Steunpunt WAV
Arbeidsmarktflits
2006-2007: één werkende meer
2008-06-24
De Vlaamse arbeidsmarkt heeft een goed jaar achter de rug. In 2007
waren in Vlaanderen 66 op 100 personen op arbeidsleeftijd aan het
werk, dat is er één op honderd meer dan in 2006.
De Vlaamse werkzaamheidsgraad bevindt zich al jaren in het midden van
de Europese rangschikking. De werkzaamheidsgraad geeft het aandeel
werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jaar) weer (figuur
1, grijze balkjes). De kopposities in 2007 worden ingenomen door de
Scandinavische landen Denemarken, Zweden en Finland, samen met
Nederland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en warempel het zonnige
Cyprus. Al deze landen hebben in 2007 een werkzaamheidsgraad van 70%
of meer en voldoen daarmee aan de Lissabon-doelstelling die oplegt dat
de landen moeten streven naar zeventig werkenden per honderd inwoners
tegen 2010.
Terwijl Vlaanderen (66,1%) net iets beter scoort dan het Europese
gemiddelde van 65,4%, hinkt België als geheel wat achterop (62%). Dat
is te wijten aan de zwakke prestaties van het Waals Gewest (57%) en
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (54,8%) die onderaan de
rangschikking bengelen.
Figuur 1. Werkzaamheidsgraad van de bevolking tussen 15 en 64 jaar in
de Europese Unie, 2007 - raming 2010, en gemiddelde jaarlijkse
groeivoet in procentpunten voor de periode 2000-2007.
Laten we even achterom kijken naar de periode vanaf 2000, omdat de
70%-norm dateert van de Lissabontop in 2000. We nemen de vooruitgang
in deze periode onder de loep en berekenen daartoe de gemiddelde
jaarlijkse groei in procentpunten (ppn). Tussen 2000 en 2007 nam de
werkzaamheidsgraad in Vlaanderen jaarlijks gemiddeld met 0,4 ppn toe
(zie de getallenreeks in de figuur), waardoor we evolueerden van 63,5%
werkenden in 2000 naar 66,1% in 2007. Concreet betekent dit dat er
tussen 2000 en 2007 in Vlaanderen 180 000 werkenden zijn bijgekomen,
of gemiddeld 26 000 per jaar. Met deze groei blijft Vlaanderen toch
wat achter op het gemiddelde van Europa (+0,5 ppn). De beperkte groei
in het Waals Gewest (+0,2 ppn) en de status quo in Brussel (+0,0 ppn)
zorgen ervoor dat de groei van België met +0,3 ppn ver onder het
Europees gemiddelde ligt.
In de landen met een lagere werkzaamheidsgraad dan België zien we dat
Roemenië (negatieve groei), Hongarije en Malta gemiddeld een kleinere
jaarlijkse groei hebben gekend dan België, maar Bulgarije,
Griekenland, Slovakije en Italië presteerden dan weer veel sterker.
Vergelijken we met landen die zich kunnen meten met het Vlaamse
werkzaamheidsniveau, dan zien we dat Vlaanderen de voorbije jaren
eigenlijk maar mager heeft gepresteerd. Enkel Portugal (negatieve
groei), Tsjechië en Luxemburg kenden een kleinere groei. Een aantal
landen kende een bijzonder sterke groei. We spreken dan over Estland,
Letland, Litouwen, Ierland en Spanje. Van onze buurlanden kenden
Frankrijk en Nederland een met het Vlaamse Gewest vergelijkbaar
groeiritme, terwijl Duitsland het beduidend beter deed. Van Nederland
moet wel worden gezegd dat ze reeds een veel hogere werkzaamheidsgraad
hadden bij het begin van de periode. Toch kende Nederland nog een
gemiddelde jaarlijkse groei van +0,4 ppn. Van de anderde landen
met een werkzaamheidsgraad van 70% of meer in 2007, hebben enkel
Denemarken en het VK een beperkte groei gerealiseerd.
Blijft de vraag of de 70%-norm haalbaar is tegen 2010. Een aantal
landen is de kaap al gepasseerd, maar hoe zit het met de rest van het
Europese gezelschap? Een eenvoudig rekensommetje kan ons hierover een
idee geven. Stel dat alle landen de komende drie jaren aan eenzelfde
tempo verder groeien als de gemiddelde jaarlijkse groei tussen 2000 en
2007, wie strandt dan waar? In de figuur hebben we dit gevisualiseerd
met de licht gekleurde balkjes bovenop de grijze balkjes. Dit is een
zuiver mathematische oefening op basis van de reële groei in het
verleden en houdt geen rekening met economische en demografische
prognoses voor de komende jaren.
In 2007 hebben reeds zeven landen de norm gehaald (Denemarken tot en
met Finland). Tegen 2010 zouden daar - indien onze assumptie opgaat -
vijf landen bijkomen: Duitsland, Estland, Ierland, Letland en
Slovenië. Spanje strandt op een zucht van zeventig werkenden per
honderd inwoners. Vlaanderen daarentegen haalt net de kaap van 67% en
blijft relatief ver verwijderd van de geambieerde norm. Concreet
zouden er volgens deze oefening de komende drie jaren in totaal
ongeveer 77 000 werkenden bijkomen. België haalt net geen 63% en
Wallonië en Brussel blijven in het gezelschap van Roemenië, Hongarije,
Polen en Malta onder de kaap van 60%.
In feite geldt de 70%-norm voor de Europese Unie als geheel, niet voor
individuele staten. We verwachten dat de Europese Unie als geheel in
2010 net geen 67% werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd zal
tellen. Daarmee wordt de doelstelling die de Unie zichzelf heeft
opgelegd niet gehaald.