Gemeente Utrecht


2008 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
43 Vragen van de heer C.A. Geldof
(ingekomen 16 april 2008
en antwoorden door het college verzonden op 19 mei 2008)

Volgens artikel 51 van de APV die van kracht is in Utrecht, moeten honden vrijwel overal aangelijnd zijn. Daarnaast mogen honden niet komen op kinderspeelplaatsen, stadsboerderijen, speelweiden en begraafplaatsen.

Hierop wordt geen uitzondering gemaakt voor zogenaamde hulphonden. Dit zijn honden die eigenaren met een ernstige ziekte of beperking bijstaan. Zij zijn getraind om hun baasje te helpen bij bepaalde kleine klussen in en rond het huis en op straat. De honden kunnen bijvoorbeeld medicijnen pakken en hulp halen in geval van nood. Daarom kunnen deze honden niet altijd aangelijnd zijn.
Ook betekent de regelgeving dat eigenaren met hun hulphonden niet op kinderspeelplaatsen, stadsboerderijen, speelweiden en begraafplaatsen kunnen komen.

Onlangs maakte een Utrechter de VVD-fractie hierop attent. De partner van deze man heeft een hulphond en die zag zichzelf door de regelgeving beperkt in zijn bewegingsvrijheid. De VVD vindt dat iedereen zich vrij moet kunnen bewegen. Daarom heeft de VVD de volgende vragen voor het College.

1. Deelt het College de mening van de VVD-fractie dat iedere Utrechter zich vrij moet kunnen bewegen? Zo ja, vindt het College ook dat hier sprake is van een belemmering voor Utrechters die gebruik maken van een hulphond?


Ja.

Wij zijn van mening dat zich hier doorgaans geen belemmering aandient voor Utrechters die gebruik maken van een hulphond. Alle hondenbezitters hebben in Utrecht dezelfde rechten en plichten, zo ook de hondenbezitters met een hulphond. Het artikel 51 APV is erop gericht om de negatieve gevolgen van de aanwezigheid van honden te beteugelen. Om verschillende redenen zijn daarom ook kinderspeelplaatsen (uit angst voor honden durven kinderen daar anders niet te spelen), stadsboerderijen (aanwezigheid van andere dieren), speelweiden (zie: kinderspeelplaatsen) en begraafplaatsen verboden terrein. Zeker in gevallen waarbij overlast wordt veroorzaakt wilen wij, ongeacht de functie van de hond, de mogelijkheid hebben om op te kunnen treden. De ervaring van de laatste jaren leert ons dat er niet of nauwelijks is opgetreden tegen bezitters van een hulphond. Handhaving dient namelijk niet onevenredig te zijn in relatie tot de te bereiken doelen.

In Rijswijk (Zuid-Holland) is deze belemmering weggenomen, door een uitzondering voor hulphonden op te nemen in de APV . Van deze hulphonden moet natuurlijk aangetoond kunnen worden dat het gaat om een hond die gekwalificeerd is om de eigenaar bij te staan.

2. Is het College bereid een voorstel aan de Raad te doen om een soortgelijke uitzondering op te nemen in de Utrechtse APV? Zo ja, op welke termijn?


Nee.

Wij vinden het belangrijk dat er geen algehele vrijstelling komt. Opsporingsambtenaren handelen op basis van de hen toegekende bevoegdheden. Wij vertrouwen erop, en het verleden leert ons, dat onze handhavers goed in staat zijn om in situaties waarbij hulphonden betrokken zijn, de juiste inschatting te maken.


---

Uit APV Rijswijk

De verboden genoemd in het eerste lid onder a. en b. gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleide- of hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleide- of hulphond.


---- --