Ministerie van Buitenlandse Zaken

23-06-2008

Beantwoording lijst van schriftelijke vragen over de Suppletoire begroting n.a.v. Voorjaarsnota

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken gesteld ten behoeve van het verslag over het wetsvoorstel wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2008 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (Kamerstuk 31474 V).

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders

Lijst van vragen over Suppletoire begroting n.a.v. Voorjaarsnota 2008


Kamerstuknummer : 31474 V

Vragen aan : Ministers van Buitenlandse Zaken en voor
Ontwikkelingssamenwerking

Commissie : Buitenlandse Zaken

Griffier : Drs. R. van der Kolk-Timmermans


Vraag 1

Kunt u aangeven hoe groot het deel van de verplichtingen is dat in dollars is vastgelegd?
Wat zijn de gevolgen van de lage dollarkoers voor deze verplichtingen?

Antwoord

De verplichtingenstand beloopt in totaal circa EUR 10 mld. EUR 1 mld hiervan betreft de
USD-verplichtingen. Dit is in USD 1,4 mld.
De lage dollarkoers heeft voor deze verplichtingen geen gevolg. De verplichtingen zijn
aangegaan in USD, geregistreerd in USD en worden voldaan via betalingen in USD.
Verplichtingen en uitgaven in vreemde valuta worden in de administratie van het Ministerie
geregistreerd in de betreffende valuta en via een administratieve koers, de zogenaamde
Corporate Rate omgerekend naar EUR. De Corporate Rate wordt jaarlijks geactualiseerd.
Indien er bij betalingen een lagere dan wel hogere koers door de bank wordt gehanteerd dan
de Corporate Rate, komt het verschil ten gunste c.q. ten laste van het artikel
"koersverschillen" op de begroting. De huidige lage dollarkoers impliceert een positief saldo
op deze begrotingspost.

Vraag 2

Kunt u de verhoging op de begroting van per saldo 2,7 miljard euro aan verplichtingen
nader specificeren?

Antwoord

De eerste suppletoire begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken
(begrotingshoofdstuk V) gaat uitgebreid, per begrotingsartikel, in op de verschillende
verplichtingenmutaties. Het saldo van deze mutaties is EUR 2,62 mld. Belangrijke mutaties
betreffen onder meer een verhoging van EUR 403 mln bij artikel 2.5 (regionale stabiliteit en
crisisbeheersing) met name vanwege wederopbouwactiviteiten in partnerlanden als
Afghanistan en Soedan, een verhoging van EUR 203 mln bij artikel 5.5 (Reproductieve
gezondheid) voor onder meer landenprogramma's op dit gebied en een verhoging van EUR
292 mln bij artikel 6.1 in verband met landenprogramma's op het gebied van milieu en de
prioriteit hernieuwbare energie. Voorts is bij artikel 4 sprake van een verhoging van EUR
1,485 mld; deze hangt met name samen met de overheveling van de regionale
ontwikkelingsbanken en -fondsen van de begroting van het ministerie van Financiën naar het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Zie in dit verband ook de toelichtingen per beleidsartikel
bij de suppletoire begroting.

Vraag 3

Hoeveel extra middelen worden ter beschikking gesteld voor de wederopbouw in
respectievelijk Afghanistan en Soedan? Welke projecten worden daarmee gefinancierd?

Vraag 13

Hoeveel extra middelen worden beschikbaar gesteld voor de activiteiten voor
wederopbouw in respectievelijk Afghanistan, Soedan en de Palestijnse Autoriteiten?
Welk deel hiervan is ODA? Wat houden deze activiteiten in?

Antwoord

Ten behoeve van de wederopbouw in Afghanistan is in 2008 EUR 56,7 mln extra ter
beschikking gesteld. Deze extra middelen worden zowel via de ambassade als via centraal
gestuurde programma's ingezet voor projecten op het gebied van institutionele ontwikkeling,
mensenrechten, rurale ontwikkeling, gezondheidszorg, educatie, infrastructuur en
samenwerking Uruzgan.

Ten behoeve van de wederopbouw van Soedan is in 2008 EUR 44,7 mln extra ter beschikking
gesteld voor projecten op het gebied van wederopbouw en consolidering en implementatie

van het vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Soedan.
Ten behoeve van wederopbouw Palestijnse autoriteiten is EUR 10 mln extra beschikbaar
gesteld ter ondersteuning van het Palestinian Reform Development Plan.
Deze extra middelen zijn geheel ODA.

Vraag 4

Op basis van welke afspraak worden de contributies aan de VN voor
crisisbeheersingsorganisaties meerjarig verhoogd?

Antwoord

De meerjarige verhoging is gebaseerd op de stijging van het aantal vredesmissies de
afgelopen jaren en uitbreiding van het aantal vredesmissies de komende jaren. De besluiten
hierover worden genomen door de VN-Veiligheidsraad.

Vraag 5

Waarom zijn de intensiveringen op de landenprogramma's voor goed bestuur
noodzakelijk?

Antwoord

De intensiveringen op de landenprogramma's voor goed bestuur zijn noodzakelijk omdat de
kwaliteit van bestuur onlosmakelijk verbonden is met de effectiviteit van armoedebestrijding.
Participatie en medezeggenschap van burgers in het binnenlands bestuur van partnerlanden
dragen bij aan versterking van de rechtsstaat, het terugdringen van corruptie, bevordering van
een goed ondernemingsklimaat en gezonde openbare financiën. Goed bestuur geeft op deze
wijze een belangrijke impuls aan het realiseren van groei en ontwikkeling.

Vraag 6

Uit welke DAC-landen is de instroom van asielzoekers gestegen?
Hoeveel extra asielzoekers zorgen voor de extra 90 miljoen aan
uitgaven voor eerstejaarsopvang?

Antwoord

De grootste toename geldt voor asielaanvragen uit Irak, Somalië, China en Sri Lanka. De
budgettaire bijstelling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de opwaartse bijstelling van de
instroom van asielzoekers uit DAC landen (in de COA) van 4.678 (raming bij
ontwerpbegroting 2008) naar 11.088 (raming voorjaarsnota 2008).

Vraag 7

Waarom zijn de uitgaven voor het Sierra Leone Tribunaal nog niet eerder begroot?

Antwoord

De uitgaven waren wel steeds begroot, maar in de jaren 2002 t/m 2007 is de Nederlandse
bijdrage aan het Sierra Leone Tribunaal gefinancierd uit beleidsartikel 4. Vanaf 2008 zal de
Nederlandse bijdrage aan het tribunaal gefinancierd worden uit artikel 1. Deze verschuiving is
nu zichtbaar.

Vraag 8

Welke kosten betreffende de vestiging van het Libanon Tribunaal worden door de VN
lidstaten gedragen, welke door het gastland of door eventuele andere partijen?

Antwoord

Op grond van artikel 5, lid 1, sub a en b, van de Annex behorende bij Veiligheidsraadresolutie
1757 van 30 mei 2007, zal 51 % van de kosten van het Tribunaal gedragen worden door
vrijwillige bijdragen van staten en 49% door de Libanese regering. De grootste vrijwillige
bijdragen aan het Tribunaal zijn op dit moment geleverd door de Verenigde Staten, het
Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Deze staten hebben tevens
gezamenlijk zitting in het Management Comité van het Tribunaal.

De kosten die Nederland voor zijn rekening neemt bestaan uit de kosten voor de huur van het
gebouw van het Libanon Tribunaal voor een periode van zes jaar en de kosten voor externe
beveiliging alsmede de kosten van transport inclusief de daarbij behorende bewaking. Deze
bijdrage wordt beschouwd als de bijdrage van Nederland aan het Libanon Tribunaal.
De interne bedrijfsvoering, interne beveiliging, verbouwing, detentievoorziening, kosten van
detentie en de bijbehorende dienstverlening en het transport inclusief de bijbehorende
dienstverlening komen voor rekening van het Libanon Tribunaal.

Vraag 9

Welke contributieverplichtingen van welke VN-instellingen vallen lager uit? Wat is hier
de reden van?

Antwoord

De aanslag 2008 van de VN voor de reguliere contributie is lager uitgevallen. Dit wordt deels
veroorzaakt door niet-bestede middelen uit de vorige begrotingscyclus die aan lidstaten
gecrediteerd worden en deels door de dalende dollarkoers. Hierdoor daalt de Nederlandse
contributie in euro's aan de VN, ondanks een licht gestegen regulier budget in dollars.

Vraag 10

Wat houdt het programma voor goed bestuur in via de ambassade in Afghanistan? Hoe
groot is de verplichting voor dit programma?

Antwoord

Goed bestuur is mede voorwaarde scheppend voor veiligheid en ontwikkeling in Afghanistan.
De ambassade in Kabul zet zich hiervoor in door een actieve politieke rol en inzet bij OS
activiteiten op het gebied van democratisering en het versterken van de staatsinrichting (het
parlement, de kwaliteit van de ambtenarij) op centraal en decentraal niveau. Ook de opbouw
van de rechtsstaat, met inbegrip van transitional justice is hierbij van groot belang. De
opbouw van bestuurlijke capaciteit op decentraal niveau krijgt vooral in Uruzgan speciale
aandacht. De verplichting voor het goed bestuur programma bedraagt EUR 14,8 mln in 2008.

Vraag 11

Hoeveel groter dan oorspronkelijk begroot zal de Nederlandse bijdrage aan de
nieuwbouw van het NAVO-hoofdkwartier zijn?
Hoe wordt er door Nederland toezicht gehouden op de raming van de kosten van het
nieuwe NAVO-hoofdkwartier?

Antwoord

De oorspronkelijk geraamde Nederlandse bijdrage bedroeg in 2003 EUR 26,3 mln. In 2006 is
dit verhoogd tot EUR 31,1 mln. In 2007 is een tweede verhoging van het benodigd budget
goedgekeurd door alle lidstaten, waarbij de Nederlandse bijdrage uitkwam op EUR 44,1 mln.
De datum van realisatie is daarbij opgeschoven van 2011 naar 2013.
De hogere raming van de verplichting uit 2007 wordt veroorzaakt door een uitbreiding van
het programma van eisen - extra voorzieningen op het gebied van ICT en veiligheid, meer
conferentieruimte met het oog op toekomstige uitbreidingen van de NAVO - en gestegen
bouwprijzen.

Ieder eerste kwartaal van een kalenderjaar wordt door de NAVO op basis van de op dat
moment vastgelegde verplichtingen vooraf gefactureerd voor het lopende jaar. Vooraf wordt
door middel van een "silence procedure" akkoord gevraagd van de lidstaten.
Oorspronkelijk zou Nederland 4% dragen van de kosten. Dit percentage was de uitkomst van
een onderhandelingsproces waarbij de reguliere civiele en militaire bijdrage en het benodigd
aantal vierkante meters belangrijke factoren waren. Met de uitbreiding van de NAVO is het
percentage teruggebracht naar 3,85 %.

De Plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordigers van alle lidstaten houden toezicht op de
voortgang van het project, wijzen budgetten toe, controleren de uitgaven en rapporteren aan
de Raad. De Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger wordt daarbij geïnstrueerd en
geadviseerd door de Directie Huisvesting Buitenland en de Directie Financieel Economische
Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag 12

Hoe groot is de extra verplichting aan het Wereldvoedselprogramma?

Antwoord

De extra verplichting voor het Wereldvoedselprogramma (WFP) bedraagt EUR 6 mln in 2008

en is gericht op het verhogen van de algemene bijdrage aan WFP met jaarlijks EUR 2 mln in
de periode 2008-2010. Deze verhoging staat verder los van de onlangs toegezegde verhoging
van de noodhulp-landenprogramma's via de WFP van EUR 8 mln. Beide verhogingen hangen
samen met de gestegen voedselprijzen.

Vraag 14

Welk soort activiteiten op het gebied van ecologische veiligheid en stabiliteit in met
name de Democratische Republiek Congo zullen bekostigd worden vanuit de meerjarige
intensivering van 3,8 miljoen euro?

Antwoord

Eén van de activiteiten richt zich op land en opbrengsten van landbouw. In de Kivu's (Oost
DRC), Rwanda en Burundi is de druk op het land enorm en de opbrengst laag, wat leidt tot
armoede, werkloosheid en sociale spanningen. Om de opbrengst te vergroten wordt er met
boeren en handelaren gewerkt aan het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en het
bevorderen van de handel in landbouwproducten. Er worden bomen geplant tegen erosie en
kleine handelswegen hersteld door dagloners, vooral in DRC en Burundi.

Een tweede activiteit richt zich op natuurparken. Op het grensgebied van DRC met Uganda en
Rwanda bevinden zich natuurparken, voor het overgrote deel in de DRC. Ecotoerisme vormt
een potentieel grote bron van inkomsten in DRC. Door de bevolkingsdichtheid en de
conflictsituatie in DRC is de druk op de parken groot. De drie landen werken samen aan het
behoud van deze grensoverschrijdende parken. Nederland ondersteunt die samenwerking en
activiteiten die de bevolking voorzien van alternatieve bronnen voor hout, water en
medicijnen, zodat ze daarvoor niet meer de parken in hoeven. In DRC worden de parken ook
aangetast door rebellengroepen, illegale mijnbouw en houtkap. Houtplantages rond de parken
kunnen illegale kap minder aantrekkelijk maken.

Vraag 15

Welke resultaten zijn er inmiddels behaald in het kader van het regionale programma
voor ecologische veiligheid en stabiliteit in Europa en Centraal Azië en welke activiteiten
worden bekostigd uit de eenmalige verhoging van 3,5 miljoen euro?

Antwoord

Deze vraag betreft het regionaal milieuprogramma Westelijke Balkan. Het regionaal
milieuprogramma Westelijke Balkan richt zich op het bevorderen van regionale
samenwerking op milieugebied, het stimuleren van milieubewustzijn van de bevolking en
capaciteitsontwikkeling. Nationaal milieubeheer, laat staan milieubeheer over de grenzen
heen, vindt namelijk nog niet voldoende plaats. Aan milieuvraagstukken (illegale kap en
uitdunning van het bosbestand, het beheer van stroomgebieden van rivieren in de regio,
luchtvervuiling over de grens heen, etc.) zijn veelal politieke implicaties verbonden. De
noodzaak tot samenwerking op milieugebied wordt tevens gezien als voorportaal voor verdere
(politieke) samenwerking.

De resultaten die tot nu toe zijn bereikt betreffen met name een verbeterde regionale
communicatie en een verbeterde samenwerking van verschillende etnische groepen in de
regio op het gebied van milieu. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van de capaciteit van
lokale autoriteiten en aan een verhoogde deelname van de samenleving aan het oplossen van
de milieuproblematiek.

Er is geen sprake van een eenmalige verhoging van het budget van dit programma, maar van
een doorschuiven van niet bestede middelen in 2007 naar 2008.

Vraag 16

Wat is de oorzaak van de hogere invoerrechten? Kunt u aangeven voor welke producten
dan wel voor welke exporterende landen de invoerrechten vooral gestegen zijn?

Antwoord

De hogere invoerrechten worden veroorzaakt doordat de groei van het BNI naar boven is
bijgesteld. De regering beschikt niet over de gedetailleerde informatie over producten en
landen waar uw Kamer naar vraagt.

Vraag 17

Waarom zijn de drie genoemde ontwikkelingsbanken overgegaan van de begroting van
Financiën naar de begroting van Buitenlandse Zaken? Welke financiële gevolgen heeft
dit voor de begroting Buitenlandse Zaken?

Antwoord

Besloten is de taakverdeling op het terrein van de regionale ontwikkelingsbanken verder te
stroomlijnen. Dit betekent dat Financiën zich terugtrekt uit deze ontwikkelingsbanken. Het
gouverneurschap wordt overgedragen van de minister van Financiën naar de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking. Dit heeft geresulteerd in een overheveling van het budget van
deze banken van de begroting van Financiën naar die van Buitenlandse Zaken. Het gaat
hierbij om een verplichtingenbedrag van in totaal circa EUR 1,2 mld, waarvan EUR 637 mln
garanties betreft waarvoor geen kasuitgaven zijn geraamd.

Vraag 18

Hoe groot is de bijdrage aan het International Fund for Agricultural Development
(IFAD)?

Antwoord

In 2008 is de bijdrage van Nederland aan IFAD EUR 17 mln en in 2009 EUR 19 mln.

Vraag 19

Aan welke landbouwkundige organisaties wordt hoeveel bijgedragen?

Antwoord

In de notitie "Landbouw, rurale ontwikkeling en voedselzekerheid", die 8 mei 2008 aan de
Kamer is aangeboden (kamerstuk 31250, nr. 14), wordt een overzicht gegeven van de
landbouwkundige organisaties die vanuit Nederland ondersteund worden, met vermelding van
de bijdragen.

Vraag 20

Wat is de reden van de verlagingen van de landenprogramma's op onderwijsgebied in
Indonesië, Pakistan en Tanzania? Hoe groot is de neerwaartse bijstelling?

Antwoord

De landenprogramma's op het gebied van onderwijs zijn in Indonesië, Pakistan en Tanzania
neerwaarts bijgesteld om diverse redenen.

- In Tanzania bedraagt de neerwaartse bijstelling in 2008 EUR 20 mln. Dit is onder
meer het gevolg van de wens om het aantal ondersteunde sectoren per land terug te
brengen als lokale uitwerking van de Parijse Verklaring en de EU code of conduct. De
financiering van donoren aan de voormalige basisonderwijsbasket is gewijzigd in
algemene begrotingssteun (de onderwijssector wordt derhalve niet meer apart via een
basket ondersteund) en de onderwijsdialoog met de Tanzaniaanse overheid wordt
gevoerd door een beperkt aantal landen, waar Nederland niet langer deel van uitmaakt.

- In Indonesië (neerwaartse bijstelling in 2008 van EUR 17,5 mln) is het opstarten van
nieuwe programma's vertraagd. De neerwaartse bijstelling past in het streven de
landenallocatie voor dit land niet meer te laten stijgen. Het Nederlandse
onderwijsprogramma blijft ook na deze korting met een budget van EUR 37 mln in
2008 een omvangrijk bilateraal programma.

- Het programma voor onderwijs in Pakistan wordt neerwaarts bijgesteld met een
bedrag van EUR 9,5 mln in 2008, omdat de opbouw van het onderwijsprogramma in
Pakistan langzamer verloopt dan verwacht als gevolg van de politieke ontwikkelingen
in de afgelopen periode, waaronder de opschorting van een deel van de OS activiteiten
tot midden 2008. Een deel van de middelen zal worden geheralloceerd ten behoeve
van intensiveringen op goed bestuur en mensenrechten.

Vraag 21

Welke landenprogramma's via ambassades voor reproductieve gezondheidszorg worden
structureel verhoogd? Wat is de omvang van de verhoging?

Antwoord

De landenprogramma's voor reproductieve gezondheid worden over de periode 2008-2011
verhoogd in Burkina Faso, Mali, Mozambique, Suriname, Zambia, Zimbabwe, Jemen en
Tanzania. In onderstaande tabel staan de verhogingen per jaar aangegeven.
2008 2009 2010 2011

Verhoging (x EUR 1 mln) 13,5 20,8 23,7 17,4


Vraag 22

Welke activiteiten op het gebied van duurzame energie in onder andere Indonesië,
Suriname, Bolivia en Mongolië worden bekostigd uit landenprogramma's en wat zijn de
resultaten daarvan?

Antwoord

In Indonesië wordt momenteel een programma ontwikkeld voor hernieuwbare energie waarbij
zal worden samengewerkt op het gebied van capaciteitsversterking, het ontwikkelen van het
gebruik van aardwarmte, waterkracht en biogas. Daarbij wordt voortgebouwd op de
jarenlange samenwerking via de energiewerkgroep Nederland - Indonesië. Het resultaat tot nu
toe is een zeer goede samenwerking met Indonesië op dit beleidsterrein.

In Suriname worden geen activiteiten op het gebied van duurzame energie door Nederland
bekostigd. De verhoging betreft het milieuprogramma (watersector).

In Bolivia wordt via de Duitse ontwikkelingsorganisatie GTZ gewerkt. Het gaat om toegang
tot energie door de introductie van verbeterde kooktoestellen, zonnesystemen en kleinschalige
waterkrachtinstallaties. Dit programma vindt plaats in afstemming met de programma's van
de Wereldbank. Tot nu toe zijn hiermee ruim 300.000 personen, 1500 scholen en 15 
gezondheidscentra voorzien van toegang tot hernieuwbare energie.

In Mongolië wordt samen met de Wereldbank, GTZ en de nationale overheid ondersteuning
verleend aan nomaden. Zij investeren in kleinschalige systemen voor het benutten van zonneen
windenergie. Dit programma is medio 2007 van start gegaan en beoogt 186.000 Mongolen
toegang te verschaffen tot duurzame energie. Het is nu nog niet mogelijk het aantal mensen
aan te geven dat reeds toegang heeft gekregen.

Vraag 23

Hoeveel wordt er per jaar in totaal besteed aan activiteiten ten behoeve van duurzame
energie in ontwikkelingslanden, al dan niet via landenprogramma's?

Antwoord

In 2007 is ruim EUR 11 mln besteed aan duurzame energie in ontwikkelingslanden. Voor de
jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn conform het coalitieakkoord extra middelen vrijgemaakt
voor dit onderwerp, namelijk respectievelijk EUR 50, 100, 150 en 200 miljoen. Het gaat
hierbij om een totaalbedrag van EUR 500 mln. Activiteiten en programma's zullen gericht
zijn op onder meer het vergroten van toegang tot hernieuwbare energie alsmede het
verduurzamen van de productie van biomassa in ontwikkelingslanden. Uitvoering zal
plaatsvinden middels bilaterale en multilaterale programma's. De Tweede Kamer zal een
notitie ontvangen over de Nederlandse inzet voor de ontwikkeling van duurzame energie in
ontwikkelingslanden.

Vraag 24

Hoeveel middelen worden er precies vrijgemaakt ter uitvoering van het amendement
Van Gennip? Hoe zal het 'Dutch Visitors Programme' gestalte krijgen? Wanneer wordt
de Kamer hierover geïnformeerd?

Antwoord

Bij de vaststelling van het amendement heeft de minister van Buitenlandse Zaken aangegeven
het bezoekersprogramma niet te willen beperken tot de drie genoemde landen, maar het ook te
willen inzetten voor landen die nu en in de toekomst van strategische waarde voor Nederland
zijn. Daarnaast heeft de minister aangegeven bij de uitvoering van het amendement synergie
te zullen zoeken met bestaande bezoekersprogramma's. Vooral vanuit dit laatste perspectief
ligt samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en andere belanghebbenden
voor de hand.

Het ministerie beziet de mogelijkheid om uitvoering van het amendement buiten de eigen
organisatie te laten plaatsvinden. Het ministerie bereidt hiervoor nu de terms of reference
voor. Een bezoekersprogramma is maatwerk. Dat maakt het arbeidsintensief. In het licht van
de taakstelling is het onwaarschijnlijk dat binnen Buitenlandse Zaken de personele capaciteit
gevonden wordt voor het uitvoeren van een uitgebreid bezoekersprogramma. Opties zijn
inbesteding (binnen de Rijksoverheid), dan wel aanbesteding aan een commerciële partij.
Voor dit laatste is een Europese aanbesteding noodzakelijk.
Voor het opzetten van het bezoekersprogramma is, conform het amendement, een bedrag van
EUR 1 mln vrijgemaakt.
Zodra er meer duidelijkheid is over inhoud, opzet en uitvoering van het bezoekersprogramma,
zal de Kamer hier over worden geïnformeerd.

Vraag 25

Wat is de reden van de ophoging van het budget voor staatsbezoeken? Wat is de omvang
van de ophoging?

Antwoord

De omvang van de ophoging is EUR 1,3 mln.
De reden van de ophoging van het budget voor staatsbezoeken is dat in 2008 meer uitgaande
en inkomende bezoeken van staatshoofden, regeringsleiders en andere bewindslieden zijn
gepland dan aanvankelijk geraamd.

Vraag 26

Wat houdt de aanpassing van de meerjarige kasramingen voor de Nationale Commissie
voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) in?

Antwoord

Aan NCDO is voor de periode 2007-2010 een subsidie toegekend van EUR 130,4 mln. Dit
totaalbedrag is ongewijzigd gebleven. De aanpassing van de meerjarige kasramingen zijn het
gevolg van het gerealiseerde en nog te verwachten uitgavenritme van NCDO.

Vraag 27

Met welk bedrag wordt de jaarlijkse subsidie aan het Instituut Clingendael verhoogd en
wat is de reden van ophoging van de jaarlijkse subsidie?

Antwoord

Dit betreft een verhoging van EUR 60.000 in verband met gestegen salariskosten in het kader
van de WAGGS (Wet Arbeid gepremieerde en gesubsidieerde sector).

Vraag 28

Hoe groot is de structurele ophoging van het budget voor algemene voorlichting en wat
is de reden van deze ophoging?

Antwoord

Zoals in de toelichting op de Voorjaarsnota is aangegeven, houdt de structurele ophoging
verband met het amendement Van Gennip over het 'Dutch Visitors Programme'. De ophoging
van het verplichtingenbudget bedraagt structureel EUR 1 mln. Het bijbehorende kasbudget
groeit gefaseerd naar EUR 1 mln.

Vraag 29

Waar worden de 102 miljoen extra middelen voor crisisbeheersingsoperaties voor
ingezet?

Antwoord

De EUR 102 miljoen extra middelen voor crisisbeheersingsoperaties zijn binnen de HGIS
overgeheveld van de Buitenlandse Zaken begroting naar de Begroting van Defensie ter
compensatie van het voorziene tekort met name in verband met de verlenging van de operatie
in Uruzgan (zoals aangekondigd in de artikel 100-brief over de verlenging) en in verband met
overige operaties (zoals Tsjaad en Kosovo).