Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Brief aan de Tweede Kamer over het onderzoek naar implicaties
UPG-status voor eilandgebieden Nederlandse Antillen en Aruba
20 juni 2008
Inleiding
In de slotverklaring met de BES van oktober 2006 is afgesproken
onderzoek uit te voeren naar de implicaties van de status van
ultraperifeer gebied (UPG) in het licht van de staatkundige
veranderingen. Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer toegezegd
dit onderzoek te verbreden tot Curaçao, Sint Maarten en Aruba.
In mijn opdracht zijn ter uitvoering van deze afspraak en toezegging
twee onderzoeken uitgevoerd, te weten: onderzoek naar de juridische
implicaties Pdf-icoon en onderzoek naar de economische implicaties
Pdf-icoon . Het juridische onderzoek is uitgevoerd door de
Rijksuniversiteit Groningen. SEOR van de Erasmusuniversiteit heeft in
samenwerking met het Franse bureau Louis Lengrand & Associés de
economische implicaties onderzocht.
Voor beide onderzoeken was een begeleidingscommissie ingesteld die
toegezien heeft op de kwaliteit en ook de samenhang tussen de
onderzoeken.
De resultaten van het onderzoek zijn van belang voor de verdere
inrichting van het staatkundig proces. Immers, indien de UPG-status
voor de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en Aruba op korte
termijn wenselijk wordt geacht zal het staatkundig proces anders
ingericht moeten worden.
Bijgevoegd treft u de onderzoeksrapportages aan.
Hoofdpunten onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat de eilandgebieden van de Nederlandse
Antillen en Aruba de UPG-status alleen kunnen verkrijgen als de andere
Europese lidstaten daarmee instemmen. Dat is voor Bonaire, Sint
Eustatius en Saba niet anders dan voor Curaçao, Sint Maarten en Aruba.
Zolang een dergelijk besluit niet genomen is, blijven de
eilandgebieden Land en Gebied Overzee (LGO), ongeacht de staatkundige
veranderingen.
Toetreding tot Nederland als openbaar lichaam leidt er niet vanzelf
toe dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderdeel worden van de
Europese Unie. Zij nemen de status van LGO van het Land Nederlandse
Antillen automatisch over als dat land opgeheven wordt.
De voorgenomen staatkundige veranderingen vereisen op zichzelf
juridisch gezien niet dat de eilandgebieden UPG worden. Dat geldt voor
de toekomstige landen van het Koninkrijk Curaçao en Sint Maarten, maar
ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De vraag waar het kabinet en de eilandgebieden van de Nederlandse
Antillen en Aruba voor staan is of UPG-status (op termijn) wenselijk
is. Op grond van het Verdrag van Lissabon dient een dergelijk verzoek
bij de Europese raad te worden ingediend, die hierover beslist. Op
basis van de huidige Verdragen is Verdragsherziening noodzakelijk.
De onderzoeken geven geen eenduidige conclusie over de wenselijkheid.
Er zijn aspecten van de UPG-status die voordelig uitpakken, maar er
zijn ook aspecten die nadelig kunnen zijn. Vaststaat in ieder geval
dat de UPG-status zowel juridisch als economisch ingrijpende gevolgen
zal hebben.
Juridisch betekent het dat het Arubaanse en Antilliaanse recht op veel
onderdelen ingrijpend gewijzigd zal worden om het in lijn te brengen
met het Europese recht. Het Europese recht stelt bijvoorbeeld
strengere eisen op het terrein van milieu en veiligheid op de
werkvloer dan het Arubaanse en Antilliaanse recht.
Het koninkrijk is gehouden ervoor te zorgen dat het Europese recht
tijdig en correct wordt geïmplementeerd of uitgevoerd. Bij nalatigheid
zal de Europese Commissie het Koninkrijk daarvoor aansprakelijk kunnen
stellen.
Het onderzoek concludeert dat vanwege deze aansprakelijkheid van het
Koninkrijk voor overtredingen van het Europees recht, het Statuut of
de rijksregelgeving ingrijpend gewijzigd zal moeten worden als
Curaçao, Sint Maarten of Aruba UPG worden. Dit is niet vereist indien
Bonaire, Sint Eustatius en Saba UPG worden, gelet op hun toekomstige
status als een openbaar lichaam van Nederland.
Economisch gezien is van belang dat de eilandeconomieën via toerisme
en handel sterk zijn verweven met Noord- en Zuid-Amerika en het
Caribisch gebied.
Voorts is van belang dat de eilandgebieden als UPG in aanmerking komen
voor structuurfondsen, zij het in beperkte mate, aangezien de
eilandgebieden niet aan alle criteria voldoen.
Vervolg
In oktober 2008 zal ik u informeren over het kabinetstandpunt met
betrekking tot de onderzoeken en de conclusies die het kabinet op
grond daarvan trekt voor het staatkundig proces. Daarbij zal ik ook
een relatie leggen met het Groenboek van de Europese Commissie over de
Land- en Gebied Overzee-associatie, dat begin juli uitkomt. Dit
laatste ook op nadrukkelijk verzoek van de Vaste Kamercommissie voor
Nederlands Antilliaanse en Arubaanse Zaken.
In de reactie van het kabinet op de onderzoeken wil ik voorts de
visies op de onderzoeken van alle eilandgebieden van de Nederlandse
Antillen, alsmede de visie van de landsregeringen van de Nederlandse
Antillen en Aruba meenemen.
Ik heb op 18 juni 2008 de onderzoeken aan de bestuurscolleges van de
eilandgebieden van de Nederlandse Antillen aangeboden, alsmede aan de
landsregering van de Nederlandse Antillen en de landsregering van
Aruba.
Ik heb met Bonaire, Sint Eustatius en Saba afgesproken in september te
overleggen over de conclusies naar aanleiding van de onderzoeken.
In het bestuurlijk overleg met Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 18
juni 2008 ben ik reeds met hen overeengekomen dat het uitgangspunt is
dat de LGO-status voorlopig gehandhaafd blijft. Het denken hierover
zal in de tussentijd echter niet stil staan. Vijf jaar na toetreding
van de BES tot het Nederlands staatsbestel zal een evaluatie
plaatsvinden van de Wet openbaar lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba. Bij deze evaluatie zal opnieuw gekeken worden naar de gewenste
relatie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met de Europese Unie.
Een dergelijk uitgangspunt legt het staatkundig proces niet stil en
geeft de burgers en ondernemers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en
de departementen in Den Haag die de wetgeving voorbereiden voor de
staatkundige veranderingen zekerheid over het geldende juridische
kader.
Richting Aruba, Curaçao, en Sint Maarten heb ik benadrukt dat deze
landen (in spe) zelf een keuze moeten maken over de gewenste relatie
met de Europese Unie - gegeven de in de onderzoeken geschetste
implicaties. Ik heb hen gevraagd voor 1 oktober mij een reactie te
geven op de onderzoeken, zodat ik die reactie mee kan nemen bij het
formuleren van de kabinetsreactie op de onderzoeken, die u in oktober
2008 kan verwachten.
Tot slot
De afspraken met de BES zijn neergelegd in de besluitenlijst van het
bestuurlijk BES overleg met de BES bestuurders. Conform mijn
toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 11 juni jl. bied ik u deze
aan bij deze brief. Naast de gewenste relatie van de BES eilanden met
de Europese Unie, zijn tal van andere afspraken gemaakt, die een
verdere uitwerking zijn van te nemen maatregelen in aanloop naar de
statuswijziging. Met name op het vlak van onderwijs, jeugd,
volksgezondheid en veiligheid zijn maatregelen op 15 december 2008
gereed voor implementatie op de eilanden.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Bestanden
* Besluitenlijst overleg BES-eilanden, 18 juni 2008 | Pdf-icoon
Pdf-bestand
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties