Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26 en 27 mei 2008

09-06-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26 en 27 mei 2008.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 26 en 27 mei 2008

Algemene Zaken

Geannoteerde agenda Europese Raad juni

De Raad stelde in een korte bespreking de geannoteerde agenda vast van de Europese Raad die op 19 en 20 juni a.s. bijeenkomt. De geannoteerde agenda bevat een zestal onderwerpen: Verdrag van Lissabon, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, beleidsimplicaties van hoge voedselprijzen, economische, sociale en milieuvraagstukken, Westelijke Balkan en externe betrekkingen.

Externe Betrekkingen

Bijeenkomst van Ministers van Buitenlandse Zaken

Westelijke Balkan

De ministers van Buitenlandse Zaken spraken over de uitkomst van de Servische parlementaire verkiezingen op 11 mei jl. Een aantal ministers was van mening dat de EU de pro-Europese partijen tijdens de formatieperiode van een nieuwe regering verder moest ondersteunen. Minister Verhagen heeft er op gewezen dat conform de besluiten van de Raad op 29 april 2008, de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst (SAO) pas voor ratificatie in de lidstaten wordt aangeboden én de eventuele voorlopige toepassing van de SAO pas zal plaatsvinden als de Raad bij unanimiteit heeft vastgesteld dat sprake is van volledige samenwerking van Servi ë met het ICTY. De Sloveense voorzitter van de Raad, minister Rupel, bevestigde andermaal deze conditionaliteit voor de ratificatie en voorlopige toepassing van de SAO.

De ministers van Buitenlandse Zaken spraken ook over Kosovo en de ontplooiing van de civiele EVDB-missie EULEX. De ministers toonden zich bezorgd over de haalbaarheid van de ontplooiing van EULEX in Noord-Kosovo op de geplande datum van 15 juni a.s. Zij waren eensgezind over de noodzaak dat op middellange termijn de missie in geheel Kosovo operationeel zal moeten zijn. De ministers waren het ook eens dat er geen machtsvacuüm mocht ontstaan in Noord-Kosovo en dat UNMIK zichtbaar aanwezig zou moeten blijven totdat de volledige ontplooiing van EULEX over geheel Kosovo is voltooid. Daarbij blijft ook de aanwezigheid van KFOR van belang.

Hoge Vertegenwoordiger Solana stelde dat hij optimistisch was over de uitkomst van zijn overleg met SGVN over de noodzakelijke voortzetting, zij het tijdelijk, van de UNMIK-aanwezigheid in Noord-Kosovo.

De Commissie wees tot slot op de donorconferentie voor Kosovo die is voorzien op 11 juli a.s. en riep lidstaten op om deel te nemen aan deze conferentie.

Afrika

Zimbabwe

Op initiatief van Nederland besprak de Raad de situatie in Zimbabwe, welke zorgelijk blijft. De voortdurende geweldscampagne van de regering Mugabe tegen de oppositie werd door de Raad scherp veroordeeld, mede op instigatie van Nederland. Ministers waren het eens dat een "Afrikaanse oplossing voor een Afrikaans probleem" belangrijk bleef. In dit kader werd vastgesteld dat de EU haar steun aan SADC en de AU zal continueren. Tevens was er overeenstemming over de noodzaak de humanitaire hulp aan de bevolking van Zimbabwe voort te zetten.

De Raad nam nota van het voornemen van de Zimbabwaanse Verkiezingscommissie om op 27 juni a.s. een tweede ronde van de presidentsverkiezingen te houden. De EU herhaalde dat dergelijke verkiezingen in vrije en eerlijke omstandigheden dienen plaats te vinden. Op dit moment was dat niet het geval. Mede daarom achtte de Raad het van groot belang dat er spoedig grote aantallen waarnemers naar Zimbabwe werden gestuurd door SADC, de AU en mogelijk de VN. De EU zal dergelijke waarnemersmissies waar mogelijk en nodig steunen.

Minister Verhagen sprak nadrukkelijk zijn bezorgdheid uit over de situatie in Zimbabwe en benadrukte het belang dat spoedig waarnemers naar Zimbabwe werden gestuurd. De minister herhaalde tevens het Nederlandse standpunt dat hulp bij wederopbouw slechts verleend kan worden aan een regering die aantoont te handelen in overeenstemming met internationale aanvaardbare principes.

Somalië

De situatie in Somalië was voor de Raad eveneens reden voor aanhoudende zorg. De Raad benadrukte het belang van een inclusief politiek proces in het kader van het Transitional Federal Charter en sprak steun uit voor degenen die gecommitteerd zijn aan dialoog om tot overeenstemming te komen. De Raad sprak verder haar zorg uit over de huidige humanitaire situatie en riep alle partijen op zich te committeren aan internationaal humanitair recht en om ongehinderde toegang voor humanitaire organisaties te verzekeren. De Raad benadrukte dat mensenrechtenschendingen officieel onderzocht dienden te worden.

De ministers spraken voorts waardering uit voor AMISOM en herhaalden dat de EU bereid was om de steun aan AMISOM uit te breiden. De inspanningen van de VN, waaronder het werk van de VN Speciaal Vertegenwoordiger, zullen tevens door de EU gesteund blijven worden. De Raad sprak eveneens waardering uit voor de inspanningen van de Veiligheidsraad om problemen met piraterij voor de kust van Somalië aan te pakken en riep de internationale gemeenschap op tot bredere deelname aan het escorteren en beschermen van schepen.

Sudan

Zoals verzocht door uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg over de RAZEB op 21 mei jl., blijft Minister Verhagen aandacht vragen in EU-kader voor de ontwikkelingen in Sudan, waaronder de recente aanval van JEM op Khartoem en de voortdurende spanningen rond Abyei. De EU in het algemeen en de meest betrokken lidstaten in het bijzonder dienen actief in te zetten op het bezweren van de crisis rond Abyei en de druk op alle partijen te handhaven om voortgang te boeken in Darfur. Minister Verhagen heeft op 2 juni jl. met de Franse minister Kouchner nader gesproken over Sudan.

MOVP

De Raad sprak over de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen in het kader van het post Annapolis-proces. Er bestond overeenstemming over de noodzaak snel tot zichtbare resultaten te komen, om het vertrouwen van de Palestijnse en Israëlische bevolking in het proces te vergroten. De Raad veroordeelde de voortdurende raketbeschietingen op Israël. De Raad riep Israël op de uitbreiding van Israëlische nederzettingen te staken. De Raad toonde zich bezorgd over de humanitaire situatie in Gaza en riep de betrokken partijen op om te werken aan het openen van de grenzen.

Minister Verhagen benadrukte tijdens zijn interventie het belang van een betere coördinatie tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit op het terrein van veiligheid en de verwijdering van checkpoints. Het was in dit kader noodzakelijk dat de PA maatregelen nam tegen de verspreiding van haat en de verheerlijking van het martelaarschap. Tevens benadrukte de minister het belang van verdieping en verbreding van de EU-Israël-relatie. Hierover zal tijdens de RAZEB op 16 juni a.s. nader worden gesproken, mede in het licht van de EU-Israë l Associatieraad in de marge van de RAZEB.

De Raad bevestigde de steun aan opbouw van Palestijnse instituties. Het werd van cruciaal belang geacht dat de EU ondersteuning bleef bieden aan de Palestijnse veiligheidssector en het justitiële apparaat. Deze onderwerpen zouden uitvoerig aan bod komen tijdens een internationale conferentie op 24 juni a.s. in Berlijn.

De Raad verwelkomde de besprekingen tussen Israël en Syrië, mede vanwege het belang van dergelijke besprekingen voor het bereiken van een alomvattende vredesregeling tussen Israël en de Arabische landen.

Tevens sprak de Raad over de situatie in Libanon. De Raad verwelkomde het Doha-akkoord en de verkiezing van Michel Suleiman als president. De Raad bevestigde de Europese solidariteit met de Libanese bevolking en de blijvende steun aan de Libanese regering en het Libanese leger. De Raad veroordeelde het recente geweld en verwelkomde het afzweren van gewapend optreden als politiek instrument, zoals in het Doha-akkoord was opgenomen. De Raad herhaalde onverminderd gecommitteerd te zijn aan de implementatie van VN-veiligheidsraadresoluties 1559, 1680, 1701 and 1757.

WTO/DDA

Commissaris Mandelson ging in op de op 20 mei jl. verschenen herziene onderhandelingspapers over landbouw en Non-Agricultural Market Access (NAMA). Volgens de Commissaris zijn de WTO-leden met deze papers weer een stap dichterbij het afsluiten van modaliteiten gekomen, maar is het duidelijk dat nog niet alle problemen zijn opgelost. In het bijzonder daar waar het de defensieve landbouwbelangen van de Unie betreft is nog het nodige werk te verzetten. Ook is het nu zaak dat emerging economies verdere toezeggingen doen op het terrein van diensten en NAMA. De Commissaris sprak zijn teleurstelling uit dat de NAMA tekst nog steeds veel opties bevatte. In dit licht benadrukte hij dat de definitieve balans van het onderhandelingsresultaat pas kan worden opgemaakt aan het einde van de onderhandelingen.

Commissaris Mandelson kreeg steun voor zijn algemene lijn. Lidstaten benadrukten het belang van een akkoord en wezen op het risico voor de internationale economie en de WTO zelf, indien een akkoord zou uitblijven. Wel werden zorgen geuit over de balans tussen de teksten over landbouw en NAMA. Het meest kritisch waren de lidstaten over de landbouwtekst, waarbij meerdere lidstaten wezen op de mogelijke risico's voor de eigen landbouwsector. Specifieke zorgpunten die ter tafel kwamen waren de plafonnering van de Groene Box, de behandeling van gevoelig producten en het ontbreken van een akkoord over geografische indicaties. Enkele lidstaten spraken teleurstelling uit over het gebrek aan ambitie dat sprak uit de NAMA tekst. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het ontwikkelingskarakter van de ronde.

Minister Verhagen heeft benadrukt veel belang te hechten aan de strijd tegen kinderarbeid. Minister Verhagen stelde verheugd te zijn over het, op Nederlands initiatief, bereikte compromis inzake de Raadsconclusies 'kinderen in externe actie'.

In de conclusies wordt de Commissie verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van maatregelen tegen producten die gemaakt zijn met behulp van de ergste vormen van kinderarbeid, met inbegrip van handelsmaatregelen (zie elders in dit verslag). De Commissie heeft in de Raad verklaard hieronder ook een handelsverbod te verstaan. Conform de motie Vendrik/Irrgang (25 074 nr. 151) heeft Minister Verhagen de Commissie ook verzocht het onderwerp kinderarbeid en de betreffende ILO-conventies in de lopende WTO-onderhandelingen aan de orde te stellen.

Irak

De Raad sprak over de International Compact with Iraq (ICI) en stelde dat de komende ICI-conferentie in Stockholm een goede mogelijkheid bood de relatie met Irak te versterken en te spreken over de resultaten die de Irakese regering tot dusverre heeft geboekt en de hulp die de internationale gemeenschap biedt bij de wederopbouw. De Raad achtte het eveneens van belang een eenduidige politieke boodschap af te geven over de bereidheid om de betrekkingen te intensiveren en over het belang dat de EU hecht aan bevordering van nationale verzoening en veiligheid in Irak. Minister Verhagen vroeg daarbij speciale aandacht voor mensenrechten en de bescherming van religieuze en etnische minderheden, hetgeen in de conclusies van de Raad werd overgenomen.

Georgië

Onder het agendapunt Georgië bespraken de ministers de op 21 mei jl. gehouden parlementsverkiezingen en de situatie omtrent de separatistische regio Abchazië . De ministers verwelkomden het relatief rustige verloop van de verkiezingen. De Raad sprak zorg uit over de recentelijk hoog opgelopen spanningen tussen Georgi ë en Rusland. Een aantal lidstaten ging nader in op de rol die Rusland speelt ten aanzien van Abchazië en ook Zuid-Ossetië. De ministers besloten dat de EU de betrokken partijen zal blijven aansporen om af te zien van provocaties en zich in te spannen voor een voor alle partijen aanvaardbare oplossing, waarbij de soevereiniteit en territoriale integriteit van Georgië het uitgangspunt is. Ook zal de EU de inspanningen van de VN, de zogeheten Group of Friends en de OVSE blijven steunen. Ten slotte werd de inzet van de VN-missie in Georgië (UNOMIG) verwelkomd, die bedoeld is om duidelijkheid te verschaffen over de precieze toedracht van het neerschieten van een onbemand Georgisch verkenningsvliegtuigje boven Abchazië in april dit jaar.

Birma

De ministers van Buitenlandse Zaken spraken kort over de politieke ontwikkelingen in Birma. De ministers spraken hun zorgen uit over het in democratisch opzicht zeer gebrekkig verlopen referendum op 11 mei jl. in de niet getroffen gebieden. Zij waren het eens dat vanwege de schrijnende humanitaire situatie op dit moment evenwel prioriteit moet worden gegeven aan de respons op de humanitaire crisis.

Nederland wenst in ieder geval bij de Raad in juni terug te komen op de politieke ontwikkelingen zoals het referendum en de mensenrechten, waaronder het onlangs verlengde huisarrest van oppositieleidster Aung San Suu Kyi.

Vanwege het belang van de humanitaire omstandigheden in Birma, is door de ministers voorn Ontwikkelingssamenwerking tijdens de RAZEB uitvoerig gesproken over de humanitaire situatie en de donorconferentie die zondag 25 mei jl. heeft plaatsgevonden in Rangoon. Van deze bespreking vindt u separaat verslag elders in deze brief.

Diversen

Iran

De Raad sprak over het recent door de E3+3 en HV Solana overeengekomen incentives package voor Iran. Het betreft een nadere concretisering van het pakket uit 2006 en omvat samenwerkingsvoorstellen op zowel nucleair, politiek als economisch terrein en herhaalt het aanbod Iran te helpen bij de opbouw van een modern civiel kernenergieprogramma, inclusief de bouw van lichtwaterreactoren. De E3+3 houden vast aan de voorwaarde dat Iran zijn verrijkingsgerelateerde activiteiten dient op te schorten alvorens onderhandelingen mogelijk worden.

Dit pakket zal op een nog nader te bepalen datum aan de Iraanse autoriteiten worden gepresenteerd. Ook zal de Raad parallel aan dit incentives package voor Iran op korte termijn besluiten over de uitvoering van de derde sanctieresolutie van de VN Veiligheidsraad.

Europees Nabuurschapsbeleid

Polen en Zweden stelden de relatie van de EU met de zes oostelijke ENB-landen aan de orde. Zij ontvouwden de visie dat de EU de relatie met deze groep landen zou moeten intensiveren, overigens binnen de kaders van het ENB en zonder a utomatisch perspectief op lidmaatschap. De Raad onderschreef in algemene zin het belang van goede relaties met de oostelijke buurlanden. De Commissie vond brede instemming met haar stelling dat eventuele nieuwe initiatieven geen overlap met bestaande programma's mogen hebben en dat het budgettaire kader voor samenwerking met de oostelijke ENB-landen ongewijzigd moet blijven.

Bijeenkomst van ministers van Defensie

Europees Defensie Agentschap

De ministers van Defensie kwamen in een aparte sessie bijeen in de samenstelling van de EDA bestuursraad. Chief Executive Weis van het EDA rapporteerde positieve voortgang van onderzoek in het kader van het capaciteitenontwikkelingsplan (CDP) en andere samenwerkingsprojecten. SG/HV Solana en Chief Executive EDA benadrukten dat capaciteitenverbetering daadwerkelijk tot stand moeten komen door concretisering van de aanbevelingen (actionable conclusions) van de eerste versie van het CDP. Wegens gebrek aan overeenstemming zal de bestuursraad wederom een advies tot uitstel uitbrengen aan de Raad over de vaststelling van een driejarig financieel raamwerk. De Raad kan in november een budget voor 2009 vaststellen.

De bestuursraad besprak de voortgang van de implementatie van de Europese strategie voor onderzoek en ontwikkeling, van de strategie voor de technologische en industriële basis en van de EDA gedragscode voor defensieaankopen. De bestuursraad stemde in met de toetreding van Noorwegen tot het EDA-regime voor een open Europese defensiemarkt.

Het initiatief van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk om in NAVO- en EU-verband de inzetbaarheid van de Europese helikoptercapaciteit te verbeteren werd door de bestuursraad breed gesteund. Minister Van Middelkoop benadrukte het belang van het initiatief en bood als Nederlandse bijdrage deelname aan de Helicopter Weapon Instructors Course aan. Dit betreft een training voor helikopterpiloten op hoog niveau waaraan zowel EU- als NAVO-lidstaten kunnen deelnemen. De bestuursraad stemde tot slot in met de oprichting van een cel voor de afstemming tussen de lidstaten van de inkoop van satellietcommunicatiecapaciteit.

EVDB-operaties

De Raad sprak over lopende EVDB-operaties, in het bijzonder de operaties in Bosnië-Herzegovina (EUFOR Althea) en in Tsjaad / Centraal Afrikaanse Republiek (EUFOR Tchad/RCA).

EUFOR Althea

Operatiecommandant Generaal McColl meldde dat de veiligheidssituatie stabiel is en dat de ontwikkelingen in Kosovo vooralsnog geen negatieve effecten hadden gehad in Bosnië-Herzegovina. Door overdracht van taken en voorziene terugtrekking van troepen zal het zwaartepunt van de missie komen te liggen bij de Liaison and Observation Teams (LOT). Generaal McColl waarschuwde dat terugtrekking van militairen door troepenleverende landen, in het bijzonder op sleutelposities op het hoofdkwartier, de doeltreffendheid en geloofwaardigheid van de operatie zou kunnen bedreigen. De eerstvolgende review zal wederom een analyse van de veiligheidssituatie en de politieke situatie bevatten. Enkele ministers uitten zorgen met het oog op de ontwikkelingen in Kosovo en bevestigden de bijdragen aan de operatie voorlopig te willen handhaven. Ook Minister Van Middelkoop bevestigde het besluit tot verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage. Hij benadrukte dat er een begin gemaakt moet worden met de planning van mogelijke vervolgstappen over toekomstige beë indiging van de operatie als de politieke en veiligheidssituatie dat toelaten. Daarbij tekende hij aan dat in de toekomst de nadruk meer op Kosovo zou moeten komen te liggen.

EUFOR/Chad/RCA

SG/HV Solana gaf aan dat de contacten tussen Tsjaad en Sudan langzaam worden hersteld. De operatiecommandant Luitenant-generaal Nash meldde dat de ontplooiing van de operatie voorspoedig verloopt, maar dat het force generation proces moet worden voortgezet. Er blijft een sterke behoefte bestaan aan tactisch luchttransport. Hij beschreef de situatie in de regio als kalm maar gespannen. Hoewel een grote actie door rebellen niet werd verwacht, werd de kans op meerdere kleine acties groter geacht. Enkele ministers, onder wie minister Van Middelkoop, benadrukten het belang van nauwe samenwerking met de VN met het oog op overdracht van de missie na een jaar. De midterm review moet een evaluatie van vorderingen op dit vlak bevatten. Minister Van Middelkoop maakte tevens kenbaar dat Nederland tijdelijk een C-130 transportvliegtuig beschikbaar heeft gesteld voor inzet in Tsjaad en dat de detainee regeling de volle aandacht krijgt. De Franse minister van Defensie gaf aan dat de EU-battlegroups voor dit soort scenario's operationeel gemaakt zou moeten worden en herhaalde de Franse wens voor een Europees planning- en bevelvoeringcentrum voor autonome EVDB-operaties.

Militaire capaciteiten

Het voorzitterschap en de voorzitter van het EUMC benadrukten het belang van het capaciteitenontwikkelingsplan van het EDA als richtsnoer voor verdere ontwikkeling van militaire capaciteiten. De Raad uitte zich in algemene zin positief over het EU-battlegroup concept. Enkele ministers wezen op de noodzaak om de inzetbaarheid te verhogen, om planning- en besluitvormingsprocedures verder te verbeteren en te komen tot goede informatie-uitwisseling en coördinatie met de NAVO.

Gezamenlijke sessie ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie

EVDB

Afghanistan

De Raad blikte vooruit naar de internationale Afghanistan conferentie die op 12 juni in Parijs zal worden gehouden. Enerzijds is deze conferentie een goede gelegenheid om het meerjarige commitment van de Internationale Ge meenschap aan Afghanistan te bevestigen. Anderzijds dient in Parijs te worden stilgestaan bij de vorderingen die Afghanistan heeft geboekt sinds de lancering van het Afghanistan Compact (Londen, januari 2006) en dienen de uitdagingen van de komende jaren te worden benoemd. In dat kader vroeg de minister van Buitenlandse Zaken aandacht voor gebrek aan voortgang op het gebied van Transitional Justice, de doodstrafzaken, de moeizame opbouw van de Afghaanse politie en de zwakte van het provinciale bestuur. Deze aandachtspunten werden gedeeld door de overige EU lidstaten. De Raad nam het principebesluit om de inzet van EUPOL in Afghanistan te versterken, met als doelstelling de omvang van deze politiemissie op termijn te verdubbelen. Nederland verwelkomde dit besluit. Politie is de achilleshiel van de Afghaanse veiligheidsstructuur. EUPOL kan een belangrijke rol spelen om de capaciteit van de Afghaanse politie te verbeteren.

Kinderen in gewapend conflict

De Raad sprak ook over de rollen en behoeften van kinderen in gewapend conflict. De voorzitter verklaarde met Nederlandse, en algemene instemming dat met kinderen rekening moet worden gehouden bij crisisbeheersing en ontwikkelingssamenwerking, en dat de EU richtlijnen op dit gebied zouden moeten worden aangepast.

Onder Sloveens voorzitterschap was de EVDB- checklist reeds gereviseerd.

De Commissie vermeldde verder dat het in totaal rond de ¤ 200 miljoen had besteed aan bescherming van kinderen onder verschillende instrumenten.

Bijeenkomst van ministers voor Ontwikkelingssamenwerking

Kinderen in het Externe EU-beleid/Kinderarbeid

De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking namen raadsconclusies aan met daarin een strategie voor de bescherming en bevordering van de rechten van het kind in het externe beleid van de EU. De strategie staat een geïntegreerde aanpak voor met gebruik van alle instrumenten, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, handelsbeleid en politieke dialoog met betrokken landen.

Nederland had bij de totstandkoming van de strategie specifiek ingezet op aanvullende maatregelen op het gebied van de bestrijding van kinderarbeid.

Op Nederlands initiatief is de Commissie verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van maatregelen tegen producten die gemaakt zijn met behulp van de ergste vormen van kinderarbeid, met inbegrip van restrictieve handelsmaatregelen zoals een invoerverbod. Daarmee is een voor Nederland belangrijke eerste stap gezet in de richting van strengere EU-maatregelen tegen dergelijke producten. (zie ook agendapunt WTO).

Birma

Daags na de door de VN en ASEAN georganiseerde donorconferentie in Rangoon, spraken de OS-ministers over de humanitaire situatie in Birma en namen hierover raadsconclusies aan.

Commissaris Michel deed verslag van zijn reis naar Birma die plaatsvond na de buitengewone RAZEB over Birma van 13 mei jl. Hij had zich in het bijzonder gericht op de problemen rondom de toegang voor de hulpverleners. Samen met de pogingen van anderen leek dit nu een kleine opening te geven. Hij benadrukte, net als vele lidstaten na hem, dat de EU zich in dit stadium moest richten op humanitaire hulpverlening met inachtneming van de humanitaire principes zoals neutraliteit. Ook moest de EU de VN-ASEAN initiatieven verwelkomen. De EU moest er verder alert op blijven dat de Birmese autoriteiten stappen in de goede richting bleven zetten.

Minister Koenders deed op verzoek van het Voorzitterschap verslag van zijn recente bevindingen in Birma. De minister sprak zijn waardering uit voor de acties van de SGVN en van Commissaris Michel in de richting van het regime. De berichten over verbetering van de toegang waren bemoedigend, maar het regime bleef ambigu bij de follow-up. Toegang tot het zuiden moest nu echt verbeteren, havens en luchthavens moesten nu open gaan. De minister wees erop dat ASEAN een grote verantwoordelijkheid op zich had genomen door een centrale rol te willen spelen bij de hulpverlening; bij de uitvoering zou ASEAN ondersteuning van de VN en anderen nodig hebben. Belangrijk was ook de monitoring van de verbetering van de hulpverlening; uit gesprekken met NGO's ter plaatse was duidelijk geworden dat er enige, maar beperkte, vooruitgang was. Minister Koenders zei verder dat het te vroeg was voor activiteiten op het gebied van reconstructie anders dan early recovery, zoals het planten van rijst om de volgende oogstperiode niet te missen.

Hulpeffectiviteit: EU bijdrage aan de MDG's

De discussie rond dit onderwerp spitste zich toe op de implementatie van de afspraken van 2005 over de groei van het hulpvolume van lidstaten tot minimaal 0,51% BNI in 2010 (voor 'oude' lidstaten; 0,17% BNI voor nieuwe lidstaten) en 0,7% BNI in 2015. In het licht van de tegenvallende cijfers over 2007 eisten de best presterende en meest gecommitteerde lidstaten (Nederland, Luxemburg, Zweden, Verenigd Koninkrijk, Finland, Denemarken, Spanje en Ierland) samen met de Commissie meer duidelijkheid over de planning van de hulpuitgaven van alle lidstaten. De aangesproken lidstaten bleven echter wijzen op de nationale competentie die hierbij in het geding was, zonder zich overigens tegen herbevestiging van de eerdere afspraken in Raadskader te verzetten. Na druk van vooral Nederland en Luxemburg werd uiteindelijk in de raadsconclusies vastgelegd dat aan alle lidstaten nadrukkelijk wordt gevraagd om voortrollende meerjarige indicatieve tijdsschema's voor verhoging van hun hulpuitgaven op te stellen, waarbij de Commissie per land over de voortgang hiervan zal rapporteren in het volgende Monterrey-rapport.

Nederland gaf verder aan actief mee te zullen werken aan de plannen van de Commissie en Duitsland voor het versneld uitvoeren in een aantal partnerlanden van de EU Gedragscode over werkverdeling en complementariteit. Tien lidstaten hebben inmiddels toegezegd hieraan mee te willen doen. Minister Koenders riep tevens op om de hulp verder te ontbinden en zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale systemen van partnerlanden. Samen met Duitsland plaatste Nederland enkele kanttekeningen bij het concept van meerjarige begrotingssteun in de vorm van zogenaamde MDG-contracten. Nederland is voorstander van de beoogde betere voorspelbaarheid van de hulp voor een beperkt aantal goed presterende partnerlanden, maar zou bij verdere invulling van dit instrument de voorkeur geven aan voortrollende contracten van drie jaar. Een jaarlijkse politieke dialoog was in ieder geval een nadrukkelijke voorwaarde, aldus Nederland. Naast de al voorziene mogelijkheid tot volledige opschorting van de begrotingssteun (in geval van falen aan de kant van het partnerland), moest ook de ruimte worden vergroot voor tussentijdse korting bij verminderde prestatie aan partnerzijde.

Ten slotte wezen Nederland, het VK en de Commissie op het belang om in de voorziene conclusies van de Europese Raad van 19-20 juni a.s. duidelijke afspraken op te nemen over de specifieke EU-bijdrage aan het realiseren van de MDG doelstellingen.

Economische Partnerschapsakkoorden

Commissaris Mandelson gaf een laatste stand van zaken in de EPA-onderhandelingen (Economic Partnership Agreements) met de ACS-landen. Volgens hem was er een nieuw momentum aan het ontstaan. De EU moest nu een juiste mix kiezen van flexibiliteit, pragmatisme en ambitie. Hij benadrukte het belang om op korte termijn over te gaan tot ondertekening van de interim-akkoorden en de volledige EPA met het Caribische Gebied om de uitkomst van de onderhandelingen bij de WTO te kunnen notificeren.

De OS-ministers van de actief betrokken lidstaten (m.n. Nederland, VK, Duitsland, Denemarken, Zweden, Spanje, Italië) waren eensgezind in hun roep om grotere flexibiliteit bij de voortzetting van de EPA onderhandelingen en het belang van regionale integratie. In dit verband benadrukte Nederland dat de marktoegangschema's uit de interim-akkoorden aan ACS-zijde aangepast moeten kunnen worden wanneer dit de regionale integratie bevordert. Controversiële punten moeten kunnen worden heronderhandeld. Ook onderstreepte Minister Koenders dat de ene ACS-regio gebruik moet kunnen maken van gunstige en ontwikkelingsvriendelijke provisies en teksten in akkoorden met andere ACS-regio 's. Alleen met flexibiliteit had de EU een kans om de vele aarzelende ACS landen over de streep te trekken. De Raad nam vervolgens conclusies aan waarin de door Nederland gewenste flexibiliteit op behoorlijke wijze is opgenomen.

Ethiopië-Eritrea

Tijdens het diner van de OS ministers vroeg Nederland aandacht voor de toenemende spanningen tussen Ethiopië en Eritrea. Dit mede vanwege de consequenties van dit slepende conflict voor de humanitaire situatie in de hele regio. Het gedwongen vertrek van UNMEE uit Eritrea betekende dat er nu nauwelijks meer sprake was van internationale waarneming. Minister Koenders benadrukte het belang om deze lacune spoedig op te vullen om zo bij te dragen aan het voorkomen van een hernieuwd gewapend treffen tussen de beide landen. De EU moest hierin een actieve rol blijven spelen. Nederland verzocht Commissaris Michel zich ook in te spannen om de humanitaire toegang tot de Ogaden te verbeteren. Commissaris Michel deelde de analyse van Nederland en toonde zich voorstander van een meer actieve rol van de EU. Hij zegde toe de humanitaire toegang in de Somalische regio van Ethiopië aan de orde te zullen blijven stellen.

Overige

Voedselcrises

Tijdens de lunch spraken de ministers voor ontwikkelingssamenwerking kort over de huidige voedselcrises, naar aanleiding van presentaties van de directeur-generaal van de FAO, Jacques Diouf, en de plaatsvervangende directeur van het Wereldvoedselprogramma, John Powell. Zowel het belang van korte termijn interventies, als van lange termijn investeringen in de landbouwproductie kwam aan de orde.

Vrouwen en gewapend conflict

Tijdens het diner spraken de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking over het onderwerp 'vrouwen en gewapend conflict'. Nederland benadrukte de uitvoering van resolutie 1325 van de VN-veiligheidsraad en het belang om hiervoor nationale actieplannen op te stellen, zoals al door zes lidstaten was gedaan (Oostenrijk, Denemarken, VK, Zweden, Spanje en Nederland). Op EU niveau zou hiervoor, en voor de rechten van vrouwen, veel meer aandacht moeten komen.

Tevens verzorgde Michel Kazatchkine, de directeur van GFATM (Global Fund to fight HIV/AIDS, Tubercolosis and Malaria) een presentatie over de aanpak en de - aanzienlijke - resultaten van het fonds tot nu toe. Naast gerichte interventies ter bestrijding van HIV/AIDS, TBC en malaria, heeft het Global Fund ook steeds meer aandacht voor het belang van versterking van de basisgezondheidszorg in de betreffende ontwikkelingslanden.