Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Bijlage III

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over het rapport "Cluster 3: De kwaliteit van het onderwijs in cluster 3" van de Inspectie van het Onderwijs (bijlage bij Kamerstuk 31 200 VIII, nr. 177).


1.
Geldt voor alle vakken een gebrek aan passende leerstof? Kunt u inzichtelijk maken wat er moet gebeuren om over passende leerstof te kunnen beschikken?

Op basis van de voor het speciaal onderwijs ontwikkelde kerndoelen zijn leerlijnen ontwikkeld. Deze vormen het uitgangspunt voor de ontwikkeling van leermiddelen voor het speciaal onderwijs in cluster
3 op met name het terrein van rekenen, taal en sociale competentie. Er is om inzichtelijk te maken wat er nog ontwikkeld moet worden een `witte vlekken analyse' gemaakt. Op basis daarvan zijn en worden leermiddelen vervaardigd dan wel aangepast. Zo worden bijvoorbeeld voor het voortgezet speciaal onderwijs de voor het praktijkonderwijs vervaardigde leermiddelen aangepast.


2.
Is er overleg gevoerd tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over een betere afstemming tussen de persoonsgebonden budgetten (pgb's) van VWS en van OCW? Bent u van mening dat het ongewenst is dat ouders geen onderwijs-pgb willen aanvragen omdat ze niet het risico willen lopen om te worden gekort op het pgb voor de thuissituatie?

Ja, er is regelmatig overleg tussen het ministerie van VWS en het ministerie van OCW rond de AWBZ- zorg in het onderwijs. Dit overleg heeft onder andere geleid tot de richtlijn `Afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs' die in augustus 2004 van kracht werd. In antwoord op uw tweede vraag het volgende: ouders vragen niet apart een pgb aan voor thuis en voor de onderwijsuren. Ouders vragen voor hun kind AWBZ-zorg aan bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ beoordeelt of het kind recht heeft op AWBZ-zorg en zo ja voor welke functies en voor hoeveel uur gedurende een etmaal. Het CIZ houdt ook rekening met de onderwijsuren en past de richtlijn `Afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs' toe als het kind een lgf heeft of geplaatst is op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Met de richtlijn wordt geregeld hoeveel zorg de school voor speciaal onderwijs redelijkerwijs kan bieden. Kiezen de ouders vervolgens voor een pgb voor hun kind, dan kunnen de ouders zelf bepalen op welke wijze en wanneer zij de zorg inzetten. Dit betekent dat ouders er voor kunnen kiezen een deel van het pgb in het onderwijs in te zetten.


3.
Hoe verklaart u dat in het basisonderwijs twee keer zo vaak sprake is van afstemming van handelingsplannen als in het voortgezet onderwijs?

In het basisonderwijs zijn al langere tijd leerlingen met syndroom van Down aanwezig. Basisscholen hebben meer ervaring in het afstemmen van het onderwijsaanbod op leerlingen met een cluster 3 indicatie. Daarnaast is er in het basisonderwijs veelal sprake van een of hooguit twee leerkrachten per


1

klas. In het voortgezet onderwijs is dit aantal veel groter, de diversiteit in aanpak zal daardoor ook groter zijn.


4.
Zijn er feitelijke gegevens bekend over het percentage cluster 3-geïndiceerde kinderen dat in kinderdag centra (kdc's) verblijft?

We weten dat ongeveer 2.500 ernstig meervoudig gehandicapte kinderen onderwijs volgen op een cluster 3 school. Doorgaans is er bij deze kinderen sprake van (een vorm van) samenwerking tussen de cluster 3 school en het betreffende kdc. Binnenkort wordt er een werkgroep gevormd tussen de VGN en de WEC-Raad. De werkgroep gaat in kaart brengen welke kinderen met en zonder indicatie voor cluster
3 een kdc bezoeken en waarom.


5.
Kan aan de opmerking "het vinden van nieuw geschikt personeel is een kostbare en tijdrovende bezigheid" de conclusie worden verbonden dat dergelijk personeel er dus wél is, maar moeilijk is te vinden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is het zo moeilijk deze mensen te vinden?

De groei van het aantal leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs/met een leerlinggebonden financiering in de afgelopen jaren leidt ertoe dat scholen bijna constant op zoek zijn naar personeel. Hoewel het veel tijd kost lukt het de scholen over het algemeen wel om personeel te vinden. Dat het moeilijk is komt door de specifieke expertise die nodig is voor het onderwijs aan deze groep leerlingen.


6.
Handelingsplannen blijven gelden voor één jaar, als in de praktijk blijkt dat ze in veel gevallen, vooral in het basisonderwijs, voor een kortere periode zijn bedoeld.

Scholen zijn verplicht om in afstemming met het speciaal onderwijs dat de ambulante begeleiding verzorgd en de ouders een handelingsplan voor een jaar op te stellen, waarin ondermeer de beginsituatie, het onderwijsaanbod en de in te zetten middelen alsmede de te bereiken doelstellingen zijn opgenomen. Naast dit verplichte handelingsplan zijn scholen vrij om (handelingsplannen voor een korte periode van bijvoorbeeld 6 weken te maken, waarin voor een kortere periode een specifieke inzet met de te bereiken doelstellingen is opgenomen.


7.
Een ontoereikende formatie is een van de belangrijkste knelpunten, maar kunnen hiervan percentages worden gegeven, of kan op een andere manier inzichtelijk worden gemaakt hoe ernstig het gebrek aan formatie is?

Uw vraag heeft betrekking op de groep ernstig meervoudig gehandicapte kinderen binnen cluster 3. Met de invoering van leerling gebonden financiering (lgf) is voor deze categorie kinderen de mogelijkheid gecreëerd ingeschreven te worden op een cluster 3 school. Omdat het om kinderen met een zeer zware handicaps, krijgen de scholen een bekostiging voor meervoudig gehandicapte leerlingen. Zoals ook staat te lezen in het Manifest van de WEC-Raad dat u onlangs is aangeboden, hebben deze kinderen naast onderwijs ook een grote zorgbehoefte. Voor deze zorgbehoefte kan AWBZ- zorg worden ingezet. Met de combinatie van onderwijsbekostiging en extra zorg uit de AWBZ kan voor deze leerlingen een programma worden geboden. Door middel van samenwerkingsprojecten kinderdagcentra (kdc) en cluster 3 is door de universiteit van Groningen een curriculum, de Vijfwijzer, ontwikkeld dat zowel op een kdc als op een school kan worden toegepast. Zoals ik in vraag 4 al aangaf willen de VGN en de WEC-Raad gezamenlijk de doelgroep, kdc- beleid en onderwijsbeleid in kaart brengen.