Ministerie van Financiën

Kamervragen over gevolgen van onkostenvergoedingen op de hoogte van toeslagen en eigen bijdragen

Brief | 19-05-2008 | nr DGB08-1993

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk): 7-3-2008/2070816570

Ons kenmerk: DGB 2008-01993 U

Onderwerp: Vragen van de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Cramer (beiden ChristenUnie) aan de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën over de gevolgen van onkostenvergoedingen op de hoogte van toeslagen en eigen bijdragen (2070816570)

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Cramer.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Meer informatie


* Antwoord op de vragen van de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Cramer
* Bijlage | PDF bestand , 17.0 kb

Antwoord op de vragen van de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Cramer (beiden ChristenUnie) aan de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën over de gevolgen van onkostenvergoedingen op de hoogte van toeslagen en eigen bijdragen (2070816570)
1
Hebt u kennisgenomen van het artikel over de onrechtmatigheid van het hanteren van het verzamelinkomen als norm bij alle vormen van uitkering of eigenbijdrage bij werknemers die een onkostenvergoeding ontvangen?1
1. Ja

2
Deelt u de mening dat er sprake is van ongelijke behandeling bij het toepassen van het verzamelinkomen als toetsingsinstrument voor het bepalen van uitkeringsdrempels en eigen bijdragen (zoals thuiszorg) en/of zorgverzekeringspremies, in die situaties waarbij onkostenvergoedingen als onderdeel van het verzamelinkomen worden bezien? Zo neen, waarom niet?
2. In de Wet op de loonbelasting 1964 worden vergoedingen voor uitgaven die de werknemer in redelijkheid voor het vervullen van zijn dienstbetrekking heeft gedaan, niet tot het fiscale loon gerekend. De gedachte is dat tegenover de vergoeding kosten staan die noodzakelijk zijn om het loon te verwerven en aldus de draagkracht verminderen. Ook andere vergoedingen die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, worden niet tot het loon gerekend en mogen dus onbelast vergoed worden. Ter verduidelijking heeft de wetgever in artikel 15a en verder van de Wet op de loonbelasting 1964 opsommingen gegeven van vergoedingen die in elk geval wel en die in elk geval niet tot de vrije vergoedingen behoren. Een kostenvergoeding die kwalificeert als vrije vergoeding in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, is niet in het loon begrepen en is dus niet van invloed op inkomensgerelateerde regelingen die voor het toetsingsinkomen aansluiten bij het fiscale inkomensbegrip. Er is dus geen sprake van ongelijke behandeling bij het toepassen van het verzamelinkomen als toetsingsinstrument voor het bepalen van inkomensafhankelijke drempels. Doordat wordt aangesloten bij het fiscale inkomensbegrip werken de wettelijke bepalingen ten aanzien van het loonbegrip en daarmee het draagkrachtbegrip door naar de aan dit inkomensbegrip gerelateerde regelingen.
3
Vindt u dat fiscalisering van onkostenvergoedingen geen reden mag zijn onkostenvergoedingen bij het verzamelinkomen te betrekken als inkomenstoetsingsgrens en dat, om ongerechtvaardigd onderscheid te voorkomen, deze beide aspecten goed dienen te worden onderscheiden?
1 De Gelderlander, 1 april 2008.

4
Bent u bereid het verzamelinkomen te splitsen in een "verzamelinkomen uit arbeid" en een "inkomsten uit onkostenvergoeding", teneinde een rechtmatig toetsingsinstrument te kunnen hanteren en zodoende onrechtvaardig onderscheid en daarmee ongelijke behandeling uit te sluiten?
5
Bent u bereid de relevante wet- en regelgeving in deze zin aan te passen? 3, 4 en 5. Daar waar een vergoeding niet kwalificeert als vrije vergoeding in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, is sprake van belastbaar loon. Zoals in de beantwoording van de tweede vraag is opgemerkt, ligt hieraan een afgewogen wettelijke afbakening van het loonbegrip en daarmee het draagkrachtbegrip ten grondslag. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de belastingheffing, maar werkt ook rechtstreeks door naar de hoogte van bijvoorbeeld de met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) toegekende toeslagen aangezien daarvoor hetzelfde draagkrachtbegrip geldt als in de loon- en inkomstenbelasting. Bij de invoering van de Awir in 2006 is gekozen voor een geharmoniseerd begrippenkader. In dat kader is ook het fiscale inkomensbegrip opnieuw gewogen als criterium voor het draagkrachtbegrip voor inkomensafhankelijke regelingen. Het ligt niet in de rede om naast het fiscale inkomensbegrip een afzonderlijk inkomensbegrip voor inkomensgerelateerde regelingen te introduceren, aangezien dit rechtstreeks zou indruisen tegen deze harmonisatiegedachte.