Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
logoocw
de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
18 maart 2008 BVE/stelsel/08/8374
Onderwerp
lagen
Bij
Tussenstand implementatie competentiegerichte 1. Rapportage `Op weg naar 2010'
kwalificatiestructuur
In reactie op uw verzoek tijdens het algemeen overleg op 1 november 2007 (Kamerstuk 2007-2008, 27
451 en 31 200 VIII, nr. 80, Tweede Kamer) informeer ik u in deze brief over de implementatie van de
competentiegerichte kwalificatiestructuur in het mbo.
Waar komen we vandaan?
Het onderwijs en het bedrijfsleven hebben in het verleden geconstateerd dat de eisen aan het mbo-
diploma veranderden. Vanuit de arbeidsmarkt kwam steeds vaker het signaal dat, gezien de dynamiek op
de arbeidsmarkt, studenten aan het eind van hun opleidingen - naast kennis en vaardigheden - ook
zouden moeten beschikken over een set van daarbij behorende competenties. De regering heeft deze
wens destijds overgenomen en besloten ruimte te creëren voor een nieuwe competentiegerichte
kwalificatiestructuur. Aanvankelijk zou die gefaseerd tot 2008 worden ingevoerd op basis van
kwalificatiedossiers die van onderop door het onderwijsveld en het bedrijfsleven zijn opgesteld. In deze
kwalificatiedossiers wordt beschreven over welke kennis, vaardigheden en competenties een student
moet beschikken om zijn diploma te kunnen behalen (`het wat'). De eerste twee van deze drieslag zijn
even relevant als de laatste. Immers, zonder kennis en vaardigheden valt de context waarbinnen
competenties ingezet kunnen worden weg.
Rapporten van Keesie en van Berenschot1 gaven vorig jaar aan dat alle betrokkenen een meer op
competenties ingericht beroepsonderwijs van harte ondersteunen, maar ook dat er op instellingsniveau
knelpunten zijn gebleken. Het was duidelijk dat de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur meer
tijd en inzet vergt. Dit stelt alle scholen in staat om gefaseerd toe te groeien naar de gewenste nieuwe
situatie, van elkaar te leren en waar nodig zaken te verbeteren. Dat betekent dat nu ingezet wordt om
vanaf 1 augustus 2010 alle nieuwe studenten in het mbo competentiegericht op te leiden. Studenten die
daarvóór zijn begonnen aan een eindtermgerichte opleiding kunnen deze uiteraard afronden.
Ik heb besloten om scholen actiever bij de implementatie te faciliteren en heb daartoe het vernieuwde
procesmanagement MBO 2010 aangewezen. Om de ondersteuningsbehoefte van scholen en het tempo
van de implementatie inzichtelijk te krijgen heb ik scholen verzocht om hun plannen voor de invoering
1 Bij u bekend onder: Kamerstuk 2006-2007, 30800 VIII, nr. 139, Tweede Kamer
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
van het competentiegerichte onderwijs in te dienen en die vervolgens jaarlijks te actualiseren. Het is van
groot belang dat men de komende jaren steeds actief docenten en studenten hierbij betrekt.
Waar staan we nu?
De kwalificatiedossiers zijn inmiddels door de sector opgesteld en door mij (en voor het `groene
onderwijs' door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) vastgesteld. Ze bepalen het
`wat'. Ik verwacht daarom dat met de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur een betere
aansluiting op de arbeidsmarkt tot stand komt.
Scholen bepalen vervolgens in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven het `hoe'; de wijze
waarop de inhoud van de dossiers wordt vertaald in opleidingen. De scholen zijn verantwoordelijk voor
het verzorgen van goed onderwijs. Ten aanzien van programmering, inrichting, didactische aanpak,
examinering2 en loopbaanbegeleiding van studenten maken scholen hun eigen keuzes.
Die keuzes kunnen leiden tot noodzakelijke veranderingen in de bedrijfsvoering (onderwijslogistiek,
huisvesting) en professionalisering (van docenten, middenmanagement). Soms vraagt dat om majeure
veranderingsprocessen op scholen. Ik ben daarom erg blij dat we niet overhaast op competentiegericht
onderwijs overgaan, maar gekozen hebben voor twee jaar extra implementatietijd.
Invoeringsplannen
De opstelling van de scholen is positief. Alle bekostigde scholen hebben gereageerd op mijn verzoek
hun invoeringsplannen toe te sturen.
Op basis van dat invoeringsplan heeft een interviewteam (vertrouwelijke) gesprekken met de scholen
gevoerd. In vrijwel alle gesprekken vond men aanknopingspunten voor adviezen en suggesties voor
versterking van de door de school gekozen aanpak. De gesprekken waren daarmee al een vorm van
ondersteuning vanuit het procesmanagement MBO 2010. Dat dit ook door de scholen zo is ervaren,
blijkt onder andere uit het feit dat ongeveer de helft van de scholen (roc's, aoc's en vakscholen) heeft
aangegeven een vervolggesprek in het voorjaar van 2008 op prijs te stellen.
Het beeld dat uit de plannen en de gesprekken naar voren komt, is te vatten in vier woorden:
urgentiebesef, regie, zakelijkheid en balans. Zowel de scholen als het interviewteam geven aan dat de
invoeringsplannen scholen in positieve zin dwongen planmatiger en gestructureerder over de
implementatie na te denken. De bestuurlijke betrokkenheid bij en aansturing van het invoeringsproces
is geïntensiveerd en men zoekt naar de balans tussen kennis, vaardigheden en competenties en de
daarbij passende werkvormen.
Voor meer bevindingen van het interviewteam verwijs ik u kortheidshalve naar de rapportage `Op weg
naar 2010', die u hierbij ontvangt.
Om het proces van de komende twee jaar zo dicht mogelijk bij de scholen te laten, zijn bij het
procesmanagement MBO 2010 drie bestuurders van mbo-scholen als `loods' aangesteld. Zij hebben
parallel aan de gesprekken van het interviewteam over de invoeringsplannen ieder voor zijn/ haar
programmalijn een aantal thema's benoemd waarop ondersteuning gewenst is. Daarnaast zal ingezet
moeten worden op betere communicatie, professionalisering van het bestuur en
2 Mijn brief over examinering in het mbo zult u gelijktijdig ontvangen met de beleidsreactie op het advies van de commissie
Meijerink. Zie ook mijn brief van 4 maart jl., bij u bekend onder: Kamerstuk 2007-2008, 27451, nr. 83, Tweede Kamer
blad 3/4
voortgangsgesprekken met de school. In aanvulling daarop zijn afspraken gemaakt over de uitwerking
en ondersteuning van specifieke thema's en samenwerking in aoc-verband3.
De thema's van de loodsen zijn per programmalijn:
Inhoud: kwalificatiedossiers in praktijk, examineren & diplomeren,
kwaliteitsverbetering, beroepspraktijkvorming en programmering, inrichting &
ordening van opleidingen.
Professionalisering: instrumentering en ondersteuning van onderwijsteams, onderwijskundig
management, hrm-afdeling & ondersteunende afdelingen en opleiding &
training.
Bedrijfsvoering: onderwijslogistiek, systemen (al dan niet ict), planning & control/ performance
management, organisatieontwerp & kosten en relatiemanagement.
Ondersteuning
Scholen zijn en blijven primair verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijs en examinering,
derhalve ook voor de voortgang van vakkundige implementatie van de nieuwe kwalificatiestructuur.
MBO 2010 ondersteunt scholen daarbij vraaggericht door het aanbieden van activiteiten die aansluiten
bij de behoefte van scholen. MBO 2010 heeft nadrukkelijk de opdracht gekregen om bij de
ondersteuning niet sturend te zijn en scholen te faciliteren zonder een voorkeur voor een of meer
didactische concepten tentoon te spreiden.
De basis voor de activiteiten van MBO 2010 ligt in de invoeringsplannen van scholen, de gesprekken
hierover en het werk van de loodsen. Tijdens een bijeenkomst met de scholen in februari
constateerden ook zij dat de thema's van de loodsen in algemene zin dé punten zijn waarop
ondersteuning gewenst is en waarop het activiteitenprogramma van MBO 2010 moet worden
ingericht. Scholen kunnen intekenen op de activiteiten van MBO 2010 om zo de overgang te
versoepelen naar een aanbod van opleidingen die zijn gebaseerd op de nieuwe kwalificatiestructuur.
Maar ook om de bedrijfsvoering en de professionalisering van bestuur, management en juist ook
(onderwijs)personeel hierop goed te kunnen inrichten. Immers, de docent neemt een uiterst
belangrijke positie in bij het competentiegericht opleiden.
Nu we inmiddels wat verder zijn kan ook lering worden getrokken uit bewezen succesverhalen van
collega-scholen. Ik ga ervan uit dat scholen met deze instrumenten over voldoende handvatten
beschikken om het competentiegerichte onderwijs verder in te richten.
Op weg naar 2010 hoe nu verder?
De gefaseerde implementatie lijkt daarmee de goede kant op te gaan. Ik blijf dan ook volgens de
ingezette koers varen: positief, uitgaand van wat scholen nodig hebben zonder daarbij mijn eigen
verantwoordelijkheid uit het oog te verliezen. Zoveel mogelijk stabiliteit betrachten en een topdown
aanpak vermijden.
Nu het fundament van de competentiegerichte kwalificatiestructuur gelegd is en men bezig is met de
implementatie hiervan wil ik tot 2010 op regelmatige basis het gesprek aangaan met individuele
studenten en docenten. Op die manier kan ik zelf zien hoe de gewenste vernieuwing op dat niveau
uitpakt, welke succes- en faalfactoren er zijn, hoe men in de klas aankijkt tegen competentiegericht
opleiden en wat ik daaraan in positieve zin kan bijdragen.
Doorgaan op de ingezette koers dus. Maar daarbij geldt wel dat scholen gehouden zijn de
kwalificatiedossiers ter hand te nemen en kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Scholen leggen
3 Zie het plan van aanpak van MBO 2010, bij u bekend onder: Kamerstuk 2007-2008, 27451, nr. 77, Tweede Kamer
blad 4/4
hierover verantwoording af aan de inspectie, waardoor het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs is
geborgd. De inspectie werkt op haar beurt aan het verbeteren van haar `cgo-proof' toezichtkader.
De jaarlijkse cgo-monitor van Cinop zal dit jaar - enigszins aangepast - worden ingericht. Voorheen was
de monitor vooral gericht op `wat doet men', vanaf dit jaar zal het in het teken staan van de
effectiviteit: wat werkt en wat werkt niet.
In het begin van het schooljaar 2009-2010 zal vervolgens een eindevaluatie worden uitgevoerd naar
het implementatieproces bij de scholen. Over de uitkomsten zal ik u informeren. Kort daarna zal het
finale besluit genomen moeten worden over de einddatum van de experimenteerperiode. In de
structurele situatie zijn scholen verplicht hun opleidingen in te richten op basis van de
competentiegerichte kwalificatiedossiers.
Beroepspraktijkvorming
Dan is er nog de beroepspraktijkvorming waarvoor ik graag uw aandacht vraag. Een aanzienlijk
gedeelte van het beroepsonderwijs vindt immers plaats in de leerbedrijven. De leerbedrijven zijn
daarmee belangrijke partners bij het succesvol implementeren van de nieuwe kwalificatiestructuur en
verdienen daarbij een goede ondersteuning vanuit de kenniscentra. Gezien de nauwe verwevenheid
van het onderwijs in de scholen en het praktijkleren in de leerbedrijven is een goede operationele
samenwerking, afstemming en informatie-uitwisseling tussen de scholen, de leerbedrijven en
kenniscentra van essentieel belang. Colo (Vereniging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven)
heeft per 1 september 2007 een programmamanager 'ondersteuning leerbedrijven' aangezocht die de
taak heeft de ondersteuning aan leerbedrijven vanuit kenniscentra te coördineren. Inmiddels heb ik
deze opdracht verbreed en vindt op het gebied van de beroepspraktijkvorming nauwe afstemming en
operationele samenwerking plaats tussen de programmamanager 'ondersteuning leerbedrijven' en het
procesmanagement MBO 2010.
Tot slot
Wat ik erg belangrijk vind en blijf benadrukken, is de gezamenlijkheid waarmee de
competentiegerichte kwalificatiestructuur wordt geïmplementeerd. Voortkomend uit de wens van
onderwijs en bedrijfsleven, gefaciliteerd door de politiek waar het om het `wat' gaat en nu in een
stadium dat bijna de helft van de mbo-studenten competentiegericht wordt opgeleid.
We zijn er nog niet, maar we komen steeds dichter bij ons doel: goed opgeleide mbo'ers die met hun
diploma direct aan de slag gaan in een passende baan of verder gaan naar een vervolgopleiding. Een
diploma dat staat voor het succesvol eigen maken van benodigde kennis, vaardigheden en
competenties. En of je nu het diploma mag uitreiken of in ontvangst mag nemen, het is een diploma
waarop je trots kunt zijn!
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gerda Verburg,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart