Werkbezoek glastuinbouw in het Westland
25 april 2008 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister antwoord geeft op vragen van de vaste
Kamercommissie LNV. De minister stimuleert innovatie maar de overheid
moet terughoudend zijn met het afdekken van ondernemersrisico's.
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van een werkbezoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aan de glastuinbouw in het Westland heeft de commissie drie vragen
gesteld die ik hieronder beantwoord.
1
Een aantal tuinbouwondernemers is bereid om risico's te nemen om op zoek te gaan naar
innovaties en vernieuwing in de glastuinbouw. Vaak nemen ze daarbij enorme risico's bij
hun pogingen om de tuinbouw op een hoger en duurzamer plan te brengen. Een mislukking
van hun pogingen kan leiden tot faillissement.
Ziet u, mogelijkerwijs samen met uw collega van EZ, mogelijkheden om voor deze 'pioniers
in de tuinbouw' voor dit soort gevallen een vangnet te creëren, uiteraard met inzicht in de
pro's en contra's? Nadrukkelijk doelen wij niet op subsidie, maar op een achtervang in het
geval een veelbelovend, doch risicovol project, onverhoopt spaak loopt.
Ik ben van mening dat innovatie primair de verantwoordelijkheid is van de ondernemer.
Risico's die hiermee gepaard gaan zijn onderdeel van het ondernemerschap. En de financiering
van innovaties ligt primair in handen van de ondernemer en de banken.
Dat wil niet zeggen dat ik niets doe op het gebied van innovatie. Nader ingaand op de
ondersteuning van innovatieve ondernemers is het allereerst van belang dat de ondernemer
voorafgaand aan een innovatie de risico's zo realistisch mogelijk inschat en deze
zal proberen te verminderen of af te dekken. Hij/zij moet immers de continuïteit van zijn/
haar bedrijf niet onnodig in gevaar te brengen. Belangrijke instrumenten daarbij zijn met
name:
* Het opstellen van een gedegen plan van aanpak voor het doorvoeren van innovaties.
* Het mobiliseren van zoveel mogelijk relevante kennis en informatie (wetenschap,
adviesbureaus, netwerken andere innovatoren/ketenpartijen).
* Het opstellen van een risicoanalyse en financieringsplan.
LNV faciliteert deze instrumenten in de glastuinbouw door ondernemers op bedrijfsniveau
te ondersteunen bij het scherp krijgen van de ideeën over gewenste innovaties, inclusief
een eerste aanzet voor een goede planmatige aanpak (inzet van Syntens in tuinbouw).
En hoewel u in uw vraag niet doelt op subsidies wil ik er toch één noemen: de regeling
samenwerking bij innovatie. Door een deel van de kosten van een innovatieproject te
subsidiëren, wordt het financiële risico deels afgedekt.
Het instrument Small Business Innovation Programme (SBIR) voorziet in de mogelijkheid
van 100% subsidie op haalbaarheidsstudies en prototypeontwikkeling voor een maatschappelijk
probleem. De overheid definieert het probleem en besteedt de uitwerking
ervan uit aan bedrijven.
Voorts is het Borgstellingsfonds voor de landbouw ook inzetbaar voor bedrijven die
vernieuwingen willen doorvoeren. Daarnaast zijn er voor de risico's met betrekking tot
ontbrekende kennis ook instrumenten als vouchers, netwerken en demoprojecten
beschikbaar in nauw samenspel met Wageningen Universiteit en onderwijs.
Waar het gaat om een vangnetconstructie vind ik een mooi voorbeeld de garantstelling
die ik, samen met het Productschap Tuinbouw, de tuinder heb verleend die een eerste
boring naar aardwarmte heeft gedaan. Aangezien het hier een proef betrof, heb ik deze
garantstelling eenmalig kunnen geven. In overleg met EZ bekijk ik momenteel de mogelijkheden
van een structurele garantievoorziening voor aardwarmteboringen (en dan
breder dan de tuinbouw alleen).
Ik beschouw deze vangnetconstructie als een bijzondere maatregel voor een uitzonderlijke
en innovatieve investering. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat de overheid
terughoudend moet zijn waar het gaat om het afdekken van ondernemersrisico's. De
overheid moet niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten. Bovendien heb ik me te
houden aan EU-regels voor steun in deelname aan fondsen die een belang verkrijgen in
ondernemingen die innoveren.
2
De resultaten van het Technologisch TopInstituut Groene Genetica (TTI GG) vallen in de
praktijk van alledag nog tegen. In de sector bestaat de stellige indruk dat de inspanningen
binnen het TTI (nog) niet leiden tot direct voelbare resultaten voor de sector. Meer in zijn
algemeenheid lijkt het erop dat veel inspanningen en middelen niet verder komen dan de
sfeer van onderzoek waarvan bureaus en instellingen profiteren, terwijl de sector 'die het
moet doen' er weinig van merkt.
Kunt u, eventueel samen met collega's, aangeven wat de stand van zaken is? Op welk
moment en op welke wijze zal het TTI Groene Genetica naar uw menig voor de alledaagse
praktijk vruchten afwerpen?
Het TTI GG doet strategisch onderzoek naar plantenveredeling en de productie van plantaardig
uitgangsmateriaal. Het instituut is een samenwerkingsverband van overheid, sector
plantaardig uitgangsmateriaal en kennisinstellingen. Het is een initiatief van de gehele
sector plantaardig uitgangsmateriaal die hiermee zijn mondiale toppositie wil behouden.
Wat betreft de stand van zaken kan ik u het volgende melden. Op 16 mei 2007 is de
stichting TTI GG gestart, nadat het parlement de voorhangprocedure had afgerond.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 april 2008 DL. 2008/949 3
De organisatie is vervolgens opgericht en inmiddels zijn zeven projectvoorstellen uit een
eerste openstelling gehonoreerd; deze gaan in mei/juni 2008 van start. Ondertussen zijn in
een tweede openstelling 21 onderzoeksvoorstellen uit de sector plantaardig uitgangsmateriaal
ingediend. Na beoordeling is het de verwachting dat de gehonoreerde voorstellen
in juli/augustus 2008 van start kunnen gaan. De resultaten van dit vooral strategische
onderzoek zullen op een termijn van twee à drie jaar zijn eerste vruchten afwerpen.
In samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) is een openstelling georganiseerd voor onderzoeksvoorstellen. De openstelling
duurt tot 15 mei 2008 en het onderzoek vindt plaats bij de betreffende kennisinstellingen.
Gehonoreerde projecten zullen naar verwachting in oktober 2008 van start gaan.
De sector plantaardig uitgangsmateriaal zit dringend verlegen om gekwalificeerd
personeel. Het betreft veredelaars, zaadtechnologen en mensen met kennis van zaken op
het terrein van weefselkweek en vermeerdering. Samen met de sector werkt het TTI GG
aan een initiatief dat mensen opleidt in de verschillende disciplines. Ik zal hier in mijn
antwoord op de derde vraag nader op ingaan.
Tenslotte dient vermeld te worden dat binnen de toegekende TTI GG-projecten een breed
palet van bedrijven en kennisinstellingen reeds participeren en samenwerken. Dit is een
belangrijke ontwikkeling daar waar het publiek-privaat onderzoek betreft.
3
De tuinbouwsector wordt geconfronteerd met teruglopende belangstelling van studenten
in middelbaar en hoger onderwijs. Terwijl de waardering van de bijdragen van de sector
aan de duurzame economie en de werkgelegenheid toeneemt, is de belangstelling van
studenten tanende. Daardoor loopt bijvoorbeeld de sector veredeling - een 'tak van sport'
waar Nederland de absolute wereldleider is - gevaar. Ook in andere delen van de sector
zijn er problemen om aan goed personeel te komen. Welke mogelijkheden ziet u, wellicht
in overleg met uw collega van Onderwijs en bijvoorbeeld binnen het kader van de maatschappelijke
stage, maar anderszins, om via een gerichte campagne de aandacht te
vestigen op de mogelijkheden en interessante uitdagingen die de tuinbouwsector biedt, en
daardoor de toestroom van jongeren naar de sector te vergroten?
Het probleem van teruglopende belangstelling onderken ik. En voor zover het in mijn
mogelijkheden ligt onderneem ik hierop een aantal acties of draag ik direct/indirect bij
aan acties om deze teruglopende belangstelling te beteugelen.
Om vraag en aanbod goed op elkaar af te kunnen stemmen en de continuïteit van opleidingen
in de land- en tuinbouw te kunnen waarborgen, ga ik de dialoog aan met de sector
en het groene onderwijsveld. De Groene Kenniscoöperatie (GKC) is hiervoor een goed
platform. In de GKC werken het groene beroepsonderwijs (de hogere agrarische scholen
en agrarische onderwijscentra) en de Wageningen universiteit (zowel universiteit en
onderzoek) nauw samen om hun doelgroepen, en dan met name het bedrijfsleven, zo
goed mogelijk te bedienen.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 april 2008 DL. 2008/949 4
In GK- programma's bundelen de instellingen hun activiteiten over vernieuwing van
opleidingen en kennisdoorstroming. LNV ondersteunt de GKC-programmering onder
andere via de Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs (KIGO) met een
bedrag van acht miljoen euro per jaar. In 2007 is een GKC-programma Tuinbouw (met circa
0,5 miljoen euro KIGO-subsidie per jaar) gestart dat nauw en vruchtbaar samenwerkt met
het innovatieprogramma 'Winnen aan Waarde' van Stichting Flowers & Food. Deze
samenwerking heeft geresulteerd in een inventarisatie van ontwikkelingen en knelpunten
(met name op het gebied van arbeid en scholing) in de belangrijkste tuinbouwregio's, de
zogenaamde Greenports waaronder ook het Westland. Zorgen over voldoende werknemers
worden bevestigd en gekwantificeerd. De verbinding van het onderwijs met
bedrijfsleven is voor verbetering vatbaar. Momenteel wordt gewerkt aan een actieplan dat
medio 2008 zal worden gepresenteerd.
De tuinbouw profiteert van en participeert ook in de GKC-programma's agrologistiek,
gewasbescherming en ondernemerschap.
Specifiek voor de continuïteit van de MBO-opleidingen in de land- en tuinbouw (primaire
productie) en bevordering van de uitstroom van gediplomeerden stel ik vanaf 1 augustus
2008 circa zes miljoen euro op jaarbasis beschikbaar. Met de nadrukkelijk opdracht aan de
instellingen om over de invulling hiervan nauw af te stemmen met het bedrijfsleven.
De op 3 april 2008 door mij geopende Kassenklas in Zwaagdijk is een mooi voorbeeld van
de groeiende samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Deze Kassenklas is regionaal
opgezet en bedoeld om aankomend talent voor de glastuinbouw op te leiden in een
praktijksituatie. De GKC heeft bij dit initiatief met name in de opstartfase een belangrijke
rol gespeeld.
Ook overleg met Aequor, het kennis- en communicatiecentrum voor het beroepsonderwijs
in de groene sectoren die praktijkplaatsen in het secundaire onderwijs in de agrarische
sector beoordeelt, is van belang voor een goede afstemming van vraag en aanbod.
Vanaf half maart 2008 tot 1 april 2008 heb ik het onderdeel Innovatie Groen Onderwijs van
de Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs (KIGO) voor 8 miljoen euro
opengesteld. Deze regeling is bedoeld voor groene onderwijsinstellingen ter stimulering
van kenniscirculatie binnen het beleidsterrein van het ministerie van LNV. Agrarische
Opleidingscentra (AOC's), scholengemeenschappen met een afdeling landbouw en natuurlijke
omgeving, Hogere Agrarische Scholen (HAS'sen) en de Wageningen Universiteit
kunnen via de Regeling KIGO subsidieaanvragen indienen voor programma's of projecten
op het gebied van kennisverspreiding of innovatie in het groene onderwijs.
Het bevorderen van groene maatschappelijke stages is een belangrijk onderdeel van mijn
beleid. Met LTO Nederland en overige groene organisaties heb ik in oktober 2007 een
intentieverklaring getekend voor minstens 7500 plaatsen in 2011, waarvan 3650 in de landen
tuinbouw.
In het kader van een door LNV gesubsidieerde pilot zijn begin april de eerste leerlingen
aan de slag gegaan bij de publiekcampagne Kom in de kas.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
25 april 2008 DL. 2008/949 5
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al kort gemeld heb, is het TTI GG bezig met het
opzetten van een Education Program waarbij de nadruk ligt op het opleiden van meer
veredelaars. Vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, overheid, universiteiten en
HBO-instellingen overleggen met elkaar om tot een gecoördineerde en breed gedragen
actie te komen om aanbod en effectiviteit van het onderwijs te verbeteren zodat meer
studenten kunnen worden aangetrokken. De TTI GG heeft met de GKC afgesproken op
korte termijn gezamenlijk een verkenning uit te voeren met de optie van een specifiek
GKC-programma voor groene genetica. Plan en uitvoering worden vanuit het onderwijs in
afstemming met de verdelingsbedrijven opgepakt waarbij het onderwijs in brede zin
onderdeel is van het plan: van basisschool tot en met WO. Ook instroom van studenten en
bijscholing van reeds werkzame mensen zal onderdeel uitmaken van het plan. TTI GG zal
ook op het terrein van het imago van de groene sector een bijdrage gaan leveren in
samenwerking met betrokkenen uit de sector. Een gerichte campagne kan hier het
resultaat van zijn.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit