European Union



Brussel, 17 april 2008

Antitrust: Commissie onderzoekt gebruik groepsvrijstelling verzekeringen

De Europese Commissie is een publieke raadpleging begonnen over het functioneren van de groepsvrijstellingsverordening verzekeringen. Onder deze groepsvrijstelling krijgen bepaalde samenwerkingsakkoorden tussen verzekeringsondernemingen ontheffing verleend van het verbod van de Commissie op bepaalde mededingingsbeperkende praktijken (artikel 81 van het EG-Verdrag); daarbij gaat het onder meer om het opstellen van gemeenschappelijke standaardpolisvoorwaarden, de uitwisseling van statistische gegevens voor het berekenen van risico's, en de oprichting van zgn. verzekeringspools. Parallel met deze publieke raadpleging komen er ook gerichte vragenlijsten voor de branche, nationale toezichthouders en mededingingsautoriteiten, en consumentenverenigingen. Doel van dit alles is te bepalen hoe de groepsvrijstellingsverordening wordt gebruikt en wat daarvan de impact is op de verschillende verzekeringsmarkten in de EU. De uitkomsten hiervan kunnen de Commissie helpen uit te maken of de groepsvrijstellingsverordening die in maart 2010 afloopt, moet worden verlengd. Opmerkingen kunnen worden ingediend vóór 17 juli 2008. Daarna zal de Commissie een rapport opstellen en een effectbeoordeling uitvoeren. Mocht de Commissie besluiten de groepsvrijstellingsverordening te verlengen of aan te passen, dan zal zij over de ontwerp-versie een raadpleging organiseren. Indien er geen groepsvrijstellingsverordening meer komt, zal de Commissie in 2009 een mededeling in die zin publiceren.

In een reactie verklaarde Neelie Kroes, Commissaris voor Mededingingsbeleid: "We moeten onderzoeken hoe de groepsvrijstelling verzekeringen in de praktijk functioneert en of er afdoende redenen zijn om ze te verlengen. In het mededingingsbeleid zijn sectorspecifieke verordeningen uitzonderlijke juridische instrumenten. Wanneer er voor een bepaalde sector bijzondere regels zijn, dan moet ik zeker weten dat deze regels te verantwoorden zijn doordat zij reële voordelen opleveren voor de mededinging en voor de consumenten."

Doel van het raadplegingsdocument

In het raadplegingsdocument zijn de opmerkingen gebundeld die de Commissie over de groepsvrijstellingsverordening heeft ontvangen in het kader van haar recente sectorale onderzoek in de sector zakelijke verzekeringen en tijdens een recente raadpleging van nationale mededingingsautoriteiten; ook actuele overwegingen van de Commissie en ervaring opgedaan bij de behandeling van zaken zijn daarin verwerkt. Dit document bevat, naast een aantal algemene vragen, ook vragen over elk van de specifieke ontheffingen in het kader van de groepsvrijstellingsverordening. Punten waarvoor de Commissie bijzondere belangstelling heeft, zijn onder meer:
* Wordt de groepsvrijstellingsverordening gebruikt? En zo ja, wanneer en waarom?

* Zijn er bepaalde zakelijke risico's of andere specifieke punten die maken dat deze sector verschilt van andere sectoren (waar geen groepsvrijstellingsverordening van toepassing is)?
* Heeft de groepsvrijstellingsverordening bepaalde concurrentieverstorende effecten die ten koste gaan van de consumenten (zoals hogere tarieven of een beperkter aanbod voor bepaalde verzekeringsproducten)?

Een andere vraag die aan bod komt, is of met het wegvallen van deze groepsvrijstelling in de verzekeringsbranche de taakbelasting voor toezichthouders en mededingingsautoriteiten zou toenemen.

De groepsvrijstellingsverordening

Volgens de EU-concurrentieregels moeten ondernemingen zelf beoordelen of de afspraken die zij met elkaar maken in overeenstemming zijn met het verbod op mededingingsbeperkende zakelijke praktijken in het EG-Verdrag (artikel 81). Met de groepsvrijstellingsverordening wordt voor bepaalde groepen afspraken ontheffing verleend van het verbod van artikel 81 en wordt ondernemingen een "vrijhaven" geboden. Een dergelijke algemene ontheffing moet geregeld opnieuw worden bezien, om na te gaan of de voorwaarden die dergelijke ontheffing oorspronkelijk rechtvaardigden, nog steeds voorhanden zijn. De groepsvrijstellingsverordening verzekeringen werd in 2003 voor het laatst verlengd.

Sectoraal onderzoek zakelijke verzekeringen

Bij dit sectorale onderzoek ontving de Commissie een aanzienlijk aantal opmerkingen over de groepsvrijstellingsverordening. Vele antwoorden maakten echter geen onderscheid tussen de noodzaak van de door groepsvrijstellingsverordening gedekte vormen van samenwerking, en de behoefte aan een groepsvrijstellingsverordening op zich. Voorts bleek niet te worden erkend (ook al is dit niet zonder enig belang) dat met het aflopen van de groepsvrijstellingsverordening de afspraken waarvoor thans ontheffing wordt verleend, niet automatisch verboden zullen worden. Wanneer er geen groepsvrijstellingsverordening is, moeten ondernemingen hun afspraken toetsen aan artikel 81 - in plaats van aan de groepsvrijstellingsverordening. In haar eindverslag over dit sectorale onderzoek (zie IP/07/1390 en MEMO/07/382) concludeerde de Commissie dat zij, in dat stadium, geen dwingende redenen zag om de groepsvrijstellingsverordening te verlengen, maar moedigde zij marktdeelnemers aan hun reflectie voort te zetten. Het raadplegingsdocument is gepubliceerd op de website van de Commissie:

http://ec.europa.eu/comm/competition/sectors/financial_services/insura nce.html