Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk AM/AKA/2008/6543 Doorkiesnummer Datum 20 maart 2008

Onderwerp Kamervragen van de leden Koer Kaya en Van der
Ham (D66)

Hierbij zend ik u, mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Koer Kaya en Van der Ham (beiden D66) over een dreigend tekort van Oost-Europees personeel en ontoereikende woningproductie.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)

Bijlage(n):
Antwoorden

2070812920

Vragen van de leden Koer Kaya en Van der Ham (beiden D66) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Wonen, Wijken en Integratie over een dreigend tekort van Oost-Europees personeel en ontoereikende woningproductie. (Ingezonden 28 februari 2008)


1
Welke gevolgen zal de afname van Oost-Europees personeel hebben voor Nederland?1


1 Donner vreest afname Oost-Europees personeel, NRC Handelsblad, 21 februari 2008.

Ons kenmerk AM/AKA/2008/6543

Antwoord 1:
Dat gevolg zal afhangen van de ontwikkeling van de vraag naar arbeid en het vermogen om latent aanwezig arbeidspotentieel in Nederland te mobiliseren. In het algemeen kan worden gesteld dat blijvende tekorten op de arbeidsmarkt een negatieve invloed hebben op de economie. Bedrijven zijn niet in staat hun productiepotentieel maximaal te benutten en het risico bestaat dat zij, indien deze situatie zich langere tijd voordoet en perspectief op verbetering ontbreekt, hun productie naar het buitenland verplaatsen. Verder leidt krapte op de arbeidsmarkt tot een opwaartse druk op de loonkosten. Overigens werken we ook hard om het nog aanwezige onbenutte arbeidspotentieel in Nederland te benutten. In mei a.s. doe ik u een vervolgrapportage toekomen over het werknemersverkeer met de MOE-landen en het flankerend beleid.


2
Welke oorzaken ziet u voor de door u verwachte afname van Oost-Europees personeel? Heeft u aanleiding om te denken dat het gevoel niet welkom te zijn reden is voor Oost-Europese werknemers om niet naar Nederland te komen?

Antwoord:
Ik beschik niet over signalen dat Nederland als bestemmingsland voor arbeidsmigratie minder in trek raakt en dat bijvoorbeeld Oost-Europese werknemers zich niet welkom voelen in Nederland, maar ik acht dat ook niet geheel uitgesloten gegeven de wijze waarop hier soms over hun aanwezigheid wordt geschreven en gesproken. Wel is mij uit informatie van het Poolse Centraal Bureau voor de Statistiek bekend dat Poolse werknemers in toenemende mate vanuit het buitenland terugkeren naar Polen, vanwege de aantrekkende economie aldaar en de sterke positie van de Poolse munt.


3
Deelt u de mening dat een deel van de problemen die er zijn met de huisvesting van Oost- Europees personeel mede voortkomt uit een tekort aan woningen? In welke mate draagt dit aan het probleem bij? Kunt u dit woningbouwprobleem kwantificeren?

Antwoord:
De problemen met de huisvesting van arbeidsmigranten uit Oost Europa komen voort uit een tekort aan logiesmogelijkheden. De gevraagde huisvesting betreft immers vooral logiesachtige voorzieningen en niet reguliere woningen. Werkgevers hebben de primaire verantwoordelijkheid om in voldoende en adequate huisvesting (logies) te voorzien. Er lopen diverse initiatieven om dit tekort op te heffen. Het realiseren daarvan vergt tijd (bestemmingsplanprocedures, bouwtijd). Ik kan het woningbouwaandeel van dit huisvestingsprobleem niet kwantificeren, omdat dagelijks nieuwe initiatieven worden gerealiseerd. Daarnaast lopen er diverse acties van een groot aantal partijen om de problemen, waaronder huisvesting, het hoofd te bieden. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
---

Ons kenmerk AM/AKA/2008/6543


· Er worden met de Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars, de VROM- Inspectie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten regiobijeenkomsten georganiseerd. Doel van deze bijeenkomsten is zowel de al bestaande kennis en ervaring te delen als van de relevante partijen (gemeenten, corporaties, werkgevers) te vernemen welke oplossingen er nog meer voorhanden en succesvol zijn.
· De bestaande handreiking `Tijdelijke werknemers onder dak' wordt mede op basis van de regionale bijeenkomsten geactualiseerd.

· Corporaties worden gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid te nemen voor het realiseren van tijdelijke woonvoorzieningen.

4
Is uw streven nog steeds een totale jaarlijkse nieuwbouwproductie van tussen de 80.000 tot 100.000 woningen? Is deze ambitie adequaat om toekomstige huisvestingsproblemen van Oost-Europees personeel te voorkomen?

Antwoord:
De Minister voor WWI heeft in haar brief over de nieuwbouwproductie van 22 november 20072 aangegeven voor de komende jaren te streven naar een productie tussen de 80.000 en 83.000. Met de aangepaste beleidsdoelstelling van 80.000 tot 83.000 nieuwe woningen per jaar is onder meer rekening gehouden met de inkomende migratie uit Oost-Europese landen.

5
Heeft u het streven om tussen de 80.000 en 100.000 nieuwbouwwoningen het afgelopen jaar gehaald? Zo neen, waarom niet? Wat was de totale nieuwbouwproductie afgelopen jaar?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4. Of dit streven inderdaad is gehaald is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen, de woningproductiecijfers van CBS over het jaar 2007 zijn nog niet gereed. Wel heeft het EIB berekend dat er 78.000 nieuwe woningen zijn gebouwd in 2007. Dat is nog exclusief de productie anderszins (omzetting kantoren in woningen en woningen boven winkels), die trendmatig jaarlijks tussen 5.000 en 7.000 woningen bedraagt. Het totaal komt hiermee ruim boven de 80.000. Het precieze cijfer wordt eind maart door het CBS bekend gemaakt.

6
In het voorjaar van 2007 werd het kabinet al gewaarschuwd voor de huisvestingsproblemen die nu geconstateerd worden. Waarom heeft het kabinet niet voldoende maatregelen genomen om de huisvestingsproblemen op te lossen en zo het personeelstekort in enkele sectoren te verlichten?

2 TK 2007 ­ 2008, 31 200 XVIII, nr. 10.

---

Ons kenmerk AM/AKA/2008/6543

Antwoord:
Het kabinet heeft al vóór 2007 maatregelen in gang gezet om huisvestingsproblemen van MOE-landers te voorkomen of te verminderen en deze lopen ook dit jaar door, zoals vermeld in het antwoord op vraag 3. Daarbij hebben de betrokken partijen, werkgevers en gemeenten, voldoende mogelijkheden om tot de realisering van deze huisvesting over te gaan. Naar het oordeel van het kabinet is op dit moment sprake van effectieve samenwerking tussen werkgevers(organisaties), gemeenten en rijk. Het is mij dan ook niet duidelijk op welke mogelijke andere maatregelen hier wordt gedoeld.

7
Waarom stelt het kabinet de particuliere sector niet in staat om door middel van een flexibilisering van de woningmarkt deze problemen op te lossen?

Antwoord:
De particuliere sector heeft nu al voldoende mogelijkheden om een bijdrage te leveren aan de huisvesting van arbeidsmigranten, zowel voor het aanbieden van specifieke logiesvoorzieningen als voor het gebruik van woningen. In beide gevallen zal de particulier rekening moeten houden met de lokale regels, zoals bestemmingsplan, bouwregelgeving, huisvestingsverordening en brandveiligheidseisen. Aanvullende landelijke maatregelen zijn daarvoor niet nodig.


---