Senternovem


23-04-2008 | Reactie Jan Terlouw (PeGO) op Lente-akkoord Nieuwbouw

Met genoegen heeft Jan Terlouw geconstateerd dat een aantal belangrijke marktpartijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB) tot overeenstemming zijn gekomen voor wat betreft de aanpak en ambities voor energiebesparing in de nieuwbouw. Jan Terlouw is voorzitter van het Platform EnergieTransitie in de Gebouwde Omgeving. En heeft in die hoedanigheid gereageerd op het akkoord. "De ambities zoals die zijn aangegeven in het werkprogramma Schoon & Zuinig: 25% energiereductie in 2011, en 50% in 2015, blijven onverminderd van kracht. Dat is goed nieuws voor ondernemers, omdat het zekerheid biedt op de langere termijn en energiebesparingsambities concreet maakt."

Ook sluit Terlouw graag aan bij de in het convenant aangekondigde herziening van de EPN systematiek. "Het platform is met u van mening dat een nieuw te ontwikkelen instrument, waarin gebouw- én locatiegebonden maatregelen hun beslag krijgen, de voorkeur geniet. De PEGO-leden stellen dan ook graag hun kennis en ervaring ter beschikking voor de ontwikkeling van de nieuwe methodiek."

Jan Terlouw is echter ook van mening dat het convenant op enkele essentiële punten onvoldoende tegemoet komt aan de maatschappelijke noodzaak om juist in de nieuwbouw- sector voortvarend te werken aan het verder terugdringen van het energiegebruik in de gebouwde omgeving. Zijn opmerkingen luiden als volgt:

* Het platform is van mening dat gemeenten meer beleidsvrijheid zouden moeten krijgen in het zelfstandig bepalen en opleggen van energieprestatie eisen. PeGO is voorstander van het -onder condities- geven van een bevoegdheid aan gemeenten om nadere aanvullende eisen te stellen. Het platform is stellig van mening dat koploper-gemeenten een cruciale rol vervullen in het verder brengen van innovaties nodig om energietransitie te bereiken. Innovatieve projecten vervolgens beperken tot een beperkt aantal experimenteergebieden gaat geheel voorbij aan de diversiteit van gebiedsontwikkelingen wat betreft type en schaalgrootte. Het platform stelt dan ook voor -als `next best' oplossing- dat gemeenten zich de komende tijd gemotiveerd als experimenteergebied of- gemeente kunnen aanmelden bij het Rijk. Een limitering vooraf tot maximaal 10 gebieden behoort daarbij niet aan de orde te zijn.


* Het kan niet de bedoeling zijn dat de ruimte, die het Rijk heeft om met haar eigen publieke handhavende bevoegdheid om te gaan, via het onderhavige convenant met marktpartijen wordt ingeperkt. Het convenant gaat totaal voorbij aan het feit dat er inmiddels al veel ontwikkelaars en bouwers zijn die op een aanvaardbare manier
- zonder stijging van woonlasten en met behoud van een prima binnenmilieu - projecten realiseren op een niveau flink onder de EPC van 0,6. Het convenant lijkt zich vooral te richten op het peloton van bedrijven en mist een visie op de voortrekkersrol van koplopers. Er is weliswaar aandacht voor `kennisoverdracht en stimulering', wat goed is, maar uit niets blijkt dat een groot aantal bouw- en installatiebedrijven het voortouw al neemt. Hierdoor wordt mijn inziens een kans gemist. Op enkele plaatsen in het convenant wordt gesproken over `het toepassen van al bewezen concepten en technieken'. Ik wil u er graag op wijzen dat voor verdergaande energiebesparingsconcepten structurele innovatie in de bouwsector broodnodig is. Het gaat dus niet alleen om het opschalen van al bewezen technieken (`meer van hetzelfde') maar vooral om het investeren in innovatieve technieken of bouwprocessen (`anders en beter').


* Een eventueel verslechterende concurrentiepositie van partijen die investeren in energiebesparing in de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande bouw kan naar opvatting van PeGO geen reden zijn voor het aanpassen van de inspanning voor de nieuwbouw. Wél kan met recht worden gesteld dat, mocht zich een dergelijke situatie voordoen, de aandacht voor stevig flankerend beleid op het terrein van de bestaande bouw noodzakelijk is voor het maken van grote slagen in de energietransitie. Als gewenst neveneffect kan dit tevens bijdragen aan een goede concurrentiepositie van nieuwbouw t.o.v. de bestaande bouw.

"Ik ben samen met het platform van mening dat het Lente-akkoord op deze plaatsen kansen laat liggen om de doelstellingen in het werkprogramma Schoon & Zuinig te realiseren. Aangezien de woningnieuwbouwproductie het voorportaal is voor de toekomstige woningvoorraad wil ik u van harte aanmoedigen dit de komende tijd alsnog op te pakken", aldus ter Terlouw in een reactie aan de ondertekenaars van het akkoord.