Beantwoording vragen van het lid Irrgang over het conflict in Abyei (Sudan)
10-06-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de
antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Irrgang
over het conflict in Abyei (Sudan). Deze vragen werden ingezonden op
21 mei 2008 met kenmerk 2070820750.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en
de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens
de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid
Irrgang (SP) over het conflict in Abyei (Sudan).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht "De VN laten niemand toe"? 1)
1) NRC next, 20 mei 2008
Vraag 2
Is het waar dat het mandaat van UNMIS onder meer bestaat uit de
bescherming van mensenrechten? Is het tevens waar dat, onder hoofdstuk
VII van het VN-handvest, UNMIS gemachtigd is burgers te beschermen die
direct fysiek gevaar lopen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe
beoordeelt u het optreden van de VN in Abyei vorige week?
Antwoord 1 en 2
De situatie in Abyei baart ons grote zorgen. Wat er de afgelopen weken
in Abyei is gebeurd, vormt een risico voor de succesvolle
implementatie van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) en de
verdere samenwerking tussen de Sudanese Peoples Liberation Movement
(SPLM) en de National Congress Party (NCP). Het illustreert ook de
uiterst gecompliceerde omstandigheden waarbinnen UNMIS moet opereren
in Abyei. De situatie van de naar schatting 50.000 tot 60.000 nieuwe
ontheemden is schrijnend, zeker nu net het regenseizoen is begonnen.
Wel is de opvang van de ontheemden inmiddels goed op gang gekomen.
UNMIS heeft de bevoegdheid alle noodzakelijke maatregelen te nemen om,
onder andere, de veiligheid en bewegingsvrijheid te verzekeren van
humanitaire hulpver leners, waarnemers en van burgers die direct met
geweld worden bedreigd. Hiermee heeft UNMIS de bevoegdheid om waar
mogelijk tegen gewelddadige schendingen van de mensenrechten op te
treden.
In Abyei heeft UNMIS dit slechts op beperkte schaal kunnen doen,
gegeven de beperkte capaciteit ter plekke. Deze capaciteit is geënt op
het uitvoeren van haar eigenlijke taak, namelijk toezicht houden op de
implementatie van de veiligheidsbepalingen van het CPA en deze door
dialoog positief te beïnvloeden.
In het grootste deel van Zuid-Sudan loopt dit proces goed. In Abyei
heeft UNMIS tot op heden moeilijk haar toezichthoudende taak kunnen
uitvoeren vanwege het voortdurende conflict tussen de NCP en de SPLM
over de grensafbakening, dat vooral wordt veroorzaakt door belangen
ten aanzien van de olie in deze regio. Wel heeft UNMIS gefaciliteerd
bij de totstandkoming van het staakt-het-vuren tussen de twee
strijdende partijen, de Sudanese strijdkrachten en de Sudanese Peoples
Liberation Army.
Een positieve ontwikkeling is dat de NCP en de SPLM op 8 juni
jongstleden een overeenkomst hebben getekend, waarin zij hebben
afgesproken hun troepen uit Abyei terug te trekken zodra een nieuwe
geïntegreerde legereenheid en een politiemacht zijn ontplooid. Voorts
is afgesproken om op korte termijn een tijdelijk bestuur in Abyei in
te stellen en om UNMIS vrije toegang tot de regio Abyei te
verschaffen. Deze maatregelen zouden de terugkeer van de gevluchte
burgerbevolking moeten bevorderen. Daarnaast zal er zo spoedig
mogelijk een onderzoek worden gestart naar de aanleiding van het
oplaaien van het geweld.
Vraag 3
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het Algemeen Overleg
Sudan-UNMIS d.d. 17 april jl. nog waarin u stelt dat uit gesprekken
die de Nederlandse regering met de verantwoordelijke militairen van
UNMIS heeft gevoerd, blijkt dat UNMIS zeer tevreden was met de
ontwikkeling van de geïntegreerde legereenheden? Zo ja, hoe strookt
dit volgens u met de recente ontwikkelingen?
Antwoord
Ja. Over het geheel genomen is sinds het ondertekenen van het CPA
zeker vooruitgang geboekt in de vorming van de geïntegreerde
legereenheden in Sudan. Vrijwel alle geïntegreerde legereenheden zijn
ontplooid en hebben, conform het CPA, de aan de hen toegewezen
verantwoordelijkheden op zich genomen, voor zover dit binnen hun
mogelijkheden ligt. UNMIS heeft dit proces ondersteund. Echter, mede
vanwege het gebrek aan basisvoorzieningen en materiële uitrusting
zoals toegang tot water, accommodatie, transport, communicatie,
medische voorzieningen en training, zijn de eenheden nog slechts in
beperkte mate operationeel en effectief. Naast de behoefte aan
materiële steun is verhoogde aandacht nodig voor werkelijke integratie
en een gemeenschappelijke identiteit binnen de eenheden. Het betreft
immers legereenheden van partijen die na meer dan twintig jaar oorlog
voeren tegen elkaar, nu moeten gaan samenwerken.
Een positief teken is dat de twee betrokken partijen de internationale
gemeenschap hebben verzocht om materiële steun en training voor de geï
ntegreerde legereenheden. De gebeurtenissen in Abyei onderstrepen eens
te meer het belang van deze ondersteuning. Zoals wij ook hebben laten
weten tijdens het Algemeen Overleg van 17 april jl., onderzoekt
Nederland in nauw overleg met UNMIS de mogelijkheden om een bijdrage
te leveren aan de versterking van de geï ntegreerde legereenheden.
Vraag 4
Bent u van mening dat door de aanname van VN resolutie 1812 en de
verlenging van het UNMIS-mandaat op 30 april jl. er een oplossing is
gevonden voor het probleem van de bewegingsvrijheid van UNMIS in
conflictgebieden zoals Abyei? Zo neen, wat moet er volgens u gebeuren?
Antwoord
Resolutie 1812 roept alle betrokken partijen in expliciete bewoording
op om volledige vrijheid van beweging van UNMIS te garanderen. Het is
geen directe oplossing voor het probleem van bewegingsvrijheid van
UNMIS, maar wel een stap in de richting van een oplossing. Door het
aannemen van deze resolutie en via bemiddeling tracht de
internationale gemeenschap de NCP en de SPLM ertoe te brengen de
beperkingen zo snel mogelijk op te heffen. Druk is hiermee opgevoerd.
De recent getekende overeenkomst tussen de NCP en de SPLM stelt dat
UNMIS vrijheid van beweging krijgt in Abyei. De toekomst zal moeten
uitwijzen of beide partijen zich hieraan werkelijk gaan houden.
Nederland heeft, als voorzitter van de werkgroep `drie gebieden' van
de Assessment and Evaluation Commission, op 28 mei een veldbezoek van
deze commissie aan Abyei georganiseerd, waaraan op nadrukkelijk
verzoek van Nederland ook vertegenwoordigers van de NCP en de SPLM
deelnamen. De partijen hebben de ernst van de situatie met eigen ogen
kunnen aanschouwen. Tijdens het bezoek is het belang van onbelemmerde
toegang van UNMIS en van de vrije toevoer van humanitaire hulpgoederen
benadrukt.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken