 in werking getreden en het effect van deze regels moet nog blijken.


---