Gerechtelijke organisatie

Proefprocedure in KB Lux zaak Hoge Raad stelt prejudiciële vragen

's-Gravenhage, 21 maart 2008 - Eind 2001 is de belastingdienst een onderzoek gestart naar Nederlandse belastingplichtigen die buitenlandse bankrekeningen hadden verzwegen. Aanleiding voor dit `Rekeningenproject' waren kopieën van microfiches van de Kredietbank Luxemburg (KB-Luxbank) die de Belgische belastingautoriteiten aan de FIOD hadden gezonden. Die microfiches waren gestolen door werknemers van de KB-Luxbank. Hoe ze in handen van de Belgische overheid zijn gekomen, is onduidelijk gebleven.
De Nederlandse belastingdienst heeft van enkele duizenden microfiches kunnen achterhalen wie de Nederlandse rekeninghouders waren. De belastingdienst heeft deze rekeninghouders aangeschreven en hen gevraagd om gegevens en inlichtingen over hun buitenlandse bankrekeningen te verstrekken. Daarbij heeft hij hen er op gewezen dat belastingplichtigen op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht zijn om gegevens te verstrekken ten behoeve van de belastingheffing en dat het niet voldoen aan die verplichting een strafbaar feit vormt. Een groot aantal heeft onder voorbehoud de gegevens van de verzwegen bankrekeningen aan de inspecteur verstrekt. Aan hen zijn (navorderings)aanslagen opgelegd over twaalf jaren, met een boete van 50%.
De belastingdienst en advocatenkantoor NautaDutilh, dat optreedt als gemachtigde voor een groot aantal belastingplichtigen, hebben afgesproken dat enkele proefprocedures zullen worden gevoerd, waarin met name aan de orde is of de belastingdienst de bevoegdheid heeft om op basis van die gestolen microfiches een (navorderings)aanslag en een boete op te leggen. Het hof Amsterdam heeft op 18 januari 2006 in één van die proefprocedures uitspraak gedaan. Daarbij is de belastingdienst in het gelijk gesteld. (zie rechtspraak.nl, LJN AU9845)

Procedure bij de Hoge Raad
Tegen die uitspraak van het hof heeft NautaDutilh beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. In cassatie is de zaak voor de belastingdienst behandeld door mr. R.L.H. IJzerman, advocaat in Den Haag en voor de belanghebbende door mr. R.A. Fibbe en mr. L.C.A. Wijsman, beiden advocaat in Rotterdam.
Advocaat-generaal mr. P.J. Wattel heeft in zijn conclusie van 1 juni 2007 geadviseerd tot het stellen van een prejudiële vraag (een vraag van uitleg) aan het Hof van Justitie van de EG in Luxemburg (zie rechtspraak.nl, LJN BA8179).

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 21 maart 2008 een aantal klachten van de belanghebbende afgewezen. Ten aanzien van één klacht heeft de Hoge Raad besloten vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EG. De Hoge Raad heeft daarbij onder meer beslist dat de Nederlandse belastingdienst op grond van de gegevens in de gestolen microfiches een nader onderzoek mocht instellen naar verzwegen bankrekeningen. Ook mochten de bankgegevens die de belastingplichtigen onder druk aan de belastingdienst hebben verstrekt, worden gebruikt voor het opleggen van boetes. De belastingplichtigen stellen vergeefs dat zij onder strafdreiging gedwongen waren aan hun eigen veroordeling mee te werken. Hun beroep op artikel 6 EVRM is verworpen. De Hoge Raad heeft besloten om aan het Hof van Justitie van de EG in Luxemburg vragen voor te leggen met betrekking tot de termijn voor navordering van belasting van 12 jaar voor verzwegen (inkomsten uit) buitenlandse banktegoeden en de mogelijkheid om over 12 jaar een boete op te leggen. Deze termijn van 12 jaar is langer dan de vergelijkbare termijn voor binnenlandse tegoeden, die 5 jaar bedraagt.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 21 maart 2008. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.

LJ Nummer

BA8179

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 21 maart 2008 Naar boven