Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk 14 maart 2008 MLB/JZ/2008/8936

Onderwerp Bijlage(n) Nederlandse Moslim Omroep 1

Tijdens het vragenuur van 12 februari jl. stelde een aantal leden van de Tweede Kamer vragen over de representativiteit van de Nederlandse Moslim Omroep (NMO). Naar aanleiding daarvan heb ik toegezegd de Tweede Kamer te zullen informeren over de stappen die in dit kader zijn gezet en daarnaast met het Commissariaat voor de Media (CvdM) van gedachten te zullen wisselen over het begrip "representativiteit".
Inmiddels heeft de bedoelde gedachtewisseling plaatsgevonden en heeft het CvdM mij een brief over moslimzendtijd toegezonden die ik u hierbij doe toekomen. In deze brief gaat het CvdM in op de huidige stand van zaken met betrekking tot de representativiteit van het bestuur van de NMO en op het onderzoek dat op aanwijzing van het CvdM heeft plaatsgevonden naar de financiële situatie van de NMO. Ook gaat het CvdM kort in op ontwikkelingen in het samenwerkingsverband van de Stichting Verzorging Islamitische Zendtijd en wat uitvoeriger op het begrip "representativiteit" in het kader van de zendtijd voor kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag. Het punt van de representativiteit licht ik er even uit. Voor de overige punten verwijs ik u naar de brief zelf. Het ultimatum dat het CvdM aan de Nederlandse Moslim Raad stelde om voor 1 maart 2008 tot een breed en voltallig NMO-bestuur te komen en een aantal indringende gesprekken hebben het gewenste resultaat gehad. Zoals blijkt uit een eerdere brief van het CvdM over moslimzendtijd, die ik u op 22 november 2007 toezond1, werken de Nederlandse Moslim Raad (NMR) en het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) samen in de Stichting Verzorging Islamitische Zendtijd (SVIZ). De SVIZ is opgericht om de zendmachtiging te beheren en de zendtijd gelijkelijk te verdelen over de omroepbedrijven van de NMR en het CMO, te weten de NMO en de NIO (Nederlandse Islamitische Omroep). Voor beide omroepbedrijven zijn waarborgen ingebouwd dat zij via hun programmering ieder


1 Zie kamerstukken II 2007/08, 31 200 VIII, nr. 39. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

hun visie op de Islam en de maatschappij kenbaar kunnen maken. De NMO is de organisatie die op dat gebied samenwerkt met de Ahmadiyya en de Alevieten. Uit de laatste brief van het CvdM over moslimzendtijd blijkt dat sinds 28 februari jl. weer vertegenwoordigers van deze twee kleine stromingen in het bestuur van de NMO zijn opgenomen. Dit bestuur bestaat nu uit 9 mannen en 2 vrouwen. In het bestuur zijn leden van de Marokkaanse, Surinaamse, Irakese, Bosnische en de autochtone Nederlandse moslimgemeenschap vertegenwoordigd. Verder blijkt uit voornoemde brief dat de NMO heeft getracht in de bestuurssamenstelling een weerspiegeling van het maatschappelijk middenveld te realiseren. Het CvdM is van oordeel dat het samenwerkingsverband van de NMR en het CMO in de SVIZ hiermee voldoende representatief is voor de moslimgemeenschap in Nederland. Wat de uitleg van begrip "representativiteit" betreft merk ik op dat uit de gedachtewisseling met het CvdM en de brief het volgende beeld naar voren komt. Het CvdM wijst per religieuze hoofdstroming aan één organisatie zendtijd toe. Deze organisatie dient dan zoveel mogelijk representatief te zijn voor de hoofdstroming. Het CvdM mengt zich niet in theologische discussies of een substroming, richting of school behoort tot de zuivere leer van de hoofdstroming, maar gaat wat dat betreft uit van de zelferkenning van de stromingen en de erkenning door anderen zoals godsdienstwetenschappers. Het CvdM is terughoudend met zijn oordeel of een substroming als orthodox, liberaal, puriteins of mystiek is te kwalificeren. Binnen de substromingen is overigens ook veel diversiteit te onderscheiden. Verder is in dit kader van belang dat de aanhang van de relatief nieuwe religies in Nederland een etnische diversiteit kent. Dit speelt vooral een rol bij de Islam, omdat de Islamitische koepelorganisaties veelal via etnische lijnen zijn georganiseerd. Bij zijn beoordeling van de representativiteit neemt het CvdM de vertegenwoordiging van de etnische groepen dan ook mee in zijn besluitvorming. Ik ben van mening dat het CvdM een redelijke uitleg van het begrip "representativiteit" hanteert. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk