Rechtbank Haarlem


Vervangende huisvesting Wilhelminastaat Krommenie noodzakelijk

De Haarlemse voorzieningenrechter heeft vandaag, 13 juni 2008, uitspraak gedaan in het kort geding dat de bewoners van woningen aan de Wilhelminastaat te Krommenie hadden aangespannen tegen de gemeente Zaanstad. Het kort geding had tot inzet de vraag in hoeverre de gemeente is aan te spreken voor de uitvoering van de sanering van het naastgelegen fabrieksterrein en de nasleep daarvan. De bewoners vorderden voortzetting van hun tijdelijke huisvesting en een voorschot op schadevergoeding.
De voorzieningenrechter heeft het eerste toegewezen tot 1 oktober 2008 en de beslissing op de rest van de vordering aangehouden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente voorafgaand aan de start van de saneringswerkzaamheden geen goed beeld had van de staat van de woningen. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de gemeente voor een andere aanpak zou hebben gekozen indien zij dat beeld wel had gehad en dat die aanpak in ieder geval zou hebben omvat: het in overleg met de bewoners vooraf maken van een plan voor afbouw en terugkeer binnen de randvoorwaarde van draagbare lastenverzwaring voor de bewoners.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat dit overleg voorafgaand aan de sanering niet heeft kunnen plaatsvinden een rechtstreeks gevolg is van het feit dat de gemeente zonder voldoende onderzoek met sanering is begonnen en gaande de sanering door instortingsgevaar werd verrast.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat vervangende huisvesting ook de komende maanden nog noodzakelijk is. Hij heeft geoordeeld dat de kosten daarvan als schade tengevolge van gebrekkige -en dientengevolge onrechtmatige- voorbereiding van de sanering aan de gemeente is toe te rekenen.

13 juni 2008
Rechtbank Haarlem

LJ Nummer

BD3891

Bron: Rechtbank Haarlem
Datum actualiteit: 13 juni 2008 Naar boven