Voorstel van wet tot wijziging van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën (31382)
Brief | 20-06-2008 | nr BFB08-962
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Ons kenmerk: BFB 2008-962M
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u, in overeenstemming met mijn ambtgenoot van Economische Zaken, de nota naar aanleiding van het verslag inzake het bovenvermelde voorstel aan.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
Meer informatie
*
* Bijlage | PDF bestand , 66.0 kb
Ik dank de leden van de verschilllende fracties voor de in het verslag betuigde instemming met
onderscheidenlijk kennisname van het voorstel. Er zijn veel vragen gesteld over de acceptatiecriteria,
het risicobeheer, de relatie met ontwikkelingssteun, de rollen van Atradius en De Nederlandsche Bank
en het effect op de administratieve lasten. Hieronder ga ik op deze punten in.
Criteria
Zowel de leden van de CDA-fractie als de leden van de VVD-fractie hebben vragen over de criteria
voor het afsluiten van exportkredietverzekeringen. De leden van de CDA-fractie vragen of de
gegevens over de dekkingsmogelijkheden beschikbaar zijn anders dan via de website van de
uitvoerder. De leden van de VVD-fractie vragen in welke omstandigheden een onderneming voor een
exportkredietverzekering in aanmerking komt, en hoe ondernemingen daarover worden ingelicht.
De Staat neemt bij exportkredietverzekering voor eigen rekening en risico het terugbetalingrisico over
dat Nederlandse exporteurs of hun financiers in verband met door hen afgesloten transacties lopen.
De Staat doet dat alleen als hij het risico waar het om gaat acceptabel vindt. Om te bepalen of een
risico volgens de Staat acceptabel is worden verschillende uitgangspunten gehanteerd. Zo dient het
overnemen van het risico te passen in het algemene acceptatiebeleid en dient het te voldoen aan de
daarvoor geldende internationale en nationale regelgeving. Deze uitgangspunten worden grotendeels
uitgewerkt in beleid, maar ten dele is de uitwerking ook van de modaliteiten van de concrete,
gefinancierde exporttransactie afhankelijk.
Wanneer een exporteur behoefte heeft aan dekking van een transactie onder de EKV wendt hij zich
gewoonlijk tot de uitvoerder, Atradius DSB. Dit is ook het (algemeen bekende) loket dat in eerste
instantie inschat of een aanvraag binnen de algemene dekkingsmogelijkheden valt of hoe een
transactie eventueel anders kan worden vormgegeven zodat deze aan de algemene voorwaarden
voldoet. Het geldende beleid, dat medebepalend is voor de dekkingsmogelijkheden, wordt door de
Staat vastgesteld. Om redenen van klantvriendelijkheid is er voor gekozen de veelheid aan informatie
over het geldende beleid, dat als gevolg van internationale ontwikkelingen ook regelmatig aan
verandering onderhevig is, voornamelijk bekend te maken via Atradius DSB. Dit gebeurt onder meer
via haar website en haar periodieke uitgave Credit Notes, maar ook door middel van mondelinge
informatie-uitwisseling, zoals hiervoor al is aangegeven. Dit wordt door de exporteurs als voldoende
laagdrempelig en informatief ervaren.
De leden van de CDA-fractie en de leden van de VVD-fractie vragen welke risico's de Staat mag lopen
dan wel welke risico's niet meer in de markt kunnen worden verzekerd en door de overheid voor
zover mogelijk door de Staat dienen te worden opgevangen, en wensen te vernemen hoe hiermee
wordt omgegaan in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland.
De Staat hanteert als algemeen uitgangspunt dat niet-marktbare risico's worden (her)verzekerd. Bij de
bepaling welke risico's op niet onredelijke voorwaarden marktbaar zijn wordt gebruik gemaakt van het
Groningen rapport1 en van informatie over de herverzekeringsmarkt die de Staat van Atradius krijgt.
Daarnaast wordt jaarlijks een benchmarkonderzoek uitgevoerd om de concurrentiepositie van de
1 Insurability of export credit risks (2003), Alsem, K.J., Antufjew, J., Huizingh, K.R.E., Koning, R.H., Sterken, E., and Woltil, M. ,
Universiteit van Groningen; Kamerstukken II 2002/03, 28 600, IXB, nr. 22.
---
Nederlandse EKV inzichtelijk te maken (ook tegenover die van de VS, Frankrijk en Duitsland). De set
indicatoren die in de benchmark zijn opgenomen bestaat uit acceptatiebeleid, omvang van de dekking,
aangeboden assortiment, premies en gebruiksvriendelijkheid. De benchmark geeft ieder jaar een
goede indicatie of de doelstellingen op het gebied van concurrentievermogen van het Nederlandse
bedrijfsleven worden gehaald. Op basis van al deze informatie worden jaarlijks met de uitvoerder
afspraken gemaakt over welke risico's voor rekening van de Staat komen (risicodracht).2
Overigens heeft ook de Europese Commissie onderzoek gedaan naar exportkredietverzekeringen, dat
heeft geresulteerd in de `Mededeling kort'. 3 Hierin definieert de Commissie wat `marktbaar' is
overigens aanmerkelijk beperkter dan Nederland. Verder vindt dit jaar een periodieke
beleidsdoorlichting van de EKV plaats, waarin ook de risicodracht in de beschouwing wordt
meegenomen. De resultaten hiervan worden naar verwachting voor het einde van dit jaar aan de
Kamer toegezonden.
De leden van de VVD-fractie constateren terecht dat de Raad van State opmerkelijk kritische
kanttekeningen plaatste, en zij delen deze grotendeels. Zij vragen de regering de kritiek van de Raad
van State puntsgewijs aan een diepgravende beschouwing te onderwerpen. In aanvulling op het
nader verslag en de memorie van toelichting daarom, puntsgewijs, het volgende.
1. De Raad van State heeft terecht geconstateerd dat het wetsvoorstel niet langer zorgt voor een
grondslag voor de implementatie van EU richtlijn 98/29/EG. Daarom heb ik een lid aan artikel 3 van
het voorstel toegevoegd dat in implementatie van EU richtlijnen voorziet.
2. De Raad maakte zich zorgen over de objectiviteit en transparantie in de uitvoering van de Kaderwet
en de kenbaarheid van het acceptatiebeleid. Ik heb geen signalen dat marktpartijen en andere
stakeholders deze zorgen delen. Deze tonen zich zelfs tevreden over de laagdrempelige kenbaarheid
van de dekkingsmogelijkheden, de standaard polisteksten en het landenbeleid. Vertegenwoordigers
van het bedrijfsleven hebben bovendien aangegeven tevreden te zijn over de wijze waarop de Staat
afweegt of een risico in verzekering wordt genomen en de hierbij gehanteerde afwegingscriteria. Zij
delen de opvatting dat verankering hiervan in de wet of de regelgeving leidt tot juridisering en
rigidisering en dat dit uiteindelijk leidt tot beperking van de flexibiliteit van de dekkingsmogelijkheden.
Ik meen daarom, anders dan de Raad van State stelde, dat het beleid en de uitwerking, die daaraan
wordt gegeven, voldoende objectief en kenbaar is.
3. De Raad van State veronderstelde verder abusievelijk dat de vorige Kaderwet in het kader van
staatssteun bij de Europese Commissie was gemeld. Dat betrof echter de implementatiemelding van
de EU-richtlijn onder punt 1. Die zal eveneens voor dit wetsvoorstel worden verzorgd.
4. Voor de beantwoording van de vragen van de Raad van State over actief risicobeheer, de
beëindiging van de taken van DNB en rechtsbescherming verwijs ik graag naar de memorie van
toelichting en naar de overige punten in deze nota naar aanleiding van het verslag, waarin deze
aspecten verder worden toegelicht.
5. Voor de vragen van de Raad van State over aanbesteding van de dienstverlening verwijs ik
2 Zie hierover ook een uitgave van de credit notes over de risicodracht (juli 2004,
http://www.atradius.com/nl/dutchstatebusiness/documenten/creditnotes/010creditnotesarchief.jsp).
3 2005/C 325/11.
---
daarnaar eveneens (zie tevens hieronder, Rollen van Atradius en DNB).
6. De opmerking van de Raad van State over de rechtspersoonlijkheid van ministers heb ik in de
memorie van toelichting verduidelijkt.
Risicobeheer
De leden van de CDA-fractie vragen of er geen voorwaarden gesteld moeten worden aan de inzet van
instrumenten voor actief risicobeheer, om te voorkomen dat de Staat zelf al dan niet op advies van
banken met te risicovolle en complexe producten gaat werken, en hoe hierop toezicht wordt
gehouden. De leden van de SP-fractie vragen of de ministeries van Financiën en Economische Zaken
wel voldoende kennis in huis hebben voor het toepassen van financiële instrumenten voor actief
risicobeheer, en hoe het op grotere schaal inzetten van onder meer kredietderivaten teneinde meer
ruimte in de portefeuille te creëren, een vermindering van de risico's betekent. De leden van de VVD-
fractie vragen hoe een obligoswap bijdraagt aan risicobeheer, hoe de obligoswap van juli 2006 heeft
bewezen effectief te zijn en hoe deze vorm van risicobeheer de belastingbetaler kan beschermen
tegen mogelijke claims.
De Staat neemt door het afsluiten van een CDS geen positie in, maar dekt daarmee juist risico af dat
hij al draagt uit hoofde van door hem afgesloten verzekeringen. De Credit Default Swap (CDS) is een
transparant product dat internationaal bewezen werkt. Dat geldt ook voor de CDS die de Staat heeft
afgesloten. Hierover is onafhankelijk advies ingewonnen, en de CDS is uitgevoerd door de Agent die
veel verstand van de financiële markt heeft. Er is dus geen sprake van dat de Staat met te risicovolle
en complexe producten werkt. Anders gezegd, de Staat loopt door het afsluiten van een CDS juist
minder in plaats van meer risico. Het financiële toezicht vindt zoals gebruikelijk plaats, onder andere
door de Audit Dienst Financiën (ADF) en door de Rekenkamer.
Overigens spreekt het voor zich dat de Staat bij de inzet van instrumenten voor actief risicobeheer
altijd een afweging maakt tussen de (transactie)kosten en de met spreiding van risico te behalen
voordelen.
Door de inzet van obligoswaps worden risico's van vergelijkbare omvang tussen twee publieke
exportkredietverzekeraars geruild. Een dergelijke risicoruil leidt in de regel tot een verbetering van de
spreiding van de risicoportefeuille voor beide EKV's. De risico's voor de Staat en dus ook voor de
belastingbetaler verbeteren dus. Met betrekking tot de specifieke obligoswap waaraan de leden van
de VVD-fractie refereren kan ik onder verwijzing naar de brief van de Minister van Financiën van 3 juli
2006 over dit onderwerp4 meedelen, dat door gebruikmaking van deze obligoswap de mogelijkheid is
gecreëerd om de betalingsrisico's uit hoofde van de levering van een aantal boeienleggerschepen van
Damen Shipyards in herverzekering te nemen, zonder dat dit heeft geleid tot een verdere toename
van het risico op Indonesië.
De leden van de PvdA-fractie vragen om een overzicht van de meer risicovolle landen en wensen te
vernemen wie de voornaamste begunstigden van exportkredietverzekeringen zijn, exporterende
4 Kamerstukken II 2005/06, 30 300 IXB, nr. 45.
---
bedrijven of importerende landen. De leden van de PvdA-fractie willen tevens weten om welke
bedragen het jaarlijks gaat, hoe vaak een beroep gedaan wordt op de verzekering in de zin dat sprake
is van blijvende wanbetaling en of in het importerende land ook incassobureaus worden ingezet.
In overleg met de lidstaten worden alle landen in OESO-verband geclassificeerd naar de mate van het
risico dat gelopen wordt bij het verstrekken van exportkredietverzekeringen. Daarbij zijn de meest
risicovolle categorieën landenklasse 6 en 7. Deze classificatie wordt in verband met de economische
ontwikkelingen regelmatig aangepast. Op dit moment classificeert de OESO 46 landen als
landenklasse 7 en 34 landen als landenklasse 6 (zie tabel). De Nederlandse overheid heeft als regel
geen redenen om van de classificatie af te wijken, voor zover dat gelet op de internationale afspraken
terzake al mogelijk zou zijn. EKV-dekking door de Nederlandse Staat is in beginsel niet mogelijk voor
landen in landenklasse 7 en evenmin voor enkele landen in landenklasse 6. Voor landen waarvoor wel
EKV-dekking mogelijk is worden in veel gevallen aanvullende zekerheidseisen gesteld.
Tabel: landenklassen OESO (stand 18 april 2008)
OESO Landenklasse 6 OESO Landenklasse 7
Albanië, dekking thans mogelijk Afghanistan
Angola, dekking thans mogelijk Argentinië
Antigua en Barbuda Witrusland
Armenië Belize
Bangladesh, dekking thans mogelijk Bolivia
Benin Bosnië-Herzegovina
Cambodja Burkina Faso
Kaapverdië Burundi
Gabon Kameroen
Georgië Centraal Afrikaanse Republiek
Ghana, dekking thans mogelijk Tsjaad
Honduras Congo
Iran, dekking thans mogelijk Congo-DR
Jamaica, dekking thans mogelijk Ivoorkust
Kenya Cuba
Libië Ecuador
Malediven, dekking thans mogelijk Equatoriaal Guinee
Mali Eritrea
Mongolië, dekking thans mogelijk Ethiopië
Montenegro Gambia
Mozambique Guinee
Nigeria, dekking thans mogelijk Guinee-Bissau
Pakistan, dekking thans mogelijk Haiti
Paraguay Irak
Senegal, dekking thans mogelijk Noord-Korea
Sri Lanka, dekking thans mogelijk Kyrgyzistan
Tanzania, dekking thans mogelijk Laos
Turkmenistan Libanon, dekking thans mogelijk
Oeganda Liberia
Oezbekistan Madagascar
Venezuela, dekking thans mogelijk Malawi
Jemen, dekking thans mogelijk Mauritanië
Zambia Moldavië
Myanmar
Nepal
Nicaragua
---
Niger
Rwanda
Servië, dekking thans mogelijk
Sierra Leone
Somalië
Soedan
Syrië, dekking thans mogelijk
Tadjikistan
Togo
Zimbabwe
Hoeveel voordeel exporterende bedrijven enerzijds en importerende landen anderzijds van de faciliteit
hebben valt niet precies te kwantificeren. In het algemeen kan worden gesteld dat de EKV een
belangrijk instrument van handelsbevordering is, omdat het de verstrekking van kredieten mogelijk
maakt in gevallen waarin de commerciële financiers niet kunnen voorzien. Voor de meer risicovolle
landen is de faciliteit van groot belang omdat ze door gebruikmaking daarvan kapitaalgoederen
kunnen importeren die ze anders niet, of op basis van hun eigen kredietwaardigheid alleen tegen veel
hogere kosten kunnen importeren. Daarmee kunnen ze investeren in hun economische infrastructuur,
die van cruciaal belang is voor hun economische ontwikkeling. Verder verhoogt handel de welvaart
van beide handelspartners, en draagt de EKV ook bij aan innovatie en versterking van de
concurrentiekracht van de handelspartners. Daardoor profiteren nagenoeg alle betrokken
partnerlanden als importeur van kapitaalgoederen vaak direct in economische zin.
Het totale bedrag (maximum schadevergoedingen) van in 2007 in verzekering genomen transacties
was 4,1 miljard euro (2006: 2,4 miljard euro). Het aantal schadezaken is de laatste jaren betrekkelijk
gering, in 2007 werd ruim 11 miljoen euro aan schade uitgekeerd.5 De recuperatie verloopt in de
meeste gevallen in het kader van de Club van Parijs, omdat schade-uitkeringen veelal het gevolg zijn
van het in gebreke raken van overheden. Bij private debiteuren worden in enkele gevallen incasso-
intermediairs ingezet; te denken valt daarbij aan advocaten, deurwaarders en andere intermediairs
met een goede reputatie. Bij publieke debiteuren gebeurt dit alleen in uitzonderlijke gevallen en onder
strikte voorwaarden.
Relatie met ontwikkelingssteun
Leden van een aantal fracties hebben vragen over (de duurzaamheid van) het Nederlandse
leenbeleid. Zo vragen de leden van de CDA-fractie naar de relatie tussen de exportkredietverzekering
en het budget van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en, wensen zij te vernemen in
hoeverre de kosten van deze leningen als ontwikkelingssteun beschouwd kunnen worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het waar is dat uitkering van een exportkredietverzekering bij
wanbetaling ten koste van het budget van Ontwikkelingssamenwerking (OS) gaat, zo ja waarom, en
waarom schades niet gewoon betaald worden uit premie-opbrengsten, en hoe het OS-budget kan
worden gevrijwaard van aanspraken vanuit de EKV-regeling. De leden van de PvdA-fractie vragen
voorts of het denkbaar is dat het instrument van de exportkredietverzekeringen ook wordt ingezet voor
het bereiken van doelen op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen, mensenrechten,
kinderarbeid en milieu.
5 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën 2007, Kamerstukken II 2007/08, 31 444 IXB, nr. 1, p. 61.
---
Over de toerekening van de kwijtschelding van exportkredietschulden heb ik Uw Kamer vorig jaar een
brief gestuurd.6 Daarin schreef ik over de Herijking van de begroting 1996 voor
Ontwikkelingssamenwerking, bij welke gelegenheid is afgesproken dat alles wat onder de ODA-
definitie (Official Development Assistance) van de OESO/DAC valt, voortaan ook werkelijk zou worden
toegerekend aan de ODA-inspanning die Nederland levert. Tevens werd toen het ODA-budget
vastgesteld op 0,8% BNP. Dit was nadrukkelijk een politieke keuze, waarmee bereikt is dat Nederland
sindsdien jaarlijks een ODA-prestatie van precies 0,8% BNP behaalt. Hierdoor is er `begrotingsrust'
ontstaan en stijgen de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking jaarlijks automatisch mee met de
economische groei. Het huidige Coalitieakkoord heeft beide elementen van deze afspraak (0,8% BNP
en toerekening van kwijtschelding) in stand gehouden en daarbovenop nog middelen beschikbaar
gesteld voor duurzame energie in ontwikkelingslanden. Volgens de regels van het Development
Assistance Committee van de OESO (OESO/DAC) mogen kwijtscheldingen van overheidsschulden in
het kader van de Club van Parijs worden aangemerkt als ODA. Nederland past deze regel toe, net
zoals de meeste donoren (alleen Noorwegen en Zwitserland doen dit niet).
Schuldkwijtschelding is te kwalificeren als ODA omdat zij bijdraagt aan de ontwikkeling en welvaart
van het debiteurland. Landen krijgen immers weer een houdbare schuld en kunnen hierdoor weer
deelnemen aan het financieel economisch verkeer. Daarnaast kunnen landen de vrijvallende
middelen nu besteden aan zaken als zorg en onderwijs. Schuldkwijtschelding is derhalve
ontwikkelingsrelevant. Dit is ook de mening van het OESO/DAC.
De EKV-faciliteit wordt anders dan wel wordt gesteld niet (deels) gefinancierd vanuit het ODA-
budget. De EKV is kostendekkendheid. Dat wil zeggen dat op de lange termijn de premiebetalingen
door het bedrijfsleven voldoende dienen te zijn om alle schade-uitkeringen die niet teruggevorderd
kunnen worden plus de uitvoeringskosten van de faciliteit te dekken. Het WTO-ASCM-verdrag
("Agreement on Subsidies and Countervailing Measures") verbiedt de meeste soorten
exportsubsidies. Kostendekkende exportkredieten, die in overeenstemming zijn met de OESO
Arrangement,7 zijn expliciet toegelaten onder dit verdrag. Om marktverstoring en een race to the
bottom te voorkomen zijn in OESO-verband afspraken gemaakt ten behoeve van de
kostendekkendheid, minimum premiestelling, maximale looptijden etc. De Nederlandse EKV-
faciliteit voldoet aan alle internationale afspraken en is kostendekkend.8 Dit betekent dus dat de EKV
geen subsidie is en daarmee "WTO-bestendig" is.
De vragen van de fractieleden gaan verder in op de systematiek en de duurzaamheid van het
leenbeleid, en sluiten aan bij de Principes voor Duurzaam Leenbeleid bij Exportkredieten aan Lage-
Inkomenslanden, waarover de OESO-landen recentelijk overeenstemming hebben bereikt. Voor de
beantwoording hiervan verwijs ik graag naar de brief die ik Uw Kamer onlangs over dit onderwerp heb
gestuurd.9
Wat betreft de vragen van leden van de PvdA-fractie over het gebruik van de EKV voor het bereiken
van doelen op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen, mensenrechten, kinderarbeid
6 Kamerstukken II 2006/07, 30 800 V en 26 234, nr. 102, p. 4.
7 Arrangement on Officially Supported Export Credits, deze is omgezet in EU-regelgeving.
8 Kamerstukken II 2006/07, 31 031 IXB, nr. 1, pp 59-60.
9 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 IXB, nr. 28.
---
en milieu kan ik meedelen, dat daar al sprake van is. Iedere transactie die ter verzekering wordt
aangeboden wordt namelijk beoordeeld op mogelijke negatieve mileu-effecten in brede zin en dient
vergezeld te gaan van een verklaring van de aspirant-verzekerde, dat hij kennis draagt van de door de
OESO gestelde eisen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot de voorstellen van
de minister voor Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot de ORET/ ORIO-regeling.
Het betreft verschillende instrumenten met verschillende beleidsdoelstellingen. De regeling voor
Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) is een
ontwikkelingssamenwerkingsinstrument gericht op het ontwikkelen van publieke infrastructuur in
ontwikkelingslanden dat bijdraagt aan economische groei, armoedebestrijding en het bereiken van de
millenniumontwikkelingsdoelen. Voor de betrokken ontwikkelingslanden vullen ORIO en de
exportkredietverzekering elkaar aan. Zo is de ORIO-regeling ook opgezet. Een ORIO-schenking zal
meestal variëren van 35% tot 80% van de totale financiering van een project. Het restant van de
financiering zal elders vandaan moeten komen. In de meeste gevallen komt dat neer op commerciële
bankfinanciering, die veelal zal worden afgedekt door een exportkredietverzekering.
Zodra bekend is wie de uitvoerder wordt van de nieuwe ORIO-regeling zullen er goede werkafspraken
gemaakt moeten worden tussen deze uitvoerder en de uitvoerder van de EKV (Atradius), zodat
onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven vermeden worden.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het kan dat de Europese Commissie geen staatssteuntoezicht
houdt op exportkredietverzekeringen terwijl richtlijn 98/29/EC stelt dat verliezen en uitvoeringskosten
niet gefinancierd dienen te worden uit staatssteun.
Richtlijn 98/29 geeft regels voor middellange- en lange termijn exportkredietverzekeringen. Deze
regels zijn ontleend aan de OESO-consensus, die wat dit punt betreft gebaseerd is op de door de
Europese Commissie onderschreven Agreement on Subsidies and Countervailing Measures van de
WTO. Op grond van de richtlijn moeten de lidstaten zich houden aan minimumregels over de
bestanddelen van de dekking, de premies en het landenbeleid. Het doel hiervan is onder meer te
voorkomen dat landen hun exporteurs langs de weg van de EKV subsidiëren. Om dit te vermijden
mogen onder meer de definitieve verliezen en uitvoeringskosten op lange termijn niet gefinancierd
worden door de overheid, maar slechts uit de premies, waarvan het minimumniveau met instemming
van de Commissie door de deelnemers aan de OESO-consensus worden vastgesteld.
Overigens is de Europese Commissie van mening, dat het tegengaan van eventuele
concurrentievervalsing tussen de ondernemingen in de Gemeenschap als gevolg van de EKV primair
moet worden bereikt door harmonisatie op basis van eenvormige beginselen van de nationale
regelgeving op het gebied van de EKV.
Rollen van Atradius en De Nederlandsche Bank
---
De leden van de CDA-fractie vragen of de beëindiging van de rol van DNB gevolgen heeft voor de
kwaliteit van het risicomanagement en in hoeverre de kwaliteit van het risicomanagement in de nieuwe
situatie voldoende is gewaarborgd.
De beëindiging van de rol van DNB heeft geen negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het
risicomanagement. Voorafgaand aan de beëindiging van de rol van DNB is een inventarisatie
gemaakt van de expertise van DNB op het terrein van de EKV. Die expertise is vervolgens op
gestructureerde wijze overgedragen aan een aantal deskundige medewerkers in dienst van het
Ministerie van Financiën, die zich intensief met het risicomanagement van de Staat bezighouden. De
kwaliteit van het risicomanagement in de nieuwe situatie is daardoor naar mijn mening net als
voorheen voldoende gewaarborgd.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het feit dat Atradius optreedt als vertegenwoordiger van de
Staat zich verhoudt tot de Europese aanbestedingsregels.
Door de stelselwijziging worden de Europese aanbestedingsregels van toepassing op de
dienstverlening ten behoeve van de EKV. Ik zal de dienstverlening ten behoeve van de EKV daarom
Europees aanbesteden. Dit is echter een complex en langdurig traject. Teneinde de continuïteit van
de EKV in de periode tot het aanbestede regime te waarborgen, en om de Staat in de gelegenheid te
stellen aangegane verplichtingen af te wikkelen, zal Atradius DSB in de tussenliggende periode als
uitvoerder blijven fungeren.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom niet eerder is besloten om de kennelijk overbodige
tussenschakel Atradius DSB eruit te halen en of er nog meer vergelijkbare rationalisaties denkbaar
zijn.
Zoals aangegeven in de memorie van toelichting is na afschaffing van het eigen risico in de jaren '80,
in 2003 (als uitvloeisel van het Pauwenhofproces) besloten tot afsplitsing van de
herverzekeringsactiviteiten in Atradius DSB, waardoor haar status in de praktijk geleidelijk verschoven
is van verzekeraar naar uitvoerder van de EKV-faciliteit. Voorgesteld wordt, die status nu te
formaliseren door over te gaan op de afgifte van staatspolissen. Zonder genoemde afsplitsing was de
nu voorgestelde stelselwijziging niet goed denkbaar geweest. Enkele wijzigingen in het
aandeelhouderschap van Atradius en daarmee gepaard gaande statutaire bepalingen vormden een
natuurlijk moment voor onderhavig voorstel. Atradius DSB is derhalve (ook na de stelselwijziging)
geen overbodige tussenschakel, maar als gevolg van de stelselwijziging wordt haar veranderde rol
van zelfstandig verzekeraar in die van uitvoerder gecodificeerd. Dit is thans de enige denkbare
rationalisatie.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het denkbaar is dat de regering komt met een herwaardering
van het instrument van de staatsgaranties om zo kapitaalkosten te drukken en of het denkbaar is dat
bij de inning van superdividenden uit staatsdeelnemingen het instrument van de staatsgarantie vaker
wordt ingezet, zodat de creditrating op peil blijft en de kapitaalkosten niet toenemen.
---
Het kabinet hanteert een 'nee, tenzij-beleid' ten aanzien van het verstrekken van garanties. Dit met het
oog op de risico's die garanties met zich meebrengen voor de beheersbaarheid van de begroting. Het
kabinet ziet geen aanleiding om dit beleid ten aanzien van het verstrekken van garanties te wijzigen.
Het drukken van kapitaallasten voor organisaties die worden gerekend tot de collectieve sector is op
dit moment al mogelijk door deel te nemen aan het zogenaamde schatkistbankieren. Het verstrekken
van garanties aan organisaties buiten de collectieve sector is niet wenselijk, omdat dit tot
ongeoorloofde staatsteun en concurrentievervalsing kan leiden.
Voor staatsdeelnemingen geldt dat voor de vorm van een vennootschap is gekozen, omdat het gaat
om bedrijfsmatige activiteiten die in de regel het beste op afstand van de Rijksoverheid kunnen
worden uitgevoerd. Daarvoor is een vermogensstructuur vereist waarmee de onderneming over
voldoende buffervermogen beschikt om mee- en tegenvallers zelfstandig op te kunnen vangen. Bij de
meeste staatsdeelnemingen wordt een A credit rating gezien als voldoende borg voor dit
buffervermogen waarmee de onderneming tegen nog steeds acceptabele kosten en voorwaarden
toegang heeft tot de kapitaalmarkt (voor banken onder de staatsdeelnemingen is dit AAA). Een
staatsgarantie is dus niet nodig. Als de achtergrond van de vraag is een verdere
vermogensonttrekking dan behoud van een A credit rating toestaat, dan moet er rekening mee worden
gehouden dat een beroep wordt gedaan op de garantie en zal daarvoor net al in het geval van de
EKV - een adequate prijs of premie berekend moeten worden. Los daarvan zou zo'n garantie zich
slecht verhouden met het beleid de onderneming voldoende zelfstandige financiële slagkracht te
geven. Het zou ook een vermenging van financiële verantwoordelijkheden van bedrijf en overheid
opleveren, die de Staat juist via de vorm van een staatsdeelneming probeert te vermijden.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de terugtreding van DNB los kan worden gezien van de EKV-
stelselwijziging terwijl de regering aan de andere kant stelt dat juist het gevolg van de rechtstreekse
afgifte van staatspolissen, oftewel de wetswijziging, is dat dit tot een nauwere samenwerking tussen
de Staat en de uitvoerder leidt alsmede minder overlap van taken en expertise dan in het huidige
stelsel het geval is.
Beide passages in de memorie van toelichting kunnen inderdaad tegenstrijdig overkomen. De
terugtreding van DNB heeft in het bestaande (herverzekerings)stelsel plaatsgevonden. De
stelselwijziging die dit voorstel beoogt moet leiden tot meer grip op de activa van de Staat en het
risicobeheer daarvan, meer rechtszekerheid voor banken, een directere betrokkenheid van de Staat
bij de EKV en meer transparantie van het stelsel als geheel. Beide ontwikkelingen liggen echter wel in
elkaars verlengde.
Administratieve lasten en financiële paragraaf
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering een inschatting kan geven van de te bereiken
daling van de administratieve lasten en nalevingskosten. De leden van de VVD-fractie vragen of de
regering kwantitatief kan onderbouwen wat de gevolgen zijn van deze wetgeving, hoeveel de
---
efficiencywinst bedraagt en waar deze precies neerslaat alsmede welke risico's bij de Staat blijven
hangen.
De beëindiging van de rol van DNB levert netto (na aftrek van de kosten voor de inzet van expertise bij
het Ministerie van Financiën) jaarlijks structureel 2,5 miljoen euro besparing op. Die besparing zal ten
gunste van de exporteurs komen door middel van een verlaging van bepaalde premies. Voor het
overige zal de wijziging nauwelijks of geen wijziging van de uitvoeringskosten met zich meebrengen.
De Minister van Financiën,
Wouter Bos
10
---- --
Ministerie van Financiën