> Uitvoering motie Smilde c.s. kamerstuk 30 300 XVI, nr. 42
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA/BO-2854566
12 juni 2008
Mede namens mijn ambtgenoot van OCW informeer ik u hierbij over de
uitvoering van de motie Smilde c.s. inzake het aantal
opleidingsplaatsen Physician Assistant (PA) en Nurse Practitioner
(NP).
De motie Smilde c.s. (kamerstuk 30 300 XVI, nr. 42) verzoekt de
regering een meerjaren-perspectief als leidraad te nemen bij de
toekenning van middelen in haar begroting, en daarbij uit te gaan van
ten minste 400 opleidingsplaatsen PA en NP. Op dit moment is de
jaarlijkse instroom in de opleidingen tot PA en NP vastgesteld op 325
opleidingsplaatsen. In mijn brief d.d. 1 mei 2007 (kenmerk
MEVA/BO-2763020) heb ik u bericht te overwegen deze jaarlijkse
instroom te verhogen van 325 naar 400 plaatsen, indien een adequate
onderbouwing van de behoefte in de zorg aan PA's en NP's beschikbaar
is.
De HBO-raad heeft op verzoek van VWS een onderzoek geëntameerd naar de
behoefte op de arbeidsmarkt aan PA's en NP's. Dit onderzoek,
uitgevoerd door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA),
heeft geresulteerd in het rapport `De arbeidsmarkt- en
opleidingsbehoefte aan nurse practitioners en physician assistants'.
Het onderzoek geeft zicht op de bestaande en toekomstige arbeidsmarkt-
en opleidingsbehoefte en vormt een waardevolle aanvulling op de
beperkte arbeidsmarktanalyse van PA's en NP's in het Capaciteitsplan
2008. In het onderzoek zijn werknemers (afgestudeerde PA's en NP's),
werkgevers (managers in ziekenhuizen en andere zorginstellingen) en de
opleidingen bevraagd. De verschillende invalshoeken geven een
gedetailleerd beeld van de onderhavige arbeidsmarkt.
Uit de analyse van instroomcijfers over de periode 2004 - 2007 blijkt,
dat de beschikbare opleidings¬capaciteit voor PA's en NP's van 325
plaatsen nagenoeg volledig wordt benut. De beschikbare capaciteit
stuurt daarmee als het ware de vraag. Omdat er in de huidige situatie
sprake is van een gemaximeerde instroom en geen vrije instroom, is de
beschikbare capaciteit vooral te beschouwen als een ondergrens van de
arbeidsmarktbehoefte aan opleidingsplaatsen voor PA's en NP's.
De feitelijke behoefte aan PA's en NP's, en daarmee aan
opleidingsplaatsen, ligt - zo blijkt uit het onderzoek - hoger dan op
325 plaatsen per jaar. Dit wordt ondersteund door het feit dat de
vooraanmeldingen zowel in 2007 als in 2008 aanzienlijk uitstijgen
boven de fixus van 325 opleidingsplaatsen.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de arbeidsmarkt voor PA
en NP zich gunstig ontwikkelt. Van een terugloop van de behoefte is
geen sprake. Vrijwel alle studenten PA en NP krijgen na hun studie een
aanstelling als PA en NP. De meeste PA's en NP's werken in
ziekenhuizen. Een kleiner aantal werken in de huisartsenzorg,
thuiszorg, verpleeghuiszorg, verslavingszorg en de geestelijke
gezondheidszorg. Over de gehele breedte van de zorg bestaat behoefte
aan de PA en NP. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een
verdere groei van de vraag vanuit afdelingen en organisaties in de
zorg waar op dit moment al PA's en NP's werkzaam zijn. De grootste
vraag zal naar de inschatting van de onderzoekers komen van afdelingen
en organisaties waar op dit moment nog geen PA's en NP's werkzaam
zijn. Bijna 60% van de ondervraagde managers in de zorginstellingen
denkt dat het aantal PA's en NP's dat ze in dienst hebben de komende
jaren zal stijgen. Ongeveer 40% denkt dat dit gelijk blijft en geen
enkele manager denkt dat het aantal in de organisatie als geheel zal
afnemen.
De redenen die de managers geven voor het aanstellen van PA's en NP's
en hun verwachting dat deze functies de komende jaren verder in aantal
zullen toe¬nemen, sluiten aan bij de diverse betogen voor taak- en
functiedifferentiatie om de knelpunten op de arbeidsmarkt in de zorg
aan te pakken. De verwachting is dat door taak- en
functiedifferentiatie de kwali¬teit van de zorg wordt verbeterd, de
kosten beter kunnen worden beheerst en het loop¬baan¬perspectief wordt
vergroot. Voor de ondervraagde managers blijken het de belangrijkste
redenen te zijn om PA's en NP's in dienst te nemen.
De geraamde behoefte aan instroomplaatsen PA en NP komt volgens de
onderzoekers uit op een volume tussen de 410 en 690 plaatsen. Zij
tekenen daarbij echter aan dat er nog veel onzekerheden zijn over de
toekomstige ontwikkeling van de arbeidsmarktbehoefte aan PA's en NP's.
De onderzoekers adviseren daarom een gecontroleerde uitbreiding van de
opleidingscapaciteit met 75 plaatsen, analoog aan de eerdere ophoging
van de opleidings-capaciteit in 2005 met 75 plaatsen.
Daarnaast adviseren zij de ontwikkeling van de arbeidsmarktvraag naar
PA's en NP's - en in het verlengde daarvan de opleidingsbehoefte aan
PA's en NP's - systematisch te monitoren. Beleidskeuzes met betrekking
tot het benodigde opleidingsvolume aan PA's en NP's kunnen dan
gebaseerd worden op empirische gegevens inzake het aantal
vooraanmeldingen, de instroom en de gerealiseerde uitstroom, naar
functie en branche.
Op basis van de gegevens die in dit onderzoek zijn verzameld, kom ik
tot de conclusie dat een ophoging van de huidige instroomcapaciteit
van 325 naar 400 opleidingsplaatsen bij de opleiding PA en NP strookt
met de huidige behoefte aan PA's en NP's in de zorg.
De opleidingen PA en NP worden gefinancierd uit bijdragen van het
ministerie van OCW (opleidingskosten) en VWS (loonsuppletie).
Mijn ambtgenoot van OCW en ik hebben, conform de aanbeveling van het
KBA-rapport besloten om met ingang van 1 september 2008 op de
respectievelijke begrotingen financiële middelen te reserveren voor
een jaarlijkse instroom van 400 studenten in de opleidingen PA en NP.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink