Ministerie van Financiën

Antwoorden vragen over een hoge olieprijs en de daarmee gerelateerde inkomsten van het Rijk

Brief | 09-06-2008 | nr AFEP08-347

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: AFEP 2008-347

Geachte voorzitter,

Hierbij stuur ik u het overzicht dat door de heer Madlener (PVV) is gevraagd bij de regeling van werkzaamheden d.d. 20 mei 2008 over een hoge olieprijs en de daarmee gerelateerde inkomsten van het Rijk.

Hoogachtend,

de Minister van Financiën,

Wouter Bos

Meer informatie

Vraag
De heer Madlener (PVV) heeft aan de regering gevraagd een brief te sturen waarin alle inkomsten die verband houden met de hoge olieprijzen dus de extra inkomsten die de overheid daardoor zou ontvangen (zoals de BTW, de aardgasbaten, etc) op een rijtje worden gezet. Antwoord
Een hogere olieprijs kan niet één op één worden doorvertaald naar meer inkomsten voor het Rijk. De gevolgen voor de schatkist van de recente stijgingen van de brandstofprijzen zijn van verschillende factoren afhankelijk. Voor de drie belangrijkste inkomstenbronnen gerelateerd aan olie/brandstoffen (aardgasbaten, brandstofaccijnzen en BTW) geldt dat een hogere olieprijs niet noodzakelijkerwijs leidt tot hogere opbrengsten en is het niet zondermeer te zeggen dat deze stijgen. In dit kader is het ook van belang de indirecte effecten op de inkomsten via de economische groei mee te nemen. Conclusie is dat een hogere olieprijs per saldo geen positieve gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën. Aardgasbaten
Nederland heeft inkomsten uit aardgasbaten. De prijs van gas is gekoppeld aan de prijs van olie. Een stijging van de olieprijs leidt dus in principe tot hogere aardgasbaten. Een één op één doorwerking van de hogere olieprijs op de aardgasbaten is echter moeilijk te geven. Zo zijn de aardgasbaten niet alleen afhankelijk van de olieprijs, maar ook van de euro/dollarkoers en het verwachte afzetvolume van gas. De olieprijs in dollars stijgt, maar ook de euro is sterker geworden. Dit heeft een drukkend effect op de olieprijs in euro's, en daardoor eveneens op de geraamde aardgasbaten. Daarnaast zijn de productie-realisaties en ramingen volatiel. In de Voorjaarsnota 2008 zijn de aardgasbaten bijvoorbeeld neer-waarts bijgesteld ten opzichte van de raming Prinsjesdag, omdat de lagere productie in 2008 tot een tegenvaller heeft geleid die groter is dan de meevaller als gevolg van de hogere olieprijs. Op dit moment zijn er dus ten opzichte van de raming dalende inkomsten uit aardgasbaten. Brandstofaccijns
De accijns op brandstoffen is een vast bedrag per liter. Veranderingen in de prijzen van brandstoffen hebben daarom geen enkele invloed op de accijnsopbrengsten. De accijnsopbrengsten veranderen alleen als gevolg van een verandering in het brandstofverbruik. Als er door de hogere brandstofprijzen minder of zuiniger wordt gereden, betekent dit een daling in de accijnsopbrengst. BTW-opbrengsten
De BTW is een percentage van de consumentenprijs. Dit betekent dat als de consumentenprijs stijgt, het bedrag dat aan BTW betaald moet worden ook stijgt. Dit betekent echter niet dat de totale BTW-opbrengsten voor het Rijk toenemen. Ten eerste geldt dat de hogere uitgaven aan brandstof er toe leiden dat burgers elders minder kunnen uitgeven. Hierdoor zullen de totale BTW-opbrengsten voor het Rijk niet stijgen als gevolg van hogere brandstofprijzen door substitutie. Ten tweede moet worden bedacht dat een groot deel van de motorbrandstoffen zakelijk wordt gebruikt. De bijbehorende aftrek van de BTW voor de zakelijk gebruikte brandstoffen zorgt voor een drukkend effect op de BTW-inkomsten (van het totale verbruik van diesel is meer dan de helft zakelijk en van het verbruik van benzine is een niet onbelangrijk deel zakelijk). Kortom, een hogere brandstofprijs leidt niet noodzakelijk tot hogere BTW-opbrengsten voor het Rijk. Indirecte effecten
Naast de directe inkomsten uit een hoge olieprijs moeten ook de indirecte effecten op de inkomsten worden meegenomen. Een hogere olieprijs kan op de korte termijn gepaard gaan met een afzwakking van de mondiale economische groei. Dit kan ook gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Een afzwakking van de economische groei betekent dat het Rijk minder inkomsten ontvangt uit de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting. Daarnaast stijgen de uitgaven aan inkomensoverdrachten, omdat in een situatie met economische afzwakking meer mensen werkloos zullen zijn. Het saldo van deze ontwikkelingen is nagenoeg nul. Tot slot geven ook zogenoemde "spoorboekjes" van het CPB aan dat een hogere olieprijs per saldo (als alle invloeden worden meegenomen) geen positieve gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën.