Reactie College op evaluatierapport Ina Post

19/03/2008 11:21

OM, Parket Generaal (PAG)

Het College van procureurs-generaal (het College) heeft het rapport ontvangen van de onderzoekscommissie Van Beuningen, die onderzoek deed naar afgesloten strafzaak Ina Post. Op 14 maart jl. is het rapport door het College aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad gezonden, zodat deze het rapport kan betrekken in de lopende herzieningsprocedure.

Het College heeft dit besloten na aanbeveling hiertoe van de onderzoekscommissie. Die concludeerde onder meer dat het slachtoffer mogelijk eerder is overleden dan tijdens het opsporingsonderzoek en de rechtszittingen in 1986 is aangenomen. Deze constatering kàn tot een ander oordeel leiden over de toedracht van de zaak en de betrokkenheid van mevrouw Post daarbij. De commissie heeft manco's geconstateerd in het opsporingsonderzoek en de vervolging. Er zijn volgens de commissie sinds het onderzoek in 1986 door politie en OM vele maatregelen genomen om de kwaliteit van opsporing en vervolging te verhogen. De commissie heeft zich niet beziggehouden met de vraag of mevrouw Post wél of niét schuldig is.

Voorgeschiedenis
Het strafrechtelijk onderzoek naar de gewelddadige dood van de 89-jarige vrouw uit Leidschendam, is in augustus 1986 gestart. Dit onderzoek leidde tot veroordeling van mevrouw Post door de rechtbank Den Haag op 9 december 1986 en door het gerechtshof Den Haag op 23 maart 1987. Bejaardenverzorgster mevrouw Post is veroordeeld voor doodslag op het slachtoffer, die een cliënte van haar was, en voor valsheid in geschrift. Mevrouw Post heeft de haar opgelegde straf inmiddels uitgezeten. In april 1988 heeft de Hoge Raad het ingestelde cassatieverzoek verworpen. Er zijn sinds de onherroepelijke veroordeling door mevrouw Post vijf herzieningsverzoeken ingediend bij de Hoge Raad. De eerste vier zijn niet-ontvankelijk verklaard of afgewezen. Op het vijfde herzieningsverzoek is nog niet beslist.

Onderzoeksvraag
Aan de commissie was gevraagd te onderzoeken of er in het opsporingsonderzoek en de vervolging manco's kunnen worden vastgesteld, waardoor de rechter de zaak niet goed heeft kunnen beoordelen.

De rol van de rechter is om staatsrechtelijke redenen door de CEAS niet in haar onderzoek is betrokken.

Conclusies
Het onderzoek naar de dood van het slachtoffer is beoordeeld op basis van de toen geldende regelgeving en cultuur bij politie en OM én in het licht van de mogelijkheden die er toen bestonden op het gebied van technisch (bijvoorbeeld sporenonderzoek) en tactisch onderzoek (zoals onder meer verhoren).

De belangrijkste conclusie van de commissie is dat tijdens het onderzoek uitgegaan is van een mogelijk foutief tijdstip van overlijden van het slachtoffer, waardoor een groot deel van de onderzoeksresultaten op losse schroeven komt te staan.

De overige bevindingen zijn onder meer:

- de onvolledigheid van het opsporingsonderzoek, waarbij de commissie overigens vaststelt dat het politieonderzoek wél voldoet aan de eisen die wet, recht en verdragen daar aan stellen;
- de onvolledige en op diverse punten incorrecte en tegenstrijdige verslaglegging door de politie en het niet (laten) corrigeren hiervan door de officier van justitie;
- het niet kunnen vaststellen van de betrouwbaarheid van de bekentenissen van mevrouw Post. Er zijn concrete aanwijzingen dat haar tijdens de verhoren daderinformatie is aangereikt. Maar niet meer te reconstrueren is door wie of onder welke omstandigheden mevrouw Post daarbuiten daderinformatie heeft kunnen verkrijgen. Tegenstrijdigheden zijn geconstateerd tussen haar verklaringen en andere onderzoeksresultaten, omdat details uit haar verklaringen niet nader zijn onderzocht.
- De commissie heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de bekentenissen van mevrouw Post zijn afgelegd onder ongeoorloofde druk.

Aanbeveling
De commissie geeft aan dat sinds 1986 vele maatregelen zijn genomen om de kwaliteit van opsporing te verhogen. Ook zijn er na de Schiedammer parkmoord in het kader van het Verbeterprogramma Opsporing en Vervolging (VOV) vele verbetertrajecten gestart. Naast deze in gang gezette trajecten vraagt de commissie speciale aandacht voor de opbouw van en het behoud van kennis en ervaring binnen de recherchefunctie van de politie.

Achtergrond informatie CEAS
Het College heeft in april 2006 de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS) ingesteld. De CEAS heeft als opdracht door middel van onderzoek na te gaan of zich in een specifieke afgeronde strafzaak in opsporing, vervolging en/of presentatie van het bewijs ter terechtzitting ernstige manco's hebben voorgedaan die een evenwichtige beoordeling van de feiten door de rechter in de weg hebben gestaan. Onderdeel van deze commissie is de Toegangscommissie die het College adviseert welke zaken in aanmerking komen voor nader onderzoek. Dit is tot op heden in drie zaken het geval geweest. Het College heeft in alle drie de zaken een onderzoekscommissie geformeerd. Na het rapport van de commissie Grimbergen in de zaak Lucia de B. dat eind oktober 2007 is verschenen, is medio december 2007 het rapport van de commissie Vermeulen openbaar gemaakt. Het derde rapport inzake Ina Post van de commissie Van Beuningen is nu ook afgerond.





http://www.om.nl