Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kant (SP) over geschorste artsen die toch hun beroep uitoefenen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2830002
26 maart 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kant
(SP) over geschorste artsen die toch hun beroep uitoefenen
(2070809840).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Hoe verklaart u dat geschorste artsen nog steeds aan het werk zijn als
alternatief genezer? 1)
Antwoord 1
De betreffende arts mag zijn titel niet dragen in Nederland. De
betrokkene werkt niet meer in Roosendaal maar vanuit zijn woonhuis in
België en niet als arts.
De orthomoleculair therapeute is door haar beroepsvereniging geschorst
tot de uitspraak van haar zaak bij het tuchtcollege van haar
vereniging, de zitting hiervoor was bepaald op 7 februari. Omdat het
verenigingstuchtrecht betreft kan zij ongeacht de uitspraak, haar
werkzaamheden gewoon voortzetten. De Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) heeft niet de mogelijkheid om haar te beperken in haar
beroepsuitoefening, omdat zij niet valt onder de in artikel 3 en bij
artikel 34 van de Wet BIG geregelde beroepen. Ook de Kwaliteitswet
Zorginstellingen is niet van toepassing op deze therapeute.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg te weinig
bevoegdheden heeft om deze mensen te verbieden hun beroep uit te
oefenen? Welke maatregelen gaat u nemen om deze inspectie op dit punt
meer bevoegdheden te geven?
Antwoord 2
De bevoegdheden van de IGZ hebben mijn aandacht. Het was de eerste
prioriteit van de IGZ dat de desbetreffende arts in ieder geval niet
meer op basis van zijn artsentitel mocht handelen. Daarvoor is een
spoeduitspraak gedaan door het Tuchtcollege te Eindhoven op verzoek
van de IGZ. Nu betrokkene naar het zich laat aanzien toch met
behandelen door-gaat, moet bezien worden of dit een strafbaar feit
betreft. Dit is het geval volgens artikel 96 van de Wet BIG, indien er
buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de
gezondheid van een ander wordt toegebracht. Deze bepaling is opgenomen
om het mogelijk te maken - onder andere - beroepsbeoefenaren die niet
onder artikel 3 of 34 vallen, strafrechtelijk te vervolgen. De IGZ
heeft in dit geval aangifte hiervoor gedaan. Het is nu aan het
Openbaar Ministerie om te bezien of strafrechtelijk onderzoek is
aangewezen.
Een knelpunt daarbij is dat betrokkenen niet werkzaam waren bij een
instelling die valt onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Een
dergelijke instelling is volgens artikel 1, eerste lid, onder b, van
deze wet: een organisatorisch verband dat strekt tot verlening van
zorg. Zorg is "zorg als omschreven bij of krachtens de
Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten"
(artikel 1, eerste lid, onder a, van de wet). In een alternatieve
instelling is van dergelijke zorg veelal geen sprake. Het geven van
een aanwijzing door mij (op advies van de IGZ) of van een bevel door
de IGZ, behoort dan ook niet tot de mogelijk-heden om een dergelijk
samenwerkingsverband te sluiten.
Ik zal, waar aangewezen in overleg met het Ministerie van Justitie en
OM, de mogelijkheden bezien om bestaande wet- en regelgeving aan te
passen om een effectievere aanpak van de uitwassen binnen de
(alternatieve) gezondheidszorg mogelijk te maken.
Vraag 3
Bent u bereid op dit punt de Wet BIG (Beroepen Individuele
Gezondheidszorg) aan te passen? 2)
Antwoord 3
Ik bezie de mogelijkheden om de Wet BIG en de Kwaliteitswet
Zorginstellingen aan te passen zodat een effectievere aanpak van de
uitwassen binnen de (alternatieve) gezondheidszorg bereikt kan worden.
Daarnaast wordt onderzocht of het mogelijk is om normen op te nemen
ten aanzien van aanprijzing van een behandeling in aansluiting op
bestaande wetgeving omtrent gezondheidsclaims op eet- en drinkwaren en
geneesmiddelen. Dat houdt in dat als een behandelaar een behandeling
aanprijst met een gezondheidsclaim
- bijvoorbeeld genezing van kanker - deze behandelaar ook moet
aantonen dat de behande-ling effectief is voor deze claim.
1) Eénvandaag, 19 januari 2008
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 478
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het
lid Agema (PVV), ingezonden 28 januari 2008 (vraagnummer 2070809830)