Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Plan van Aanpak terugdringing belemmeringen in het Hoger Onderwijs voor studenten met een functiebeperking

Voortgangsrapportage mei 2008


---

Inleiding

In december 2005 heeft de Tweede Kamer het voorstel voor een Plan van Aanpak terugdringing belemmeringen voor studenten met een functiebeperking op de instellingen in het hoger onderwijs aanvaard. Over de voortgang van de uitvoering van het Plan van Aanpak wordt in het onderstaande gerapporteerd, zoals toegezegd bij het Algemeen Overleg hierover (29410, nr. 36), en bevestigd bij brief (31288, nr 13) en bij het Algemeen Overleg over de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs (31288, nr 18).

Aan deze voortgangsrapportage ligt de volgende informatie ten grondslag.
- tussenrapportages over de stand van zaken per 1 september 2007, op 32 van de 34 instellingen (12 van 14 universiteiten, 20 hogescholen) die subsidie hebben ontvangen voor de uitvoering een Actieplan dat door een commissie van externe deskundigen is goedgekeurd
- het rapport van diezelfde commissie van externe deskundigen over die tussenrapportages (bijlage 1)
- informatie van een aantal studenten over de situatie op hun instelling en hun indruk van de tussenrapportages

- kwalitatief onderzoek dat de CGB heeft uitgevoerd in 2007 naar de opvattingen onder diverse medewerkers van instellingen over de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs
- het Choice-tevredenheidsonderzoek 2007

Deze rapportage kent de volgende onderdelen

1. Feitelijke voortgang van onderdelen van het PvA
1.1. ondersteuning ho-instellingen

1.2. voorlichtingscampagne

1.3. onderzoek

1.4. kwaliteitszorg

2. Beeld van de stand van zaken op de instellingen
3. Aanvullingen op het Plan van Aanpak

4. Eerste conclusie beleidsinstrumenten na 2008


1. Feitelijke voortgang
Het Plan van Aanpak terugdringing belemmeringen in het Hoger Onderwijs voor studenten met een functiebeperking, waarmee de Tweede Kamer eind 2005 akkoord is gegaan, is gericht op verbetering van de voorwaarden waaronder ho-instellingen in staat en bereid zijn om beleid te ontwikkelen en uit te voeren waarmee zij hun studenten die een functiebeperking hebben, een onderwijsloopbaan kunnen bieden; een onderwijsloopbaan met een inspanning die ongeveer gelijk is aan die van studenten zonder functiebeperking. Verbetering van het niveau van bestaande kennis, inzicht en draagvlak aangaande de wegen waarlangs dit het meest effectief en efficiënt bereikt kan worden bij alle betrokkenen en ontwikkeling van nieuwe kennis, is daar de uitwerking van. Daartoe bevat het PvA vier onderdelen:
1)verbetering van de toerusting van de ho-instellingen via een door de instellingen zelf opgesteld en daarmee op eigen behoeften en mogelijkheden toegespitst actieplan tav concrete knelpunten, een voorlichtingsplan en/of een beleidsplan, 2) een voorlichtingscampagne om de deskundigheid en affiniteit van instellingsmedewerkers en studenten te verbeteren, 3) onderzoek om inzicht te krijgen in de effectiviteit van genomen maatregelen, in omvang en aard van de problemen in de eerste twee jaren
---

van het ho en in de kosten van aanpassingen, en 4) aanvulling op de bestaande externe prikkels ( WHW-voorschriften,Wgbh/cz-instrumenten) voor instellingen om hun dienstverlening te verbeteren door het onderzoeken van de mogelijkheid om de kwaliteit van het instellingsbeleid met betrekking tot studie met een functiebeperking voorwerp van kwaliteitszorg te maken.


1.1. Ondersteuning voor de ho-instellingen om zich beter toe te rusten In 2006 hebben de instellingen de gelegenheid gekregen om een voorstel voor een Actieplan te ontwikkelen en in te dienen; dit voorstel is beoordeeld door een commissie die bestond uit twee deskundigen aangewezen resp. door de VSNU en de HBO-raad, en een onafhankelijke deskundige in de persoon van de ex-directeur van het Expertisecentrum handicap+studie (een studentvertegenwoordiging bleek in de praktijk niet mogelijk). Alle 14 universiteiten en 21 hbo- instellingen hebben een voorstel ingediend en de goedkeuring van de commissie gekregen, zij het in een enkel geval onder nadere voorwaarden. Aan allen is dan ook de subsidie verstrekt, zowel voor het opstellen van het Actieplan als voor het uitvoeren ervan. In de loop van 2007 heeft één hogeschool zich teruggetrokken. Nu wordt ruim 80% van de studenten bereikt. De subsidie betrof de periode van de ontwikkeling van een actieplan en de uitvoering daarvan. Hoewel in de uitnodiging was meegedeeld dat een positief advies van de beoordelingscommissie altijd tot subsidie zou leiden, en dit positieve advies meestentijds medio oktober 2006 bij de instellingen bekend was, blijken de meeste ho-instellingen de daadwerkelijke subsidietoekenning eind december 2006 te hebben afgewacht alvorens met de uitvoering te beginnen. De tussenrapportage die de instellingen ten behoeve van de onderhavige voortgangsrapportage hebben ingediend over de stand van zaken op 1 september 2007, beslaat dus dikwijls een periode van 8 maanden uitvoering, in een aantal gevallen een aantal maanden meer.
Aan de instellingen is gevraagd te rapporteren over de voortgang bij de zelf gestelde doelen, de inhoud van de activiteiten die daartoe zijn uitgevoerd, effecten, de samenwerking met externen en belemmerende factoren. Aan de commissie is gevraagd om in elk geval aandacht te besteden aan de mate van bereikt draagvlak voor en integratie van ontwikkelde producten en diensten, de planmatigheid in de aanpak, en de kwaliteit van de inspanningen om van ervaringen elders te profiteren, en om een analyse in succes- en faalfactoren te geven op grond van het door de instellingen geschetste beeld. Met een viertal studenten met een functiebeperking is daarnaast een gesprek gevoerd over hun ervaringen op hun instelling en hun indruk van de tussenrapportages (lid zijn van een commissie bleek voor de aangezochte studenten te belastend). Zowel de beoordeling van de eigen instelling alsmede de overall-conclusies heb ik aan de instellingen toegezonden in de verwachting dat men in de resterende projectperiode tot eind 2008 zijn voordeel zal willen doen met de observaties en aanbevelingen van de commissie. In aanmerking genomen de relatief korte periode van uitvoering, de relatief korte periode waarin de commissie op grond van uitsluitend de schriftelijke rapportages haar oordeel kon opstellen, en de vrijheid die de instellingen in beginsel hebben met betrekking tot de planning van hun project tot 31 december 2008, heb ik in het oordeel van de commissie geen aanleiding gevonden om de bevoorschotting met subsidie te beëindigen. Ik heb van instellingen van wie de beoordeling van de tussenrapportage niet goed is uitgevallen, deels aanvullende informatie gehad en deels de verzekering gehad dat men alle zeilen bijzet om opgelopen achterstand in te halen.
---


1.2. Voorlichtingscampagne
In 2006 is onder coördinatie van het Expertisecentrum handicap+studie een driejarige campagne van start gegaan om bij studenten en docenten houdings- en gedragsverandering te bereiken en om het kennisniveau, in het bijzonder van personen met begeleidende taken en examencommissies, te verbeteren ten aanzien van wederzijdse rechten en plichten, de mogelijkheden van hulp en ondersteuning en de wijze waarop die verkregen kunnen worden. Na de ontwikkeling van de opzet ervan inclusief de benodigde campagnemiddelen (o.m.website Tijdgebrek, promotiemateriaal) zijn in
2007 10 instellingen `het doelwit' geweest; voornemen is dat in 2008 minstens alle grote instellingen zijn bereikt (>25).


1.3 Onderzoek

1.3.1. Onderzoek naar effectiviteit voorzieningen, naar succes- en faalfactoren en naar kosten Het volgens het PvA voorziene onderzoek is gericht op meer kennis omtrent de effectiviteit van ontwikkelde voorzieningen/produkten/instrumenten/maatregelen, de kosten ervan, en meer specifieke kennis omtrent de omvang en aard van de problemen bij de overgang naar en in de eerste jaren van het ho. Beoogd resultaat is dat instellingen beter in staat zullen zijn om op hun eigen situatie toegesneden evidence-based en efficiënt beleid te kunnen ontwikkelen en uitvoeren, en de overheid hen daarop beter kan aanspreken.
In de loop van de uitwerking van dit onderzoek kwam een verzoek van de OESO om mee te doen aan een internationale vergelijking van de weg van voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs en de succes- en faalfactoren daarbij. Na nadere verkenning werd vastgesteld dat er een grote verwantschap was in vraagstelling en dat het daarom met het oog op de mogelijke meeropbrengst van internationale vergelijking, wenselijk was het voorgenomen onderzoek in het kader van het PvA zo goed mogelijk af te stemmen op het OESO-project zonder belangrijke concessies te doen aan de gewenste aard en niveau van de voor de Nederlandse situatie gewenste opbrengst. In het najaar van 2007 is het onderzoek aanbesteed (bij de combinatie Risbo+SEOR). Het in Nederland geplande onderzoek kent in beginsel een looptijd tot 2010. In dit stadium zijn de inspanningen gericht op het verkrijgen van de medewerking van voldoende ho-instellingen, uiteraard essentieel voor de opbrengst van het onderzoek.


1.3.2. Diepte-onderzoek door inspectie naar stand van zaken op instellingen In het Plan van Aanpak was opgenomen een herhaling van het onderzoek door Inspectie uit 2003 naar de beleidskwaliteit op de instellingen aan de hand van een diepte-onderzoek op een steekproef van instellingen van verschillende aard. Dit kon wegens gebrek aan capaciteit bij de Inspectie niet in 2007 worden uitgevoerd. De Inspectie zal dit onderzoek in 2009 uitvoeren in het kader van de eindevaluatie van het Plan van Aanpak.


1.3.3.Studentenmonitor
De Studentenmonitor is met zijn jaarlijkse uitvoering het instrument om feitelijk trends in ontwikkelingen vast te stellen met betrekking tot gegevens die niet op andere wijze worden geregistreerd. Aangezien de registratie van studenten met een functiebeperking niet landelijk is vastgelegd, is de Studentenmonitor de enige bron van feitelijk inzicht/ `evidence' over aspecten van de studiekeuze en het studieverloop van studenten met een functiebeperking. In het PvA is opgenomen dat ernaar wordt gestreefd om de verzameling van gegevens langs deze weg over de ontwikkeling van de situatie van studenten met een functiebeperking versus die van studenten zonder een functiebeperking voort te zetten. Op dit moment is de verkenning gaande op welke wijze een nadere analyse van de studentenmonitor van de afgelopen jaren kan worden uitgevoerd.
---


1.4. Kwaliteitszorg
In het Plan van Aanpak is het voornemen opgenomen om te onderzoeken of via het kwaliteitszorgsysteem kan worden bevorderd dat instellingen structureel de kwaliteit van hun beleid voor studenten met een functiebeperking op orde houden en verbeteren. Op dit punt wordt actie ondernomen nu de voorstellen voor een herinrichting van het accreditatiesysteem met de Tweede Kamer zijn besproken.


2. Beeld van stand van zaken op de instellingen Uit de hierboven genoemde informatie van en over de instellingen destilleer ik het volgende beeld:
- op het merendeel van de deelnemende instellingen wordt op dit moment met inzet gewerkt. 15 á 20 % van de instellingen moet echter zeker een inhaalslag plegen.
- De voornaamste onderwerpen waar men zich mee bezighoudt, zijn
- adequate voorlichting voor de student door de instelling, en
- een beter niveau van structurele toerusting waarmee op het moment dat het nodig is, doeltreffend en passend aan de individuele concrete behoefte aan bepaalde aanpassingen kan worden voldaan. Bij die structurele toerusting gaat het om ontwikkeling van een beleidsplan of aspecten daarvan en de ontwikkeling van concrete voorzieningen voor bepaalde subgroepen, waaronder met name studenten met dyslexie en met een stoornis in het autistisch spectrum. Bij een minderheid van de instellingen gaat het om een start van beleid, bij een meerderheid van de instellingen gaat het om verdere aanvulling van al eerder in gang gezette ontwikkelingen; van afronding in de zin dat bij instellingen of beoordelaars de verwachting leeft dat de nodige algemene en specifieke voorzieningen na de periode van het Plan van Aanpak op orde zijn, wordt niet gesproken. Toelichting:
Om uitvoering te geven aan de Wgbh/cz en om deelname met vergelijkbare inspanning voor studenten met en zonder functiebeperking zoals in het Plan van Aanpak als doel wordt geformuleerd, te bereiken, moeten instellingen een antwoord vinden op vele en veelsoortige problemen: in een lange keten van beslissingen en communicatie tussen diverse actoren gaat het om problemen van enerzijds het besef van de behoefte aan aanpassingen tot anderzijds de daadwerkelijke realisatie van passende en doeltreffende aanpassingen. Iets nader omschreven gaat het om:

1) de wijze van opsporing en behandeling van de hulpvraag
2) zoeken van de meest doeltreffende en passende aanpassing bij die hulpvraag
3) de implicaties van de aanpassingen voor alle onderdelen en aspecten van de organisatie naar inhoud, vorm en financiën

4) de financiële haalbaarheid van de aanpassing: de beschikbare informatie geeft niet de indruk dat dit probleem dikwijls aan de orde is. Bij de behandeling van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte was dit echter een belangrijk punt van zorg voor de instellingen.

Voor wat betreft de mogelijkheden voor de instelling om het voorgenomen Actieplan daadwerkelijk uit te voeren, noemt de beoordelingscommissie als aandachtspunten met name het draagvlak bij het management en docenten, en als complement daarvan de vaak geringe
---

omvang en daarom kwetsbaarheid van het instellingsteam van beleidsontwikkelaars. Daarmee hangt samen haar zorg om het gebrek aan goede registratie van de studenten met een functiebeperking waardoor ontwikkeling, evaluatie en bijstelling van beleid minder goed mogelijk zijn en om de mogelijkheid van borging en implementatie van op zichzelf succesvolle activiteiten. Ook de instellingen zelf benoemen deze problemen, al of niet in andere bewoordingen (bv. als het probleem van beleidsautonomie van afzonderlijke organisatie- eenheden).

Op grond van bovengenoemde informatiebronnen kan in de eerste plaats worden vastgesteld dat het zoekproces naar de antwoorden op de eerste drie vragen a) in volle gang is en b) de meeste instellingen in het kader van hun Actieplan min of meer samenhangende onderdelen van die problemen aanpakken. In de aanpak van de opbouw van instellingsbeleid zijn twee richtingen te onderscheiden: enerzijds een accent op de algemene voorzieningen voor alle studenten met een functiebeperking, anderzijds een accent op de algemene voorzieningen en specifieke aanpassingen die met het oog op een speciale functiebeperking (dikwijls dyslexie) nodig zijn. Algemene voorzieningen (zoals de inrichting van de intake of een toegankelijke website) en aanpassingen die de gevolgen van een functiebeperking als zodanig mitigeren en de essenties van de kwaliteit van beroepsuitoefening niet aantasten (bv. hulpmiddelen voor lezen en schrijven bij dyslexie) zijn vooral een kwestie van organisatie en financiën; problemen liggen niet zozeer in de sfeer van het voorportaal van aanvragen en goedkeuring als wel in de sfeer van implementatie. In de beschikbare informatie komt vooral de aanpak van deze problemen naar voren. Gevraagde aanpassingen in inhoud of onderwijsmethodieken dan wel wijzen waarop onderwijsinhouden moeten worden verworven en aangetoond, worden veelal daarnaast ook beschouwd als een kwestie van het niveau van de ermee gemoeide eindkwalifikatie, en vormen daarmee een lastiger te nemen beslissing in het voorportaal van goedkeuring. De aanpak van déze problemen is veel minder prominent aan de orde en dan voornamelijk in een sfeer van verkenning.


- Ondanks de aanpak van al deze problemen moet ook worden vastgesteld dat soms nog een rol lijkt te spelen dat niet op alle ho-instellingen, en zeker niet bij alle geledingen, het volle bewustzijn aanwezig is van (het uitgangspunt van) de verplichting tot bieden van aanpassingen.


- Een aantal kleinere instellingen heeft geen subsidie gevraagd en doet nu niet mee. De situatie op die instelling voor de studenten met een functiebeperking of met betrekking tot het beleid van deze instellingen voor deze studenten is onbekend. Enkele ervan scoren in het Choice- tevredenheidsonderzoek overigens ruim voldoende.


- De gegevens uit het Choice-onderzoek wijzen op een zekere mate van vooruitgang in de tevredenheid van studenten ten opzichte van vorige jaren. Het merendeel van de HO- instellingen wordt met gemiddeld een voldoende door hen beoordeeld, een toch niet geringe minderheid van ruim 30% met gemiddeld een onvoldoende. Overigens zij daarbij aangetekend dat de opinie over een situatie zoals in een tevredenheidsonderzoek wordt vastgesteld, niet een reële weergave behoeft te zijn van feitelijke situatieverschillen en situatie. Op grond van het bovenstaande beeld is mijn verwachting dat voor vele facetten van toegankelijkheid van het onderwijs aan vele ho-instellingen ook na 2009 nog steeds aanmerkelijke verbeteringen nodig zijn om een situatie van gelijkwaardige deelname van studenten met en
---

zonder functiebeperking te bereiken.


3. Aanvullingen op het Plan van Aanpak
Omdat niet alle instellingen de voor hen voorziene subsidie hebben aangevraagd zijn inmiddels op grond van het ontstane beeld over lacunes en behoeften, ten laste van het beschikbaar gekomen budget ook de volgende projecten bij het Expertisecentrum handicap+studie aanbesteed:
- Gezamenlijke projecten voor instellingen die geen actieplan hebben aangevraagd
- deskundigheidsbevordering van examencommissies in het ho met betrekking tot de verplichtingen voortvloeiend uit de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, feitelijk mogelijke aanpassingen, en met betrekking tot de beoordeling van beroepskwalificaties voor studenten met een functiebeperking
- leren van good practice in het buitenland en omzetten van goede buitenlandse instrumenten naar de Nederlandse situatie

- een handreiking voor studeren ín het buitenland voor studenten met een functiebeperking
- verspreiding van good practice met betrekking tot elektronische communicatie
- verbetering van de wederzijdse bekendheid met aanpassingen in VO en HO ten behoeve van een doorlopende zorglijn, voor studenten en studiekeuzeadviseurs
- systematisering van en ontwikkeling van kennis ten behoeve van de ondersteuning van studenten met psychische problematiek

- het verbeteren van de toegang tot en het doorlopen van een stage Enkele andere voorstellen van het Expertisecentrum handicap+studie zijn nog in behandeling.


4. Eerste Conclusie beleidsinstrumenten na 2009 4.1 Werkzaamheden van het Expertisecentrum handicap+studie Na afloop van het Plan van Aanpak en informatie over de stand van zaken op de instellingen en de situatie van de studenten met een functiebeperking is het tijd om de richting van vervolgbeleid precies te formuleren. Niettemin is er een aantal redenen waarom ik nu al wil vaststellen dat een aantal functies in het beleid voor studenten met een functiebeperking in de eerstkomende jaren blijvend moeten worden vervuld. Die redenen zijn het wisselende beeld dat uit de tussenrapportages en de oordelen over de toerusting van de ho-instellingen oprijst, het feit dat de effecten van het huidig beleid slechts geleidelijk in de loop van de jaren ná 2008 zichtbaar kunnen worden (met als indicatoren de ontwikkeling van vertraging en uitval van deze studenten, de ontwikkeling van de inspanning van studenten met een functiebeperking om hun studie te volgen en de ontwikkeling van de tevredenheid van studenten), en de stand van kennis op diverse probleemgebieden. De volgende functies moeten daarom tijdens deze kabinetsperiode zeker gegarandeerd blijven:
- de verdere ontwikkeling van kennis over algemene voorzieningen en specifieke aanpassingen bij diverse functiebeperkingen en verspreiding daarvan
- de bevordering van kennis en debat over rechten en plichten in het kader van de WGBH in en met betrekking tot het hoger onderwijs

- de permanente beschikbaarheid van actuele informatie over regelingen en voorzieningen voor de steeds nieuwe generaties medewerkers van instellingen en studenten
- de beschikbaarheid van ondersteuning en deskundigheidsbevordering om dezelfde reden
---

Net zoals dat sedert 2001 tot nu het geval is, kunnen al deze functies m.i. goed vervuld worden door het Expertisecentrum handicap+studie.

Positie van het Expertisecentrum handicap+studie
Ik acht het gewenst dat op middellange termijn de ho-instellingen in veel grotere mate zelf de verantwoordelijkheid gaan dragen voor het beleid en activiteiten van het Expertisecentrum die kunnen bijdragen aan de door die instellingen te leveren prestaties jegens de studenten met een functiebeperking. De huidige configuratie waarbij het overigens onafhankelijke Expertisecentrum vanwege de subsidierelatie haar beleid moet laten goedkeuren door de overheid, kan er te gemakkelijk toe leiden dat afzonderlijke instellingen de activiteiten van het Expertisecentrum ofwel als van bovenaf opgelegd ervaren met onvoldoende acceptatie als gevolg, ofwel als reden om de implementatie van eigen instellingsbeleid minder uitgebreid ter hand te nemen dan vanuit het perspectief van de student gewenst is. De minister van OCW is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de kwaliteit van het ho- bestel en als onderdeel daarvan aanspreekbaar op de kwaliteit van de prestaties die instellingen leveren met betrekking tot studenten met een functiebeperking. Daartoe moeten in de eerste plaats de instrumenten die instellingen dwingen om het juiste beleid te voeren en op dat beleid afrekenen, op orde zijn en moet natuurlijk helder zijn wat de prestatie is die geleverd moet worden. Voor de instrumenten die instellingen kunnen inzetten om die goede prestatie te leveren, moeten de instellingen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn. In de komende jaren zal het beleid van de overheid dus gericht zijn op versterking en implementatie van de beleidsinstrumentatie jegens de ho- onderwijsinstellingen en bij gebleken effect navenant minder op beleid jegens de functies van ondersteuning van ho-instellingen en ho-studenten met een functiebeperking. Verkend zal worden hoe instellingen meer betrokken kunnen worden bij de aansturing van het Expertisecentrum handicap+studie.

4.2 Planning proces
De extra ondersteuning van de instellingen in het kader van het Plan van Aanpak loopt tot en met 2008 en heeft dan een uitvoeringsperiode van twee jaar of meer achter de rug. De evaluatie dient m.i. dan in twee delen uiteen te vallen. In de eerste plaats zal worden nagegaan of de instellingen die een Actieplan hebben uitgevoerd, in voldoende mate aan de door hen aangegane verplichtingen hebben voldaan. Het bovengenoemde steekproefsgewijze onderzoek door de Inspectie in combinatie met een beoordeling door externe deskundigen van de eindrapportages van de instellingen zal de basis voor beslissingen zijn. Over het resultaat zal ik u medio 2009 informeren. In de tweede plaats is het zaak om de totaal-opbrengst van de afgelopen jaren in kaart te brengen en te evalueren. Ik heb daarom het voornemen om in 2009 aan een externe commissie te vragen om, op grond van álle op dat moment bekende informatie over probleemgebieden en oplossingsrichtingen, het volgende te doen:

- een eerste maatstaf op te stellen over de voorzieningen (in de ruimste zin des woords: organisatie, producten en diensten) die ho-instellingen tenminste beschikbaar kunnen hebben om studenten met een functiebeperking op adequate wijze de aanpassingen te kunnen bieden waarop deze volgens de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte recht hebben. Deze maatstaf zal in de loop van de jaren verder ontwikkeld (aangevuld, gewijzigd en verfijnd) moeten worden aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en gegevens uit onderzoek over de effectiviteit van voorzieningen en producten. Een dergelijke maatstaf biedt enerzijds een handvat om landelijke beleidsinstrumenten te kiezen en in te vullen, bv.
---

prestatie-afspraken of benchmarking, anderzijds zal een maatstaf de besluitvorming op instellingen over de vormgeving van instellingsbeleid bevorderen en ondersteunen.
- vervolgens een beeld te schetsen van de mate waarin in het ho-veld daaraan in 2009 wordt voldaan, en

- een advies te geven over het in te zetten beleidsinstrumentarium. Het is mijn voornemen u mijn beleidsconclusies bij de ontwikkelde maatstaf en het advies van de commissie, in het voorjaar van 2010 voor te leggen.


---