Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Taakopdracht "Commissie Nijpels"


10 juni 2008 - kamerstuk

Juridische Zaken

Voorzitter van de vaste commissie voor

Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20017

2500 EA DEN HAAG

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

6 mei 2008 141041.02 TRCJZ/2008/1461
10 juni 2008

onderwerp bijlagen

Taakopdracht "Commissie Nijpels"

Geachte Voorzitter,

Hierbij reageer ik op uw brief van 6 mei 2008 over de taakstelling van de Commissie Nijpels.

Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg over het voorstel van wet houdende goedkeuring van het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen betreffende de uitvoering van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium heeft de Tweede Kamer een motie ingediend (Kamerstukken II 2007/08, 30862, nr. 11). De Kamer heeft daarin de regering verzocht een onafhankelijke commissie in te stellen die onderzoekt welke alternatieve natuurherstelmogelijkheden er zijn. De motie geeft aan dat daarbij vastgehouden moet worden aan de doelstelling om 600 hectare estuariene natuur te realiseren. In de overwegingen van de motie onderkent de Kamer de noodzaak van natuurherstel in het Westerscheldegebied.

Op 7 februari 2008 heb ik aan de Tweede Kamer mijn voornemen bekend gemaakt om de Commissie natuurherstel Westerschelde in te stellen (Kamerstukken II 2007/08, 30862, nr. 19). De vaste Commissie van Verkeer en Waterstaat heeft deze brief ter kennisgeving

aangenomen (besluitenlijst 13 februari 2008). Overeenkomstig mijn brief heb ik bij besluit van 2 april 2008 de commissie ingesteld, onder voorzitterschap van de heer Nijpels (Stcrt. 2008, 72). Ik heb aan deze commissie de volgende opdracht gegeven: "De commissie onderzoekt of, en zo ja, welke alternatieve natuurherstelmogelijkheden er zijn voor ontpoldering van het Nederlandse deel van de Hertogin Hedwigepolder. Dit natuurherstel is onderdeel van de 600 hectare estuariene natuurherstel van de Westerschelde en betreft de uitvoering van de natuurherstelopdracht, gesteld in artikel 3,

derde lid, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium."

Er zijn twee redenen waarom ik de taakopdracht van de commissie niet kan verruimen naar de gehele (Zuidwestelijke) Delta.

De eerste reden is de verplichting die Nederland heeft op grond van de Habitatrichtlijn ten aanzien van het Westerscheldegebied. Het gebied is door de Europese Commissie

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 juni 2008 TRCJZ/2008/1461 2

geplaatst op de in de Habitatrichtlijn genoemde communautaire lijst van gebieden. Daardoor geldt voor Nederland de verplichting om de Westerschelde aan te wijzen als speciale beschermingszone. Een aanwijzingsbesluit op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is in procedure en zal naar verwachting in december 2008 definitief worden vastgesteld. De Habitatrichtlijn schrijft voor dat ten aanzien van de aangewezen gebieden de noodzakelijke instandhoudingmaatregelen worden getroffen. Voor de Westerschelde is een verbeteropgave bepaald vanwege de (zeer) ongunstige staat van instandhouding van estuarium-specifieke habitattypen en soorten.

De herstelopgave dient plaats te vinden in het Westerscheldegebied. Er zijn in Nederland maar twee Natura 2000-gebieden waar het habitattype 1130 Estuaria voorkomt, te weten Westerschelde en Eems-Dollard. Het habitattype verkeert in zeer ongunstige staat van instandhouding. Zonder versterking zal het habitattype verder achteruit gaan. Er zijn geen (Natura 2000-) gebieden die de functie van de Westerschelde als estuarium ecologisch gezien over kunnen nemen. Dit standpunt heeft de regering altijd uitgedragen (zie onder andere Kamerstukken I 2007/08, 30862, nr. C, pagina 3). Het advies van prof. mr. J.M. Verschuuren (Universiteit van Tilburg) over dit onderwerp, dat op verzoek van de provincie Zeeland is uitgebracht, ondersteunt dit standpunt (Juridisch advies betreffende natuurherstel SBZ Westerschelde, november 2007).

Benadrukt zij nogmaals dat er bij de herstelopgave geen sprake is van compenserende maatregelen in de zin van artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn, maar van instandhoudingsmaatregelen in de zin van artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn (zie ook Memorie van Antwoord, Kamerstukken I 2007/08, 30862, nr. C, pagina 9).

De tweede reden ligt in de verplichtingen die de Nederlandse regering op grond van het Verdrag is aangegaan vanwege de achteruitgang van het estuarium als natuurlijk systeem. In de Ontwikkelingsschets worden drie ecologische zones onderscheiden: het Mondingsgebied (inclusief het Zwin), het Middengebied (Vlissingen-Hansweert) en het Oostelijk gebied (Hansweert-grens, inclusief de Hertogin Hedwigepolder). Om te voldoen aan de Habitatrichtlijn en bij te dragen aan het behoud van dit systeem, zal minimaal 600 hectare estuariene natuur gerealiseerd moeten worden. In artikel 3, tweede lid, van het Verdrag is vastgelegd dat deze realisatie in ieder geval plaats zal vinden in het Zwin en de Hertogin Hedwigepolder.
In het Zwin moet een ruimtelijke uitbreiding van bruto 120 of 180 hectare plaatsvinden, afhankelijk van het te kiezen alternatief. Voor een groot deel is deze uitbreiding op Vlaams grondgebied gelegen. Als er gekozen wordt voor de realisatie van 180 hectare natuur, is daarvan ongeveer 20 hectare Nederlands grondgebied. Daarvan is minder dan de helft landbouwgrond. Onderzoek doen naar alternatieven voor het Zwin doorkruist het overwegend Vlaamse natuurherstelprogramma en is gelet op de beperkte oppervlakte weinig effectief. Het realiseren van natuur in het Middengebied (met een herstelopgave van ongeveer 300 hectare) is de verantwoordelijkheid van de provincie Zeeland. De provincie werkt thans de voorgenomen maatregelen uit. Mede op verzoek van de provincie Zeeland zal de commissie geen uitspraken doen over dit Middengebied.

Een en ander overziende is verruiming van de taakopdracht niet aan de orde.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
10 juni 2008 TRCJZ/2008/1461 3

De commissie zal in het onderzoek twee aan de Tweede Kamer aangeboden petities en de resultaten van de commissie Maljers betrekken. Ik heb de commissie gevraagd om uiterlijk
1 november 2008 advies uit te brengen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --