Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 4 juni 2008
door mr. A. Herstel, mw. F.W. Dresselhuys, mr. T.E. Klein, mw. drs. M.G.N. Mathot, mw. E.H.C. Salomons, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van den Berg, secretaris, en mw. mr. L. Bultman-den Haan, plaatsvervangend secretaris.

X / R. Koelewijn en NRC Handelsblad
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Een broer die leeft om te procederen", datin de rubriek `Het oordeel' is gepubliceerd. Kern van de klacht is dat klager geen antwoord heeft gekregen op zijn vraag op welke wijze verweerders tot hun beschuldigingen aan zijn adres zijn gekomen. De Raad stelt vast dat klager een goed en duidelijk antwoord heeft gekregen. Bovendien kunnen verweerders klager niet beter informeren dan dat zij hun berichtgeving hebben gebaseerd op de rechtsgang, de openbare uitspraken die daar zijn gedaan en de persoonlijke waarneming van Koelewijn vanaf de perstribune. Verweerders hebben dan ook geen grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen

· Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/25

mr. R.J.J.M. Witlox / Zembla
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen de manier waarop de uitzending `List en letselschade' tot stand is gekomen. In deze uitzending is aandacht besteed aan misstanden in de letselschadebranche. Daarnaast is op de website van `Zembla' een artikel verschenen over een rechtszaak tussen klager en een ex-cliënte, mw. Dijkhorst. Klager heeft allereerst geklaagd dat verweerder vooraf geen open kaart heeft gespeeld met betrekking tot de richting van het programma en hem onder valse voorwendsels heeft gevraagd mee te werken aan de uitzending. Voorop moet worden gesteld dat het aan de journalist en zijn redactie is om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Voorafgaand aan de opnames heeft verweerder aan klager een aantal vragen toegestuurd waaruit hem de invalshoek van de uitzending kon blijken, mede gelet op het karakter van het programma `Zembla'. Tijdens de opnames is klager geïnterviewd waarbij is voortgeborduurd op voornoemde vragen. Van misleiding is geen sprake. Klager heeft verweerder volledig de vrije hand gegeven en hem gedurende meerdere uren laten filmen in onder meer zijn huis en auto. Wellicht zijn in de uitzending niet alle onderwerpen aan de orde gekomen die verwacht konden worden, maar het was een lang interview en verweerder diende logischerwijs een keuze te maken uit alle opnames.
Verder heeft klager betoogd dat hij ten onrechte is afgeschilderd als een geldwolf die zich niet bekommert om de belangen van zijn cliënten. In de uitzending heeft verweerder een beeld geschetst van de dagelijkse praktijk van klager en daarmee een portret van klager. Een journalist hoeft bij het maken van een dergelijk portret niet neutraal te werk te gaan. Hij heeft echter een eigen verantwoordelijkheid de door hem verkregen gegevens te wegen en te toetsen, teneinde ervoor zorg te dragen dat het geschetste beeld geen onrecht doet aan de geportretteerde. Naarmate dat beeld negatiever is, bestaat meer aanleiding voor bijzondere zorgvuldigheid ten aanzien van de juistheid en evenwichtigheid van de vermelde feiten. De Raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder de hiervoor bedoelde zorgvuldigheid onvoldoende in acht heeft genomen. Klager is ruimschoots de mogelijkheid geboden zijn visie te geven op de letselschadepraktijk en zijn eigen rol hierin.
Tot slot heeft klager er op gewezen dat de uitzending alsmede de berichtgeving op internet over de rechtszaak tussen klager en Dijkhorst feitelijke onjuistheden bevatten. De onjuistheden waarnaar klager heeft verwezen in de uitzending `List en letselschade' alsmede in het artikel "`Mr. Claim' verliest rechtszaak" hebben met name betrekking op het conflict tussen klager en Dijkhorst. De aanduiding van klager als letselschade-advocaat in het artikel is feitelijk onjuist. Klager is immers geen advocaat meer. Een en ander is door verweerder rechtgezet. Verder wijst klager op onjuistheden met betrekking tot de hoogte van zijn vordering op Dijkhorst alsmede de stelling dat de opvolgend advocaat binnen twee weken 50 procent meer schadevergoeding had geregeld dan klager. Aan klager kan worden toegegeven dat hij Dijkhorst heeft gedagvaard voor een bedrag van EUR 5.000,--. Het totaal aan declaraties lag blijkens de door klager overgelegde dagvaarding echter rond de EUR 11.000,-- en klager heeft zijn vordering gematigd teneinde binnen de competentie van de Kantonrechter te blijven. Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoeding van Dijkhorst heeft de Raad niet kunnen vaststellen of deze daadwerkelijk 50 procent hoger was dan het resultaat dat klager voor Dijkhorst wist te bereiken. De standpunten van de partijen ter zake staan lijnrecht tegenover elkaar en er is voorts geen materiaal voorhanden op grond waarvan de Raad kan bepalen welk standpunt juist is. Eén en ander leidt tot de slotsom dat verweerder geen grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: afspraken
· Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2008/26

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 2 juni 2008
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. G.T.M. Driehuis, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw. drs. J.X. Nabibaks en mr. A.H. Schmeink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M.S. van der Berg, secretaris.

F.R. van der Vliet / NRC Handelsblad
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het feit dat verweerder niet op zijn brieven reageert en daarmee ongemotiveerd weigert zijn ingezonden brief te publiceren. Het staat verweerder vrij ingezonden brieven niet te plaatsen, tenzij plaatsing geboden is vanwege bijzondere omstandigheden (zie punt 5.2. van de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek). Gesteld noch gebleken is dat zich in dit geval bijzondere omstandigheden voordoen die aanleiding hadden moeten geven tot plaatsing van de ingezonden brief. De Raad heeft begrip voor het ongenoegen van klager over het uitblijven van een reactie op zijn brieven van 11 en 29 november 2007. Gelet op de uitleg die verweerder hiervoor heeft gegeven en het feit dat klager niet is ingegaan op het aanbod van verweerder om zijn brieven alsnog te beantwoorden, kan een en ander echter niet leiden tot het oordeel dat verweerder grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Aard van de publicatie: ingezonden brieven Publicatie op www.rvdj.nl/2008/24

---