Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

VOORBEREIDING VAZALO VERKEND

Onderzoek onder beoogde experimentgemeenten
Vazalo

VOORBEREIDING VAZALO
VERKEND

Onderzoek onder beoogde
experimentgemeenten Vazalo


- eindrapport -

Drs. R. van Leer
Drs. J.E. Soethout

Amsterdam, februari 2008
Regioplan publicatienr. 1620

Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199

Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van het
ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

VOORWOORD

Met het wetsontwerp Voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders
(Vazalo) wilde de regering alleenstaande ouders in de bijstand stimuleren om (meer) te gaan werken. Het ontwerp werd in het voorjaar van 2007 goedge- keurd door de Eerste Kamer. Het parlement en de regering spraken af dat er een experiment zou plaatsvinden waarmee de werking van de wet aan de
praktijk kon worden getoetst, nog voordat de wet in werking zou treden. Vijftien gemeenten en de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën zijn voor de zomer van 2007 gestart met de voorbereidingen op een dergelijk experiment. Uiteindelijk is het niet tot een experiment gekomen, omdat het kabinet naar aanleiding van een negatief advies van de Raad van State in september 2007 het experiment heeft afgelast.

De vijftien betrokken gemeenten waren ondanks hun teleurstelling over de afgelasting wel bereid mee te werken aan een afrondend onderzoek, waarvan de eindrapportage nu voor u ligt. Met het onderzoek is voorkomen dat
ervaringen van de beoogde experimentgemeenten met de voorbereidingen op het experiment Vazalo verloren zouden gaan. Ook biedt het de betrokken gemeenten de kans om zelf (betere) ideeën aan te dragen over hoe
gemeenten alleenstaande ouders kunnen stimuleren meer te gaan werken.
Zoals gezegd, hebben vooral de vijftien experimentgemeenten bijgedragen aan de realisatie van dit project. Zonder hun inzet was er geen onderzoek geweest. Hiervoor willen wij hen hartelijk bedanken. Daarnaast is dank verschuldigd aan cliënten uit de experimentgemeenten die voor dit afrondende onderzoek zijn geïnterviewd. We bedanken ten slotte ook Jan Laurier van de Landelijke Cliëntenraad voor het gesprek dat we met hem hadden over de thematiek.

Bij de uitvoering van het project zijn wij bijgestaan door een begeleidings- commissie bestaande uit:

- mevrouw prof. mr. Irene Asscher-Vonk (hoogleraar sociaal recht, Radboud Universiteit Nijmegen, voorzitter);

- de heer drs. Hubert Bruls (burgemeester van Venlo);

- de heer dr. Pierre Koning (universitair hoofddocent Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie (IPSE) Studies, Technische Universiteit Delft).

Naast de begeleidingscommissie is het onderzoeksteam vanuit het ministerie van SZW begeleid door mevrouw drs. Maaike Veenema, mevrouw Antoinette
de Ruijter en de heer mr. Johan van der Graaff, en vanuit het ministerie van Financiën door mevrouw Ans van Reenen.

Amsterdam, februari 2008
Drs. Bram Berkhout (projectleider)
Drs. Roosje van Leer
Drs. Jorien Soethout

INHOUDSOPGAVE


1 Inleiding ........................................................................................... 1


2 Ervaringen ........................................................................................ 3
2.1 De uitgangspunten van de Wet Vazalo ............................. 3
2.2 De uitwerking van de Wet Vazalo...................................... 4 2.3 Specifieke knelpunten in het experiment........................... 8


3 Toekomst.......................................................................................... 11 3.1 Landelijk experiment WWB................................................ 11 3.2 Experiment voor alleenstaande ouders............................. 13

Bijlagen ........................................................................................... 17 Bijlage 1 Onderzoeksopzet............................................................... 19 Bijlage 2 Informatievoorziening experiment Vazalo.......................... 21


1 INLEIDING

Op 20 maart 2007 heeft de Eerste Kamer het wetsontwerp Voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) goedgekeurd. Met de
instrumenten die in deze wet worden georganiseerd en opgezet, moet worden bereikt dat meer alleenstaande ouders uit de bijstand kunnen komen en erin kunnen slagen werk en zorgtaken te combineren.

Het parlement en de regering hebben bij de goedkeuring van de wet af- gesproken dat voor de definitieve inwerkingtreding van de Wet Vazalo een experiment zou plaatsvinden om de wet in de praktijk te toetsen op uitvoer- baarheid en effectiviteit. Vijftien gemeenten en de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Financiën zijn voor de zomer van 2007 gestart met de voorbereidingen op een dergelijk experiment.

Op 14 september 2007 heeft staatssecretaris Aboutaleb van SZW de Tweede Kamer laten weten dat het experiment Vazalo niet kan doorgaan. Dit gebeurde op advies van de Raad van State, die kritiek had op zowel de vorm als inhoud ervan. De Raad van State plaatste ten eerste kanttekeningen bij de plaats van het experiment in het wetgevingsproces en de aanvaardbaarheid van het experiment nu de Wet Vazalo al door het parlement was aangenomen. Ten tweede wees de Raad van State op de grondslag van het experiment: artikel 83 WWB is bedoeld om te onderzoeken of de WWB voor wat betreft de arbeidsinschakeling en de financiering doeltreffender kan worden uitgevoerd. Het experiment Vazalo was echter allereerst bedoeld om inzicht te krijgen in de werking van het instrumentarium van de Wet Vazalo en minder op het doeltreffender uitvoeren van de WWB. Ten slotte heeft de Raad van State nog een aantal opmerkingen gemaakt over de reikwijdte, de tijdsdruk en de effecten van het experiment.

De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer direct laten weten dat hij binnen een jaar vanuit de Wet werk en bijstand een ander experiment voor de doelgroep alleenstaande ouders wil opzetten. Het experiment zal betrekking hebben op de in het coalitieakkoord opgenomen regeling die werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders financieel aantrekkelijk maakt. Het nieuwe experiment zal betrekking hebben op deze regeling en niet op de Wet Vazalo.

Het is belangrijk dat op het moment dat duidelijk werd dat het experiment Vazalo geen doorgang kon vinden, de vijftien experimentgemeenten al zeer ver waren in hun voorbereiding op het experiment. Deze gemeenten zijn dan ook zeer goed in staat om een oordeel te vellen over de opzet van het beoogde experiment en de Wet Vazalo. Om hun ervaringen en hun daaruit volgende oordeel niet verloren te laten gaan, hebben wij in opdracht van het ministerie van SZW hiernaar onderzoek verricht. Het onderzoek bestond
---

hoofdzakelijk uit het bevragen van ambtenaren en cliënten uit de vijftien gemeenten over de ervaringen met Vazalo en het experiment, en hun
gedachten over hoe het toegezegde experiment eruit zou moeten zien.

In deze korte rapportage doen wij verslag van ons onderzoek. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een beschrijving; het behoorde niet tot de opdracht van Regioplan om op basis van de resultaten een analyse te doen en aanbeve- lingen te geven over de uitvoerbaarheid en effectiviteit van de Wet Vazalo. Hoofdstuk 2 gaat in op de ervaringen van gemeenten met Vazalo en het
afgelaste experiment. Hoofdstuk 3 geeft weer hoe gemeenten en de alleen- staande ouders zelf denken over hoe zij kunnen worden gestimuleerd om
(meer) te gaan werken. Voor een beschrijving van hoe wij het onderzoek hebben uitgevoerd, verwijzen wij naar bijlage 1. In bijlage 2 tot slot is de informatievoorziening over het experiment Vazalo vanuit het ministerie van SZW uiteengezet.


2


2 ERVARINGEN

Over de grondgedachte achter Vazalo zijn de experimentgemeenten zonder uitzondering positief. Zij vinden het uitgangspunt sympathiek, en denken dat de prikkel die uitgaat van het niet meer afhankelijk zijn van de sociale dienst, positief zou kunnen werken. Aan de uitwerking van het idee in de Wet Vazalo schort volgens de gemeenten wel het een en ander.
Door hun voorbereidingen op het experiment zijn gemeenten gestuit op een aantal knelpunten in de Wet Vazalo. Om te beginnen zijn de inkomenseisen zo hoog dat slechts een zeer beperkte groep voor een toeslag in aanmerking komt. Daarnaast is de regeling volgens betrokken gemeenten te ingewikkeld. Dit leidt tot een zware administratieve last voor gemeenten. Minstens zo belangrijk is de verwachting dat de regeling te ingewikkeld is voor cliënten. Dit kan er volgens sommige gemeenten toe leiden dat bijstandscliënten huiverig zullen zijn om hun bijstandsuitkering stop te zetten.
Daarnaast constateren de gemeenten een aantal knelpunten in de uitvoering van het experiment Vazalo. Gemeenten hebben de
communicatie vanuit SZW op punten als onvoldoende of niet-tijdig ervaren. Daarnaast zou het experiment meer tijd en moeite hebben gevergd dan zij van tevoren hadden ingeschat. Ook op de inhoudelijke opzet van het experiment is kritiek: hierbij gaat het met name om het ontbreken van de Belastingdienst als participant in het experiment.

2.1 De uitgangspunten van de Wet Vazalo
Het experiment Vazalo was geënt op de Wet Vazalo. De betrokken gemeenten hebben zich tijdens de voorbereidingen goed kunnen verdiepen in de achtergrond en uitwerking van deze wet. Hoewel het experiment niet van start is gegaan, hebben zij wel een oordeel kunnen vormen over de uitgangspunten van de wet en te verwachten knelpunten in de uitvoering.

Sympathieke regeling
De gemeenten zijn het erover eens dat de Vazaloregeling in essentie een sympathieke regeling is. Alleenstaande ouders zijn vanwege de zorg voor de kinderen vaak niet fulltime beschikbaar voor de arbeidsmarkt ­ en vanwege hun in sommige gevallen relatief lage opleidingsniveau komen ze met een parttime baan niet boven de bijstandsnorm uit. De Vazaloregeling zien gemeenten als een erkenning van deze situatie; er spreekt waardering uit voor ouders die willen werken en zo verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven. Deeltijdwerk vergroot immers de kans dat zij op termijn geheel zelfstandig in hun onderhoud kunnen voorzien.


---

Een regeling voor de groep alleenstaande ouders is om nog een reden zeer welkom: het aandeel alleenstaande ouders in de bijstandspopulatie is hoog ­ een kwart tot een derde van het bestand. Een regeling die ervoor zorgt dat een deel van deze groep de bijstand verlaat, kan dan ook op veel instemming rekenen van de gemeenten.

Inschatting: psychologisch effect Vazalo groot
Belangrijker dan het financiële voordeel dat alleenstaande ouders kunnen hebben bij een Vazaloregeling, is volgens gemeenten het psychologische effect ervan. Wie voldoet aan de criteria, is immers `van de gemeente af'. Na invoering van de regeling volledig, omdat iemand overgaat naar de Belasting- dienst, en tijdens het experiment gedeeltelijk omdat vanuit de gemeente geen druk meer wordt uitgeoefend op de cliënt om meer te gaan werken dan het aantal uur dat nodig is om voor de toeslag in aanmerking te komen.

Naar het oordeel van gemeenten is het voor het motiveren en activeren van alleenstaande ouders cruciaal om de doelen niet te hoog te stellen. Ligt het doel op veertig uur betaalde arbeid per week, dan komen veel alleenstaande ouders niet in beweging. Ligt het doel lager, dan is dat anders. De combinatie van een realistisch doel met het aantrekkelijke perspectief van een soepeler regime vanuit de gemeente maakt Vazalo in concept een effectieve regeling, denken gemeenten.

2.2 De uitwerking van de Wet Vazalo
Zo positief als gemeenten zijn over het idee achter Vazalo, zo negatief zijn zij, op grond van hun ervaringen met het experiment, over de uitwerking van die ideeën in de Wet Vazalo.

Doelgroep kleiner dan gedacht
Het eerste knelpunt dat tijdens de voorbereidingen op het experiment naar voren kwam, was de geringe omvang van de groep die direct voor de Vazalotoeslag in aanmerking zou komen.1 Bij aanmelding voor het experiment hebben alle gemeenten aangegeven hoeveel van hun cliënten direct `in Vazalo' zouden kunnen stromen. Op grond van data over de maanden juni en juli die door een aantal gemeenten zijn geleverd, is gekeken hoe groot deze groepen daadwerkelijk zouden zijn. Een aantal gemeenten die deze data niet konden leveren, heeft voor dit onderzoek wel een nieuwe schatting gegeven van het aantal Vazalokandidaten. In sommige gemeenten bleek maar een kwart van het oorspronkelijk opgegeven aantal daadwerkelijk aan de criteria te voldoen (zie onderstaande tabellen).


1 De criteria in het experiment waren gelijk aan die in de Wet Vazalo: als het jongste kind jonger is dan twaalf jaar moeten de eigen inkomsten minimaal 773 zijn, waarvan minimaal 373 uit arbeid. Als het jongste kind twaalf tot zestien jaar is, moeten de eigen inkomsten minimaal 843 zijn, waarvan minimaal 373 uit arbeid.


4

Tabel 2.1 Berekende aantal dat in juni voldeed aan criteria Gemeente Aantal Aantal Opgegeven Aantal dat in % van bijstands- alleenstaande bij juni voldeed totale gerechtigde ouders met aanmelding: aan groep n kinderen tot verwachting Vazalocriteria alleenst. 16 jaar aantal (berekend) ouders in Vazaloklanten bijstand Amersfoort 2210 675 36 9 1,3 Breda 3757 961 35 12 1,2 Enschede 4664 1181 32 27 2,2 Hellendoorn 300 68 12 6 8,8 Leiden 3095 733 41 10 1,4 Weststellingwerf 332 96 10 1 1,0

Tabel 2.2 Geschatte aantal dat bij start zou voldoen aan criteria Gemeente Aantal Aantal Opgegeven Aantal dat bij % van bijstands- alleenstaande bij start zou totale gerechtigden ouders met aanmelding: voldoen aan groep kinderen tot verwachting Vazalocriteria alleenst. 16 jaar aantal (schatting) ouders Vazaloklanten in bijstand Almere 4324 1471 150 49 3,3 Boxmeer 230 40 5 4-5 11,3 Den Haag 18462 4782 165 165 3,5 Leeuwarden 4016 866 53 5-6 6,3 Ooststellingwerf 374 77 3 1-2 1,9 Utrecht 9453 1534 86 32 2,1 Vlagtwedde 156 34 10 5 14,7

Het verschil tussen de inschatting vooraf en het feitelijke aantal heeft een aantal oorzaken: allereerst was het niet alle gemeenten van het begin af aan duidelijk dat met `alleenstaande ouder' een ouder met een kind tot zestien jaar werd bedoeld, en niet tot achttien jaar.2 Daarnaast werd het de gemeenten pas na aanmelding duidelijk dat niet alle inkomsten konden worden meegere- kend om aan de Vazalocriteria te voldoen. Heffingskortingen worden door gemeenten als inkomsten gezien, maar mochten niet worden meegeteld als inkomen voor Vazalo.

Ook potentiële doelgroep relatief klein
De `potentiële doelgroep' is de groep alleenstaande ouders die wel inkomsten uit arbeid heeft, maar (nog) onvoldoende om in aanmerking te komen voor de Vazalotoeslag. Invoering van de toeslag zou deze groep, gestimuleerd vanuit de eigen gemeente, over de streep kunnen trekken om meer te gaan werken.

2 Voor een overzicht van de informatie die voorafgaand aan het experiment beschikbaar was voor gemeenten, de wijzigingen die na de eerste verzamelbrief van april 2007 zijn doorge- voerd in het experiment en de aanvullende informatie die later is verstrekt, verwijzen wij naar bijlage 2.

---

Uit tabel 2.3 blijkt dat ook de potentiële doelgroep relatief klein is. Weliswaar heeft een kwart tot een derde van de alleenstaande ouders in de bijstand inkomsten uit arbeid, maar slechts een op de tien heeft inkomsten die de Vazalonorm benaderen (meer dan 80% van deze norm).

Tabel 2.3 Potentiële doelgroep
Gemeente Aantal Aantal dat in Aantal dat niet Aantal dat niet alleenstaande juni in aan- aan criteria aan criteria ouders met merking kwam voldeed, maar voldeed, en kinderen tot voor Vazalo wel > 80% van * Op basis van geleverde data over juni.

Doelgroep die erop vooruitgaat tijdens experiment nog kleiner
Pas na aanmelding werd het de gemeenten duidelijk dat premies en vrij- latingen op de Vazalotoeslag in mindering moesten worden gebracht. In
gemeenten met een ruimhartig premiebeleid betekende dit dat slechts een beperkte groep voordeel zou hebben bij de regeling uit het experiment.

Vooral de groep met kinderen tot vijf jaar had weinig voordeel bij de regeling zoals die op basis van de Wet Vazalo in het experiment was uitgewerkt, omdat bij deze groep een aantal heffingskortingen wordt vrijgelaten en dit moest worden verrekend met de toeslag. Omdat de toeslag vatbaar zou zijn voor beslag, zouden ook cliënten met schulden er niet op vooruit gaan.

Regeling ingewikkeld voor uitvoerders
In alle gemeenten valt te horen dat de Vazaloregeling erg ingewikkeld is. Dit komt onder meer doordat de regeling een armoedeval wil voorkomen en
ervoor wil zorgen dat meer werk ook meer loont. De staffels in de hoogte van de toeslag die dit tot gevolg heeft, zorgen er voor dat een gemeente niet eenvoudig kan zien hoeveel de toeslag in individuele situaties zou bedragen en dit ook niet eenvoudig aan een cliënt kan uitleggen. Dit zou overigens gedurende het experiment niet het geval zijn; daar was voor iedereen dezelfde toeslag beschikbaar, namelijk een bedrag van honderd euro. Vanwege het feit dat premies, heffingskortingen en vrijlatingen in mindering moesten worden gebracht op de Vazalotoeslag, zou echter ook in het experiment met veel verschillende bedragen moeten worden gewerkt.
Als tweede oorzaak voor de ingewikkeldheid van de regeling wordt gewezen op de aansluiting die is gezocht bij de Wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).


6

De regeling is `te veel opgezet vanuit de Belastingdienst', volgens gemeenten. Gemeenten spreken bijvoorbeeld over een alleenstaande ouder indien het jongste kind jonger is dan achttien jaar, Vazalo trekt een grens bij zestien jaar. Ook kent de regeling een knip bij twaalf jaar, een leeftijd die vanuit de bijstand geen betekenis heeft. Een tweede aanpassing vanuit de Awir geldt het feit dat kinderalimentatie niet als inkomen wordt gezien onder Vazalo, terwijl
gemeenten het wel zo registreren. Een en ander leidt ertoe dat gemeenten hun administratie op punten zouden moeten aanpassen: zowel voor het
experiment als om de regeling uiteindelijk te kunnen uitvoeren.

Ook als de regeling eenmaal zou zijn ingevoerd, zou een deel van de
alleenstaande ouders nog steeds aangewezen zijn op de gemeente voor de uitbetaling van de toeslag ­ omdat zij er niet het hele kalenderjaar voor in aanmerking komen. Soms zal pas achteraf duidelijk zijn bij welke instantie de cliënt de toeslag had moeten halen. Dit vergt verrekeningen tussen gemeente en Belastingdienst, en dus communicatie op het niveau van individuele
cliënten. Volgens de gemeenten betekent dit een zeer zware administratieve belasting. Uit informatie van SZW blijkt dat dit punt berust op een misverstand bij gemeenten: de afstemming tussen gemeenten en de Belastingdienst is namelijk in de Wet Vazalo geregeld.

Conform de inhoud van de wet Vazalo, moesten gemeenten in het experiment per maand bezien of iemand voor de toeslag in aanmerking kwam. Hiervoor zou het nodig zijn geweest om inkomsten uit zelfstandigheid alsook andere in- komsten die met enige vertraging worden uitgekeerd3, terug te rekenen naar de maand waarop ze betrekking hebben. De gemeenten schatten in dat dit veel rekenwerk zou kosten. De WWB verplicht gemeenten hier overigens ook toe, maar bekend is dat gemeenten dit in de praktijk niet altijd doen.

Een laatste knelpunt waar gemeenten tegenaan liepen, was hoe zij moesten omgaan met het opheffen van de arbeidsverplichtingen bij wisselende in- komsten. Pas na afloop van een maand is duidelijk of iemand aan de Vazalo- criteria voldeed; de arbeidsverplichting kan echter niet met terugwerkende kracht worden opgelegd of opgeheven. De kans is groot dat klanten voor wie achteraf blijkt dat hen onterecht arbeidsverplichtingen zijn opgelegd, in veel gevallen in de tussentijd wel `lastig' zijn gevallen door de sociale dienst om meer te gaan werken.

Regeling ingewikkeld voor cliënten
Ook voor klanten is de gekozen uitvoering ingewikkeld, vanwege de uitvoering door twee partijen. Relatief veel alleenstaande ouders hebben te maken met wisselende inkomsten: uit de gegevens van zes gemeenten over juni en juli 2007 blijkt dat in juni in totaal 55 cliënten voldeden aan de Vazalonorm, en in juli 59. Er waren echter maar 39 cliënten die in beide maanden aan de norm

3 Het gaat hier bijvoorbeeld om incidenteel ontvangen bedragen aan alimentatie en vakantietoeslag.

---

voldeden. Zorgen over het `duiventileffect' lijken, op basis van deze beperkte set gegevens, dus aannemelijk. We kunnen op grond van dit onderzoek niet nagaan wat het effect zou zijn geweest op de stabiliteit van de inkomsten wanneer er een stimulerende maatregel als de Vazalotoeslag zou zijn.

Zoals gezegd, zijn gemeenten van mening dat er een positieve prikkel kan uitgaan van uitvoering door de Belastingdienst: cliënten zijn dan immers niet langer afhankelijk van de sociale dienst, en hoeven niet meer te voldoen aan eisen van de gemeente. Een aantal gemeenten wijst echter ook op een mogelijk nadeel: zij spreken de zorg uit dat cliënten huiverig zullen zijn voor een overstap naar de Belastingdienst. De drempel om te communiceren met die instantie is hoger dan bij gemeenten. Bovendien zou de angst kunnen bestaan dat een ten onrechte uitgekeerde toeslag moet worden terugbetaald. De Belastingdienst controleert immers, anders dan gemeenten, niet vooraf of een toeslag rechtmatig is aangevraagd.

De alleenstaande ouders zelf hebben dezelfde bedenkingen bij uitvoering van een financiële stimuleringsregeling door de Belastingdienst. Een aantal respondenten noemt als voordeel het niet langer gebonden zijn aan de sociale dienst. Anderen vrezen juist de ingewikkelde formulieren en slechte bereikbaarheid van de Belastingdienst.

Tijdens het experiment zouden alle alleenstaande ouders klant blijven van de gemeente, aangezien de Belastingdienst niet participeerde in het experiment. Zeker in gemeenten met een ruimhartig premiebeleid zou het daardoor lastig zijn om cliënten duidelijk te maken wat voor hen de meerwaarde was van Vazalo.

2.3 Specifieke knelpunten in experiment
Tijdsdruk hoog
Het liep tegen de zomervakantie toen de experimentgemeenten te horen kregen dat ze waren geselecteerd voor het experiment. Een moeilijke periode om voorbereidingen in gang te zetten, maar desondanks togen de deel- nemende gemeenten voortvarend aan de slag: de voorbereidingstijd was immers kort. Er werden projectteams opgezet, beschikkingen opgesteld en medewerkers werden vrijgesteld om zich met de potentiële Vazalodoelgroep bezig te houden. ICT-afdelingen draaiden overuren om de vereiste gegevens boven tafel te krijgen. Vrijwel alle gemeenten wilden hun cliënten trapsgewijs benaderen: eerst de groep die direct in aanmerking kwam voor de toeslag, dan de groep wiens inkomsten uit arbeid hier nog te laag voor waren, dan pas de groep die op dit moment nog helemaal niet werkt. Op het moment dat het experiment werd afgeblazen, hadden twee kleinere gemeenten de eerste groep al per brief geïnformeerd over de regeling. In nog eens vijf gemeenten lagen de brieven klaar om te worden verzonden, maar konden ze nog worden


8

onderschept. In twee gemeenten waren er berichten over het experiment
verschenen in de lokale media. Eén experimentgemeente had alle tien
cliënten met bijverdiensten al gesproken en een aantal van hen was zelfs al meer gaan werken om aan de Vazalonorm te voldoen.

Waar sommige gemeenten plannen hadden voor een intensieve aanpak met
een actieve werkgeversbenadering, zagen andere het experiment vooral als bezuinigingsinstrument ­ wie aan de criteria voldeed, hoefde immers niet meer te worden begeleid door de gemeente. Kennelijk was het niet alle gemeenten duidelijk dat de regeling bedoeld was om alleenstaande ouders die nu niet of weinig werkten, (meer) te laten werken.

Communicatie onvoldoende
Naast tijdsdruk noemen gemeenten vooral de informatievoorziening vanuit SZW als knelpunt. Tijdens de voorbereidingsmaanden kwam volgens de
gemeenten regelmatig, als `duveltjes uit een doosje', nieuwe informatie vanuit SZW. Zo werd volgens gemeenten pas na verloop van tijd duidelijk hoe
arbeidsintensief de gegevenslevering voor de monitoring van het experiment zou zijn. Ook hadden veel gemeenten zich al aangemeld op het moment dat duidelijk werd hoe premies en vrijlatingen moesten worden verrekend met de Vazalo-toeslag. Gemeenten zijn hierover namelijk op 5 juni 2007
geïnformeerd.

Het is in dit verband goed om te benadrukken dat de Vazaloregeling ­ dit geldt zowel voor de wet als voor het hieruit afgeleide experiment ­ een ingewikkelde regeling is. De hoeveelheid en complexiteit van de informatie heeft er wellicht voor gezorgd dat op sommige punten de informatie van SZW aan de aandacht van gemeenten is ontsnapt. Zo was SZW in de perceptie van nogal wat
gemeenten niet vanaf het begin duidelijk over de precieze criteria waaraan cliënten moesten voldoen om voor de toeslag in aanmerking te komen. Dit terwijl deze informatie al was opgenomen in de verzamelbrief van 26 april 2007 waarmee de staatssecretaris gemeenten opriep zich te melden voor het experiment.

De communicatie rond de afgelasting van het experiment hebben de
gemeenten ook als onbevredigend ervaren. Het duurde lang tot het duidelijk werd dat het experiment zou worden afgelast. De bijeenkomst voor
gemeenten, die werd georganiseerd voorafgaand aan het openbaar worden
van het advies van de Raad van State, bood gemeenten onvoldoende
informatie. Voor sommige gemeenten deed dit afbreuk aan het gevoel samen met SZW in het experiment te zijn gestapt. Belangrijk is dat de ambtenaren van het ministerie van SZW door het niet-openbare karakter van het advies waren gebonden aan een geheimhoudingsplicht en dus niet samen met
gemeenten de inhoud van het advies mochten doornemen.


---

Experiment arbeidsintensief
De uitvoeringskosten in de aanloop naar het experiment waren hoog volgens gemeenten. Dit lag vooral aan de benodigde ICT-voorbereidingen. De
gegevenslevering, bedoeld om het experiment te monitoren, bleek uitgebreider te zijn dan op voorhand verwacht. Sommige gemeenten hadden verwacht dat ze alleen van cliënten die aan de Vazalonorm voldeden, gegevens hoefden bij te houden, en niet van de totale groep alleenstaande ouders. Anderen hadden niet verwacht dat de gegevens op klantniveau en zo frequent moesten worden geleverd. Koppelingen van bestanden bleken moeizaam tot stand te komen en niet alle gevraagde gegevens zouden kunnen worden geleverd. Vrijgelaten heffingskortingen worden bijvoorbeeld niet altijd in de gemeentelijke systemen opgenomen, maar moesten voor het experiment wel worden bijgehouden. Ook is uit de administratie niet altijd terug te halen tot welk soort inkomsten een bepaald bedrag moet worden gerekend.

Belastingdienst ontbrekende speler
Het belangrijkste inhoudelijke bezwaar van gemeenten tegen de opzet van het experiment betreft het niet-deelnemen van de Belastingdienst aan het
experiment. Daardoor zou een aantal zaken in het experiment niet boven tafel komen. Cliënten hoefden geen keuze te maken tussen gemeente en de
Belastingdienst. De prikkel die zou uitgaan van het geen klant meer zijn van de gemeente, kon niet worden getest. En ook eventuele knelpunten in de communicatie tussen gemeenten en Belastingdienst zouden niet aan het licht komen.

Deelname van de Belastingdienst aan het experiment Vazalo was niet
mogelijk, zowel om juridische als praktische reden. De Awir biedt geen wettelijke basis voor experimenten. Daarnaast werkt de Belastingdienst met landelijke systemen. Binnen die systemen is een experiment voor een
beperkte doelgroep niet uitvoerbaar.


10

3 TOEKOMST

Het experiment Vazalo zou het eerste landelijke experiment zijn geweest op basis van artikel 83 van de WWB. De experimentgemeenten zijn in het algemeen positief over deelname aan een landelijk experiment. Als het experiment aansluit bij wat de gemeente zelf wil bereiken, dan is veel mogelijk. Gemeenten zijn bereid om te investeren in deelname, zowel financieel als in menskracht en aanpassingen in de bedrijfsvoering. Als belangrijk voordeel noemt men dat deelname aan een experiment de gemeente in staat stelt alvast ervaring op te doen met een regeling die in de toekomst wordt ingevoerd.
In het coalitieakkoord staat de afspraak dat er een regeling komt die werken in deeltijd voor sollicitatieplichtige alleenstaande ouders aantrekkelijk moet maken. Na de afgelasting van het experiment Vazalo heeft het kabinet besloten om een experiment op te zetten waarin met zo'n regeling gaat worden geëxperimenteerd.1
Voor een nieuw experiment met een regeling voor alleenstaande ouders pleiten gemeenten ervoor om in het experiment zo goed mogelijk aan te sluiten bij de uiteindelijke regeling. Dit betekent onder meer dat alle partijen die bij een uiteindelijke regeling betrokken zullen zijn, ook moeten participeren in het experiment.
Overigens heeft een aantal gemeenten na stopzetting van het experiment Vazalo zelf een regeling voor alleenstaande ouders in het leven geroepen. Dit gebeurt vooral door premies en ondersteuning bij het regelen van kinderopvang. Alleenstaande ouders geven zelf aan vooral behoefte te hebben aan ondersteuning om hun arbeidsmarktpositie te verbeteren, bijvoorbeeld door middel van scholing.

3.1 Landelijk experiment WWB
Oordeel deelname aan experiment
De experimentgemeenten zijn van mening dat deelname aan een experiment de gelegenheid biedt om al in een vroeg stadium bekend te raken met een nieuwe regeling. Zo kunnen nieuwe processen voortvarend in gang worden gezet, zonder dat het direct al in de gehele organisatie moet worden ingebed.

Een ander positief aspect van deelname aan een experiment is de netwerk- functie die het biedt aan de gemeenten. Men ervaart het als inspirerend om intensief samen te werken met anderen. De samenwerking wordt in een aantal


1 In het coalitieakkoord en het bestuurlijk akkoord is eveneens vastgelegd dat er een recht komt op ontheffing van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen onder de vijf jaar. Het gaat hierbij om een ontheffing op aanvraag voor een maximale duur van zes jaar. Bij een dergelijke ontheffing geldt een scholingsplicht voor de alleenstaande ouder, met als doel om na de ontheffing een (duurzame) baan te kunnen vinden.
---

gevallen ook op andere onderwerpen voortgezet.
Er zijn ook minder positieve geluiden te horen. Deze zijn in het vorige hoofd- stuk opgetekend bij de ervaringen van de gemeenten met het experiment. Ze vormen de basis voor de voorwaarden die gemeenten formuleren voor een
toekomstig experiment.

Verwachtingen/voorwaarden voor toekomstig experiment
Voor een toekomstig experiment pleiten vrijwel alle experimentgemeenten ervoor om meer tijd te reserveren voor de voorbereiding van het experiment. Tijdens de voorbereiding kan een realistische beoordeling worden gemaakt van verwachte knelpunten. Gemeenten zouden hierbij graag in een vroeg
stadium worden betrokken.
Een voorwaarde voor een goede uitvoering van een experiment is volgens de gemeenten dat alle partijen die bij de uitvoering van de regeling uiteindelijk een rol krijgen, ook aan het experiment deelnemen. Het feit dat de Belasting- dienst niet zou worden betrokken in het Vazalo-experiment, wordt dan ook gezien als een groot manco. De toekomstige praktijk moet in een experiment zo realistisch mogelijk worden uitgeprobeerd.
Voordat feitelijk wordt gestart met het experiment, moet volgens de gemeen- ten een aantal zaken vastliggen. Zo moet al zeker zijn dat het experiment ook daadwerkelijk doorgaat. De Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) dient aangenomen te zijn. Ook moet volledig duidelijk zijn onder welke voorwaarden het experiment kan plaatsvinden.

Ondanks de ervaren knelpunten geven de meeste gemeenten aan dat zij
opnieuw bereid zijn om deel te nemen aan een landelijk experiment in het kader van de WWB. Zij vertrouwen erop dat de uitvoeringsproblemen die in het Vazalo-experiment werden ervaren, dan kunnen worden vermeden. Wel
geven ze aan dat aan bovenstaande voorwaarden moet zijn voldaan. Ook
dient het idee van de regeling waarmee wordt geëxperimenteerd, aan te
sluiten bij de doelen van de gemeente. Bovendien is het voor de gemeenten van belang dat deelname daadwerkelijk iets kan opleveren voor de cliënten van de gemeente.

Verhouding tot advies Raad van State
De Raad van State plaatste kanttekeningen bij het experiment Vazalo, omdat er binnen de WWB zou worden geëxperimenteerd met een wet die deels
buiten de reikwijdte van de WWB viel. Dat zal in het nieuwe experiment niet het geval zijn. Het nieuwe experiment richt zich op het doeltreffender uitvoeren van de WWB, zoals bedoeld in het experimenteerartikel van de WWB.
Aangezien het niet om een nieuwe wet gaat, is ook het bezwaar van de Raad van State dat niet kan worden geëxperimenteerd met een wet die al is aange- nomen door het parlement, niet van toepassing op het nieuwe experiment.


12

3.2 Experiment voor alleenstaande ouders
Belemmeringen om (meer) te werken
Voordat de inrichting van een toekomstig experiment wordt besproken, is het nuttig om na te gaan welke belemmeringen voor alleenstaande ouders gelden om meer te werken. Dit zijn belemmeringen die in het experiment dienen te worden `overwonnen'.
De gemeenten zijn redelijk eensgezind in hun analyse van oorzaken die alleenstaande ouders ervan weerhouden om (meer) te werken. Zo zijn er problemen met het combineren van werk en zorg. Omdat er bijvoorbeeld onvoldoende deeltijdbanen beschikbaar zijn, omdat het regelen van kinderopvang niet mogelijk is of te veel rompslomp met zich meebrengt en/of omdat een ondersteunend netwerk ontbreekt om in te springen als een kind ziek is of schooltijden onverwachts wijzigen. Daarnaast spelen individuele keuzes een rol, bijvoorbeeld omdat de ouder de zorg voor de kinderen niet wil overlaten aan anderen. Ook moet worden bedacht dat alleenstaande ouders en hun kinderen vaak nog kampen met het trauma van een scheiding. Dit maakt dat het enige tijd duurt voordat men er weer aan toe is om te gaan werken.

In het afrondend onderzoek bij het experiment is aan achttien alleenstaande ouders uit zeven van de vijftien onderzoeksgemeenten gevraagd wat hun belemmeringen zijn om (meer) te werken en wat hen zou kunnen stimuleren om (meer) te werken. De alleenstaande ouders die wij hebben gesproken, zijn allemaal vrouw en de meesten van hen hebben nu een kleine baan. Op vier uitzonderingen na, willen ze allemaal meer uren werken. Slechts een enkeling streeft naar een volledige baan.
De meest genoemde redenen om meer te willen werken, zijn de behoefte aan meer geld en de wens om niet meer van de sociale dienst afhankelijk te zijn. Het vinden van meer uren werk lukt hen nu nog niet omdat ze een te lage opleiding hebben, te weinig werkervaring hebben of (naar eigen zeggen) te oud zijn om een (nieuwe/grotere) baan te vinden. De wens om zelf volledig voor de kinderen te zorgen of problemen met het organiseren van kinder- opvang worden relatief weinig genoemd.

Inrichting toekomstig experiment
Om een toekomstig experiment met een regeling voor alleenstaande ouders tot een succes te maken, pleiten gemeenten en alleenstaande ouders voor een inrichting waarbij op verschillende aspecten wordt ingezet:


· Activering
In een nieuw experiment zou het nut van een categoriale ontheffing voor werkende alleenstaande ouders moeten worden getoetst. Hiermee draagt de gemeente uit dat werken in deeltijd als voldoende wordt gezien. Van de alleenstaande ouders die zijn geïnterviewd, geeft een deel aan vooral behoefte te hebben aan betere ondersteuning in de vorm van scholing of
13

opleiding. Anderen geven juist aan geen verdere ondersteuning te willen, zij voelen zich al erg `gepusht' door de gemeente. Zij hebben hooguit behoefte aan betere informatie over hun mogelijkheden.


· Inkomen
In een nieuw experiment zou het huidige premiebeleid moeten worden
verruimd. Zo zou het mogelijk moeten zijn om een premie maandelijks uit te betalen, zonder dat dit als inkomen wordt meegerekend door de Belasting- dienst. Het zou dus geen nadelige gevolgen mogen hebben voor de zorg-
toeslag en de huurtoeslag. Dit is eventueel te realiseren als gemeenten de alleenstaande ouders financieel compenseren voor de fiscale beperkingen in het huidige premiebeleid. In een experiment zou zo'n werkwijze kunnen
worden beproefd.
Een ander aspect is dat het nu niet mogelijk is om bij uitstroom uit de bijstand langdurig premie te blijven ontvangen, terwijl het juist kan bijdragen om de armoedeval tegen te gaan. Het is de moeite waard om in een experiment te verkennen of premies ook na uitstroom langere tijd kunnen worden
doorbetaald. Hierbij zou de hoogte van de premie volgens een glijdende schaal en op aangeven van de alleenstaande ouder zelf kunnen worden
afgebouwd, waardoor een soepele overgang plaatsvindt naar volledige
bijstandsonafhankelijkheid, zonder dat dit is gekoppeld aan termijnen die nu in veel in re-integratieverordeningen zijn opgenomen.
In de interviews geeft slechts een klein deel van de alleenstaande ouders aan dat financiële ondersteuning hen zou helpen om (meer) te gaan werken. Zij willen graag dat eigen inkomsten niet meer of slechts beperkt worden gekort op de uitkering. Eén respondent zou ook graag een maandelijkse toeslag willen en een vergoeding van haar studiekosten.


· Uitvoering
Het nieuwe experiment moet volgens de gemeenten zo veel mogelijk lijken op de regeling die wordt getoetst. Dat geldt niet alleen voor de criteria die gelden bij de regeling, maar ook voor de uitvoering. Alle partijen die betrokken zullen zijn bij de uitvoering, moeten ook deelnemen aan het experiment. Zo kunnen eventuele knelpunten in de communicatie tussen de verschillende partijen onderling en tussen alleenstaande ouders en de betrokken partijen aan het licht komen. Ook de rolverdeling tussen de verschillende partijen kan dan onderdeel vormen van het experiment.

Als aandachtspunt bij een toekomstig experiment wordt genoemd dat het leidt tot ongelijkheid ten opzichte van andere groepen die niet volledig beschikbaar kunnen zijn voor de arbeidsmarkt, zoals mensen die kampen met een arbeids- handicap of mensen op hogere leeftijd. Aan deze groepen zou ook aandacht besteed kunnen worden in het experiment.

Te toetsen aannames in nieuw experiment
Een nieuw experiment moet aan het licht brengen in hoeverre een financiële prikkel, in combinatie met het vrijstellen van de arbeidsverplichting,


14

alleenstaande ouders stimuleert om (meer) te gaan werken. Een nieuw
experiment kan ook inzicht geven in de financiële consequenties voor
gemeenten bij een regeling voor alleenstaande ouders. De Landelijke
Cliëntenraad vermoedt dat gemeenten financieel voordeel kunnen behalen met het investeren in een aparte regeling voor alleenstaande ouders.2 Men gaat hierbij uit van de veronderstelling dat door meer alleenstaande ouders in deeltijd te laten werken, de werkelijke uitgaven aan bijstand sneller dalen dan het objectief aan een gemeente toegekende budget voor het bekostigen voor deze uitgaven. Uit dit verschil zouden gemeenten ruimschoots de extra
uitvoeringskosten en premies kunnen betalen. In het beoogde experiment zou in de opinie van de Cliëntenraad dan ook deze veronderstelling moeten
worden getoetst. Mocht namelijk blijken dat het een goede investering is, kan dit stimulerend werken voor andere gemeenten. Men is namelijk van mening dat gemeenten er nu ten onrechte vanuit gaan dat alleen investeren in re- integratie gericht op volledige uitstroom voor hen financieel rendabel is.

Eigen plannen gemeenten
Een aantal gemeenten heeft na het stopzetten van het experiment Vazalo zelf een regeling bedacht waarmee alleenstaande ouders met een WWB-uitkering kunnen worden gestimuleerd om (meer) te gaan werken. Het gaat dan om
premieregelingen, vaak in combinatie met extra ondersteuning om niet-
actieven te helpen in deeltijd te werken (bijvoorbeeld het acquireren van banen onder schooltijd of coaching om werk en zorg te kunnen combineren) en/of hulp bij het regelen van kinderopvang. Enkele gemeenten die geen eigen regeling opzetten voor alleenstaande ouders, geven aan dat zij wel bij (nieuwe) aanbestedingen voor re-integratiedienstverlening rekening (gaan) houden met deze groep.

2 Dit staat los van het gegeven dat gemeenten die aan het Vazalo-experiment zouden meedoen, de uitkeringslasten voor de alleenstaande ouders die aan de Vazalo-criteria voldeden volledig vergoed zouden hebben gekregen.


15


16

BIJLAGEN


17


18

BIJLAGE 1

Onderzoeksopzet
Doelstelling
Het ministerie van SZW wilde met dit afrondende onderzoek enerzijds vast- leggen welke ervaringen de vijftien gemeenten hadden met het opzetten van het experiment Vazalo. Daarnaast wilden ze een beeld krijgen van hoe deze gemeenten denken over wat een effectief instrument is om alleenstaande ouders te prikkelen (meer) te gaan werken: Vazalo of een ander instrument. De met het onderzoek verkregen inzichten dienen als input bij het verder ontwikkelen van beleid voor de doelgroep alleenstaande ouders in de bijstand en meer concreet het opzetten van het toegezegde nieuwe experiment.

Onderzoeksvragen
De hiervoor weergegeven onderzoeksdoelstelling is vertaald in zes onder- zoeksvragen:
Wat zijn de ervaringen van de experimentgemeenten met de uitgangspunten van de Wet Vazalo?
Wat zijn de ervaringen van de experimentgemeenten met deelname aan een experiment?1
Wat is het aantal mensen dat binnen de experimentgemeenten per 1
september 2007 zou voldoen aan de criteria van het experiment Vazalo?

1. Hoe groot is binnen de experimentgemeenten de potentiële doelgroep?
2. Wat is het oordeel over de overdraagbaarheid van de Wet Vazalo aan de klantmanagers en aan de klanten?

3. Wat is (volgens de experimentgemeenten) een goede manier om de arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders in de WWB te stimuleren? En hoe zou een experiment om deze veronderstelling te toetsen, eruit moeten zien?

Onderzoeksaanpak
Voor een antwoord op deze onderzoeksvragen, zijn tussen 4 december en 8 januari gesprekken gevoerd met beleidsmedewerkers en ICT-verantwoorde- lijken in alle vijftien experimentgemeenten. Daarnaast is gesproken met Jan Laurier van de Landelijke Cliëntenraad (LCR).
In aanvulling op deze interviews zijn achttien telefonische interviews afgenomen met personen uit de doelgroep: alleenstaande ouders in de
bijstand die nu al dan niet in deeltijd werken. De namen en contactgegevens van deze personen zijn aangeleverd door zeven van de vijftien experiment- gemeenten.


1 Het zou de eerste keer zijn geweest dat er zou worden gebruikgemaakt van artikel 83 uit de WWB.


19

Tot slot is aan alle experimentgemeenten gevraagd om inkomensgegevens
over juni en juli 2007 te leveren van alle alleenstaande ouders in het bestand. Zeven gemeenten hebben hieraan gehoor gegeven (van één gemeente
bleken de data uiteindelijk niet bruikbaar voor analyse); nog eens zeven gemeenten hebben een schatting gemaakt van het aantal cliënten dat in
september aan de criteria zou hebben voldaan.


20

BIJLAGE 2

Informatievoorziening experiment Vazalo
Verzamelbrief 26 april 2007
In de verzamelbrief van 26 april 2007 heeft de staatssecretaris gemeenten die interesse hebben in deelname aan het experiment Vazalo, opgeroepen zich aan te melden voor 17 mei 2007. Deze termijn is uiteindelijk verlengd tot 8 juni 2007 (via berichtgeving op het gemeenteloket op de website van SZW).

In de verzamelbrief zijn kort de hoofdlijnen van de Wet Vazalo geschetst, waaronder de doelgroep en de driedubbele inkomensvoorwaarden. Ook is gemeld dat deelname van de Belastingdienst aan het experiment niet mogelijk is en dat de werking van de Wet Vazalo in het experiment zal worden gesimuleerd binnen de WWB.
Tevens is een voorbehoud gemaakt. Om tijdig te kunnen beginnen met het experiment, is alvast begonnen met de voorbereidingen ervan voordat de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) over het experiment Vazalo gereed was. In de verzamelbrief is opgemerkt dat tijdens de totstandkoming van de AMvB nog wijzigingen in de omschrijving van het experiment kunnen worden aangebracht.
Ten slotte moesten gemeenten bij aanmelding bepaalde gegevens
aanleveren. En ook werd van gemeenten verwacht dat zij gedurende het experiment de benodigde informatie op een juiste manier kunnen registeren en op een inzichtelijke manier kunnen presenteren. Het ging hierbij met name om registratie van het duiventileffect. Hiervoor moest de gemeente inzicht hebben in het inkomenspatroon van de alleenstaande ouder en kunnen aangeven wanneer deze in het kader van Vazalo van het ene loket naar het andere zou overgaan (van Belastingdienst/Toeslagen naar gemeente of andersom).

Aanbiedingsbrief van het ontwerpbesluit experiment WWB alleenstaande ouders aan de Tweede Kamer
Op 5 juni 2007 is het ontwerpbesluit voor het experiment aangeboden aan de Tweede Kamer. De brief staat op de website van SZW onder `Officiële Publicaties'. Het ontwerpbesluit bevat de volledige uitwerking van het experiment Vazalo: doelgroep, inkomenseisen, hoogte van de bonus, vrijlatingen die op de bonus in mindering moeten worden gebracht, et cetera. In dit ontwerpbesluit is naar aanleiding van de voorhangprocedure nog een aantal wijzigingen aangebracht (deze wijzigingen zijn aan de experiment- gemeenten bekendgemaakt tijdens de startbijeenkomst op 19 juli):
De bonus werd verhoogd van 66 per maand naar 100 per maand.
Een eenmalige premie die eerder in het jaar (voor aanvang van het experiment) aan de alleenstaande ouder was verstrekt, werd niet in aanmerking genomen (leidde dus niet tot een lagere bonus).


21

Bij volledige uitstroom uit de bijstand wordt de bonus over het resterende aantal maanden van het kalenderjaar in één bedrag aan de alleenstaande ouder uitbetaald. Maandelijkse rapportage door gemeenten werd
tweemaandelijkse rapportage.

Startbijeenkomst op 19 juli 2007
Tijdens de startbijeenkomst zijn presentaties gehouden over de Wet Vazalo en over de inhoud van het experiment. Tevens heeft Regioplan een presentatie gehouden over het te uit te voeren onderzoek. Verder is in vier groepen de opdracht uitgewerkt om een plan van aanpak te maken voor het experiment. Ten slotte heeft SZW een handreiking opgesteld naar aanleiding van de
vragen die tijdens de bijeenkomst zijn gesteld over de Wet Vazalo en het experiment. Deze handreiking is op 31 juli 2007 per e-mail aan alle
deelnemende gemeenten verzonden.

Tweede bijeenkomst op 16 augustus 2007
Deze bijeenkomst viel in twee deelsessies uiteen. In de ene deelsessie is het format voor de gegevensaanlevering van het experiment besproken en in de andere deelsessie de algemene voortgang en de communicatie richting
klantmanagers en richting de doelgroep.

Stellen van vragen
Vragen over het experiment liepen niet (zoals gebruikelijk) via het
gemeenteloket, maar konden rechtstreeks worden gesteld aan de
contactpersonen bij SZW en Financiën. Van deze mogelijkheid is (in ieder geval door een aantal gemeenten) veel gebruikgemaakt.


22

regioplan beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
T 020 531 531 5
F 020 626 519 9
E regioplan@regioplan.nl
I www.regioplan.nl Regioplan Beleidsonderzoek maakt deel uit van Ernst & Young