KNMG

Versterking patiëntenrechten

Op 23 mei 2008 heeft het kabinet de langverwachte brief over de versterking van de patiëntenrechten naar de Tweede Kamer gestuurd. De KNMG steunt de gedachte dat de rechten van de patiënt verbeterd moeten worden, maar plaatst ook kanttekeningen bij de kabinetsvoorstellen.

De afgelopen jaren hebben zich in de gezondheidszorg ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven opnieuw na te denken over de rechtspositie van cliënten/patiënten. Zo is als een gevolg van de stelselwijziging de positie van de zorgverzekeraar geaccentueerd, zonder dat echter voldoende duidelijk is hoe een cliënt in verhouding tot zorgaanbieder en zorgverzekeraar zijn rechten kan realiseren. Ook de toenemende ketenzorg roept vragen op over de rechten van patiënten: niet altijd is helder welke zorgaanbieder in de keten waarvoor verantwoordelijk is. Extra aandacht verdienen ook de patiëntenrechten in de care-sector. In de kabinetsbrief van 23 mei jl. worden tal van inhoudelijke voorstellen gedaan om bovengenoemde knelpunten te verhelpen. Met veel van deze voorstellen kan de KNMG instemmen. Maar de KNMG plaatst ook een aantal kanttekeningen bij de voorstellen.

Rechten patiënt of plichten zorgaanbieder?
In de huidige wetgeving is een aantal rechten van patiënten vormgegeven door het regelen van plichten van zorgaanbieders. Dit is bijv. het model van de Wgbo. In de brief van het kabinet wordt voorgesteld de plichten van hulpverleners zoveel mogelijk te vertalen in afdwingbare rechten van patiënten. In de visie van de KNMG heeft een 'vertaling' van plicht naar recht meer een symbolische dan een reële betekenis. Sommige zaken zijn naar hun aard meer een plicht van de hulpverlener dan een recht van de patiënt. Bovendien meent de KNMG dat in veel gevallen een met betrekking tot een specifieke zorgaanbieder geformuleerde plicht voor patiënten makkelijker afdwingbaar is dat een recht waarvan niet zonder meer duidelijk is ten opzichte van welke instelling of hulpverlener dat recht kan worden geëffectueerd. Dit kan ook leiden tot onduidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen instelling en beroepsbeoefenaar.

Individuele of collectieve patiëntenrechten?
Voorgesteld wordt de patiënt een individueel afdwingbaar recht op keuze-informatie te geven. Dit is volgens de KNMG echter bij uitstek een recht dat een collectief karakter heeft. Het regelen van dit onderwerp als een individueel afdwingbaar recht kan leiden tot een veelheid aan individuele procedures, die veel tijd en energie vergen en afleiden van de werkelijke behoefte: het ten behoeve van patiënten als collectief ontsluiten van relevante informatie om keuzen in de zorg te maken. Daartoe bestaat al een wettelijke regeling, in de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG). Voor de KNMG is in het geheel niet duidelijk wat de meerwaarde is van het voorgestelde individuele recht ten opzichte van de huidige regeling in de WMG.

Patiënten in kwetsbare omstandigheden
De brief van het kabinet richt zich vrijwel uitsluitend op cliënten/patiënten die in staat worden geacht als mondige burgers keuzen te maken en als 'zorgconsument' te participeren in een gedeeltelijk door marktwerking beheerst zorgstelsel. De rechtspositie van patiënten in kwetsbare omstandigheden blijft nagenoeg buiten beeld. Te denken valt aan wilsonbekwame patiënten, vrijwillig opgenomen psychiatrische patiënten e.d. Juist ook de rechtspositie van deze groepen patiënten behoeft verbetering. Dat vergt een andere aanpak en insteek dan die welke in de kabinetsbrief aan de orde komt. Het komt erop neer dat de patiëntengroep die mogelijk de meeste rechtsbescherming nodig heeft, in de brief niet aan de orde komt.

Omgaan met klachten
Met betrekking tot de klachtafhandeling bevat de kabinetsbrief het voorstel in de wet een laagdrempelige klachtenfunctionaris te regelen. Daarmee kan de KNMG instemmen. Daarnaast wordt in de brief benadrukt dat patiënten een mogelijkheid moeten hebben om een bindende beslissing te krijgen van een onafhankelijke instantie. Om dat te bereiken zullen de huidige klachtencommissies niet langer verplicht worden gesteld. Deze zullen worden vervangen, zo wil het kabinet, door externe geschillencommissies. Hierdoor zal volgens de KNMG de aan de huidige wetgeving ten grondslag liggende koppeling tussen klachten en kwaliteit naar de achtergrond verdwijnen. Juist de huidige verantwoordelijkheid van zorgaanbieders voor de klachtencommissie bevordert dat klachten worden doorvertaald naar het kwaliteitsbeleid. Bij een externe geschillencommissie zal dat veel minder het geval zijn. In het algemeen zijn de voorstellen van het kabinet zozeer gericht op het aan patiënten aanbieden van een onafhankelijke geschillenbeslechting, dat daarvan naar verwachting een sterk formaliserende werking zal uitgaan op de zorgverlener-patiënt relatie. De KNMG ziet dat niet als winst.

Schadevergoeding na een medische fout
De KNMG acht het een groot maatschappelijk probleem dat er sprake is van ondercompensatie van schade die patiënten leiden door medische fouten: van de patiënten die dit overkomt, krijgt maar een beperkt deel een schadevergoeding. De kabinetsbrief doet enkele voorstellen om dit probleem te verminderen. Het kabinet noemt daarbij een eerdere KNMG-suggestie om instellingen, in overleg met verzekeraars, tot hogere limieten dan nu het geval is zelf te laten beslissen over schadeclaims ('quick response'-benadering: openheid, en in het geval van een fout snelle vergoeding).

Veilig incident melden
De huidige wetgeving, en in het bijzonder de Wgbo, heeft een dubbele doelstelling: het versterken van de patiëntenrechten en het regelen van de eigen verantwoordelijkheid van de zorgverlener. In de kabinetsbrief verschuift het accent heel duidelijk naar de rechten van patiënten. Naar de mening van de KNMG houdt dit wel het risico in van een eenzijdige benadering. Juist ook in het belang van kwaliteit en veiligheid verdienen ook andere aspecten wettelijke regeling. Onlangs hebben de organisaties van zorgaanbieders er gezamenlijk voor gepleit een regeling voor het veilig melden van incidenten in de wet op te nemen. De minister heeft deze gedachte verworpen. In 2007 pleitte de NPCF ervoor veilig melden wel in de wet te regelen, vanwege het belang daarvan voor de patiëntveiligheid. De NPCF stelde wel de twee voorwaarden: een recht van de patiënt op informatie wanneer een incident tot schade aan hem heeft geleid of zou kunnen leiden en een verbetering van de mogelijkheden om na een fout schadevergoeding te krijgen. Nu deze voorwaarden blijkens de kabinetsbrief in de nieuwe wetgeving zullen worden geregeld, acht de KNMG het gerechtvaardigd en wenselijk daarin ook een regeling inzake veilig melden op te nemen.

Een nieuwe patiëntenwet?
Om de plannen van het kabinet te realiseren is een aanpassing van wetgeving nodig. De kabinetsbrief laat in het midden hoe dat gaat gebeuren: door het aanpassen van bestaande regelingen of door het vervangen van een aantal bestaande regelingen door één nieuwe patiëntenwet. De KNMG is een sterk voorstander van de eerste optie, omdat daardoor beter kan worden aangesloten bij bestaande kennis en initiatieven. Naar de mening van de KNMG kunnen alle inhoudelijke voorstellen van het kabinet worden gerealiseerd door het aanpassen van bestaande wetgeving. Het vervangen van relatief jonge wettelijke regelingen door één nieuwe patiëntenwet heeft naar de mening van de KNMG vooral symbolische betekenis, maar geen reële meerwaarde. De kabinetsbrief behandelt onderwerpen die nauw met elkaar samenhangen, maar die ook om een gedifferentieerde wetgevingsbenadering vragen. Door te kiezen voor de optie van een integrale nieuwe wet wordt deze differentiatie naar verwachting zeer bemoeilijkt.

De KNMG heeft in deze rubriek eerder bericht over de plannen om de rechten van patiënten te versterken. Zie Medisch Contact 2008, p. 217 en p. 740. Nadere informatie J. Legemaate, beleidscoördinator gezondheidsrecht van de KNMG, tel 030 2823765 of j.legemaate@fed.knmg.nl.