Senternovem


Nieuws

28-05-2008 | De lagenbenadering: tussen clubsandwich en verbeeldingskracht

Onlangs bracht minister Cramer een bezoek aan de Zuidplaspolder: een van de hot spots in het programma Nederland boven Water. In meerdere opzichten is het een unieke plek. Zo werken bijvoorbeeld niet alleen milieubeweging, provincie en ontwikkelaars samen, maar schuilt ook in de ruimtelijke benadering een voor Nederland- vrij nieuwe benadering: de lagenbenadering. In deze Achtergrond staat de vraag centraal of de lagenbenadering een goede aanpak is, die navolging verdient in Nederland.
Eerst analyseren
De lagenbenadering in de Zuidplaspolder begint in 2003, als er gestart wordt met de Atlas RZG Zuidplas als voorbereiding op de Interregionale Structuur Visie. In deze atlas is bestudeerd hoe ondergrond (water, bodem en ecologie), netwerken (infrastructuur) en occupatie (stedelijke en landschappelijke structuur) samenhangend ingericht kunnen worden. Daarbij is de Zuidplaspolder bekeken vanuit de actuele situatie in 2003 en is er vooruitgekeken naar 2010 en 2030. Aan de hand van deze analyse is er vervolgens nagedacht over het verdere planproces en benodigde programma. Dat is de essentie van de lagenbenadering: eerst het gebied analyseren, dan pas ontwerpen en bij dat ontwerpproces bodem en water sturend laten zijn bij de planvorming en functies. Behalve in planologisch opzicht, leverde de lagenbenadering ook in bestuurlijke zin winst op: bestuurders kregen zicht op de constanten en variabelen in het proces. Daarmee is deze atlas een schoolvoorbeeld van een toepassing van de lagenbenadering.

Water stof tot nadenken
In 2004 volgde voor veel inhoudelijk betrokkenen de bevestiging voor deze aanpak. Tijdens de droge zomers van 2004 dreigden de dijken onder andere in de Zuidplaspolder te verdrogen. Er werd daarom water uit de Hollandsche IJssel ingelaten maar dit bleek te zilt te zijn. Daarop is water uit het IJsselmeer ingelaten. De Milieufederatie Zuid Holland zag deze ontwikkeling niet alleen als grote bedreiging, maar juist als kans om iets bijzonders te ontwikkelen. De Milieufederatie is met hebulp van de lagenbenadering gaan nadenken over de manieren waarop de waterhuishouding in de Zuidplaspolder zo ingericht kan worden, dat er een duurzame ontwikkeling van de polder mogelijk is. Met een Interregionale Structuurvisie voor de Zuidplas als gevolg, volledig gebaseerd op de lagenbenadering.

Lagenbenadering bepalend
Bij de geplande inrichting van de Zuidplaspolder is de waterhuishouding nu sturend voor de ruimtelijke ontwikkeling. In haar ontmoeting met minister Cramer wees directeur Ellen Verkoelen van de Zuid Hollandse Milieufederatie op de grote winst van het centraal stellen van 'het water. "Zonder ontwikkelingsplanologie en de lagenbenadering hadden we dat nooit voor elkaar gekregen." De lagenbenadering heeft ertoe geleid dat de woningbouw op de hoge kreekruggen is gepland achter de spoordijk. Daardoor houden de bewoners bij een eventuele dijkdoorbraak droge voeten. De bedrijventerreinen en kassen worden zoveel mogelijk aan de noordkant, bij de A12 gerealiseerd. De tochten worden verbreed zodat bij hevige regenbuien het water snel kan worden afgevoerd. Ook met eventuele wateroverschotten is rekening gehouden: het zuiden kan de komende decennia geleidelijk vernatten zodat het gemaal Abraham Kroes niet steeds harder hoeft te pompen. Leuke bijkomstigheid is dat het gebied rond Moordrecht een aantrekkelijk rust- en recreatiegebied blijft. Ook de droge zomers hebben zijn weerslag in de Zuidplaspolder. Het zoute zeewater drukt in de ondergrond het zoete regenwater steeds meer in de verdrukking. Op sommige plaatsen borrelt er 's zomers al zout water aan de oppervlakte, waardoor landbouw steeds problematischer wordt.

Lagenbenadering vaker toegepassen of niet?
Deze ontwikkeling is van belang voor Nederland, stelt Ellen Verkoelen: daar kunnen straks plannenmakers uit andere laaggelegen metropolen wat van leren: "de Zuidplaspolder zou ook tot de verbeelding moeten gaan spreken, is ons heilige geloof". Janneke Hagens, leerstoel landschapsgebruik van de WUR, plaatst echter kritische kanttekeningen: "Wat levert het denken in lagen, samen-hang en dynamiek op? Wat zijn kansen en risico's van het actuele gebruik van het lagenbenadering-concept, in vergelijking met het gebruik in theorie? Hoe werkt het lagen-verhaal in de praktijk?" In haar artikel 'De lagenbenadering in de ruimtelijke planning. Over de waarde van de Nederlandse club sandwich' in Topos (2006) stelt Hagens dat de lagenbenadering een concept in planning is: "en - daarom - méér dan een analytisch concept welke 'objectieve' kennis geeft over de ruimte-tijd situatie. Planning gaat over ambities, dus niet alleen over 'concrete' ruimte, maar ook over 'abstracte' ruimte, en de interacties tussen beide. Dus heeft een concept als de lagenbenadering in de context van planning en ontwerp ook een ambitieuze of sturende rol."

In de praktijk gaat het nogal eens mis, zo stelt Hagens: "Een geslaagd concept op papier staat niet garant voor succes in praktijk. Het verschil tussen papier en praktijk komt onder meer door de kracht van context en interpretaties van gebruikers. Het is juist de gebruiker die, vanuit haar eigen wereld, de 'werkelijke' waarde bepaalt van een concept." Met andere woorden: in de praktijk van alledag wordt de lagenbenadering bemoeilijkt door de foute illusie dat de lagenbenadering een eenduidig antwoord kan geven op ruimtelijke vragen. De kern van het betoog van Hagens komt er op neer dat zij stelt dat (ook) de lagenbenadering slechts een metafoor is. En voor iedere metafoor is ook een andere geldige metafoor te vinden. Hagens biedt een aantal alternatieven: "Wat is het nut en de meerwaarde (of het gevaar) van de eveneens populaire netwerkmetafoor? Hoe zou een metafoor als 'mozaïek' haar werk doen in de Nederlandse planningscultuur? Past deze metafoor beter bij de 'werkelijkheid' van het Nederlandse landschap? Of botst deze met het Nederlandse ideaal van orde en ordening?" Goede vragen. Waarop het antwoord lastig te geven is.

Conclusie
Daar waar Ellen Verkoelen oproept om meer te doen met lagenbenadering, stelt Hagens daar (ook) andere metaforen tegenover. Kern van haar betoog is dat de toenemende populariteit van de lagenbenadering weinig zegt over de kwaliteit van het concept. Is de lagenbenadering dan een geslaagd concept? Of moeten we denken in andere metaforen als de mozaiek of netwerk? En waarom combineren we eigenlijk de realiteit van het landschap met een sturingsideaal in één concept? Reactie op dit artikel kunt u geven op de website van Ruimteforum .