Gerven over continue glucosemeting bij diabetici

Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over continue glucosemeting bij diabetici

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DZ-K-U-2851390

9 juni 2008

Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over continue glucosemeting bij diabetici (2070820270).

Vraag 1.

Wat is uw reactie op het feit dat een aantal type 1 diabetici (met bijvoorbeeld een zwangerschap(swens), sterke schommelingen van bloedsuikerwaarden die men niet voelt aankomen) ter verbetering van hun behandeling van hun zorgverzekeraars sensoren voor een continue glucosemeting (CGM) vergoed hebben gekregen, maar dat door een uitspraak van het College voor zorgverzekeringen (CVZ), waarin CGM als een (nog) niet te verzekeren prestatie wordt beschouwd, de verzekeraars gestopt zijn met de vergoeding? 1) 2)

Antwoord 1

Indien het voor de zorgverzekeraar onvoldoende duidelijk is of een bepaald hulpmiddel tot de te verzekeren zorg behoort, kan hij daarover advies vragen bij het CVZ. In deze adviezen geeft het CVZ een eenduidige uitleg over de inhoud en omvang van de zorg. Zeker als het gaat om nieuwe hulpmiddelen die op de markt worden gebracht kan die vraag van belang zijn, zoals ook blijkt uit deze casus. De aard, inhoud en omvang van de zorg zijn in de Zvw en onderliggende regelgeving neergelegd. De hulpmiddelen die onder de te verzekeren prestaties vallen, zijn vastgelegd in een limitatieve lijst. De inhoud en omvang van de vormen van zorg worden niet alleen bepaald door de omschrijving in de wet, maar tevens door de stand van de wetenschap en praktijk.

Het CVZ heeft het in het rapport `Beoordeling stand van de wetenschap en praktijk' (CVZ, 2007, nr. 254) opgenomen op welke wijze het CVZ beoordeelt of bepaalde zorg tot de te verzekeren prestaties behoort. Het CVZ stelt allereerst vast of het hulpmiddel valt onder één van de categorieomschrijvingen van de paragraaf Hulpmiddelenzorg uit de Regeling zorg-
verzekering. Indien dat het geval is, zoals bij de glucosemeter, wordt vervolgens onderzocht of het hulpmiddel voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. Als het gaat om de (langdurende) continue (bloed)glucose monitoring in de thuissituatie met behulp van implanteerbare sensoren is vastgesteld dat de werkzaamheid onvoldoende is bewezen.

Gelet op het feit dat het CVZ heeft uitgesproken dat het geen te verzekeren zorg is mag de zorgverzekeraar het niet vergoeden. Indien de zorgverzekeraar een bepaald hulpmiddel desondanks toch wil vergoeden kan dat in dat geval niet ten laste van de Zvw, maar uitsluitend uit eigen middelen of via een aanvullende verzekering.

Vraag 2

Acht u CGM - gezien bijvoorbeeld het oordeel van NICE uit Engeland dat een rol voor CGM ziet weggelegd bij de diagnostiek en behandeling van diabetes - een perspectiefvolle ontwikkeling? 3)

Vraag 3

Wat vindt u van de suggestie om CGM in het kader van de regeling "tijdelijke toelating" tot het pakket van veelbelovende innovaties" op geprotocolleerde experimentele basis te vergoeden via het innovatieloket van het CVZ in samenwerking met ZonMW en de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza)? 4)

Antwoord 2 en 3

Het CVZ heeft laten weten welwillend te staan tegenover een verzoek om via het innovatieloket met ZonMw na te gaan via welke kanalen en met welke fondsen een onderzoekstraject zou kunnen worden gestart naar de glucosemeters.
Ik wijs er tegelijkertijd op, dat er nog veel vragen over de juiste indicaties en contra-indicaties voor dit hulpmiddel, de optimale duur van het gebruik en de betrouwbaarheid van dergelijke sensoren zijn.

Vraag 4

Bent u bereid uw invloed aan te wenden, zodat CGM op experimentele basis wordt vergoed? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Neen, op basis van de huidige Zvw is het niet mogelijk om op experimentele basis extramurale hulpmiddelenzorg te vergoeden.


1) Uitspraak CVZ 27055872 (28029072) 25 oktober 2007.
2) Brief aan minister Klink en antwoord 12 maart en 7 april 2008. VWS Z/VU-2842907.

3) Zie 1.

4) Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31200 XVI, nr. 72.