Gerechtelijke organisatie

Geen inhoudelijk oordeel over aanbesteding openbaar vervoer Rotterdam

's-Gravenhage, 26 maart 2008 - Vandaag heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Arriva en Veolia. Het verzoek zag op twee brieven van 31 oktober 2007 die het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam hen had toegezonden. In de brieven was vermeld dat de aanbestedingsprocedure die in april 2007 was opgestart voor het openbaar busvervoer in de regio Rotterdam, werd geschorst. In de brieven was verder vermeld dat de stadsregio Rotterdam voornemens was om vanaf 2012 in te besteden aan RET en dat een verlenging werd voorbereid van de onderhandse concessies tot 2012. Met dat laatste werd gedoeld op de thans geldende concessies van RET en Connexxion.

Bij de uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft zich daarbij niet inhoudelijk over het geschil uitgesproken. Reden daarvoor is dat de brieven van 31 oktober 2007 geen besluit zijn als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht. Met de brieven stond namelijk niet vast dat de opdracht niet aan Arriva en Veolia zou worden gegund en dat hun deelname aan de aanbestedingsprocedure definitief voorbij was. De aanbestedingsprocedure was met de brieven van 31 oktober 2007 slechts geschorst, teneinde de mogelijkheden van inbesteding en verlenging van de onderhandse concessies te onderzoeken. Overigens is inmiddels, op 8 maart 2008, een nieuwe aanbesteding aangekondigd. Die nieuwe aanbesteding kan echter niet achteraf het karakter van de brieven van 31 oktober 2007 veranderen.

LJ Nummer

BC7696

Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum actualiteit: 26 maart 2008 Naar boven