Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Plan van Aanpak terugdringing belemmeringen in het Hoger Onderwijs
voor studenten met een functiebeperking
Voortgangsrapportage mei 2008
---
Inleiding
In december 2005 heeft de Tweede Kamer het voorstel voor een Plan van Aanpak terugdringing
belemmeringen voor studenten met een functiebeperking op de instellingen in het hoger onderwijs
aanvaard. Over de voortgang van de uitvoering van het Plan van Aanpak wordt in het onderstaande
gerapporteerd, zoals toegezegd bij het Algemeen Overleg hierover (29410, nr. 36), en bevestigd bij
brief (31288, nr 13) en bij het Algemeen Overleg over de Strategische Agenda voor het Hoger
Onderwijs (31288, nr 18).
Aan deze voortgangsrapportage ligt de volgende informatie ten grondslag.
- tussenrapportages over de stand van zaken per 1 september 2007, op 32 van de 34 instellingen (12
van 14 universiteiten, 20 hogescholen) die subsidie hebben ontvangen voor de uitvoering een Actieplan
dat door een commissie van externe deskundigen is goedgekeurd
- het rapport van diezelfde commissie van externe deskundigen over die tussenrapportages (bijlage 1)
- informatie van een aantal studenten over de situatie op hun instelling en hun indruk van de
tussenrapportages
- kwalitatief onderzoek dat de CGB heeft uitgevoerd in 2007 naar de opvattingen onder diverse
medewerkers van instellingen over de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs
- het Choice-tevredenheidsonderzoek 2007
Deze rapportage kent de volgende onderdelen
1. Feitelijke voortgang van onderdelen van het PvA
1.1. ondersteuning ho-instellingen
1.2. voorlichtingscampagne
1.3. onderzoek
1.4. kwaliteitszorg
2. Beeld van de stand van zaken op de instellingen
3. Aanvullingen op het Plan van Aanpak
4. Eerste conclusie beleidsinstrumenten na 2008
1. Feitelijke voortgang
Het Plan van Aanpak terugdringing belemmeringen in het Hoger Onderwijs voor studenten met een
functiebeperking, waarmee de Tweede Kamer eind 2005 akkoord is gegaan, is gericht op verbetering
van de voorwaarden waaronder ho-instellingen in staat en bereid zijn om beleid te ontwikkelen en uit
te voeren waarmee zij hun studenten die een functiebeperking hebben, een onderwijsloopbaan kunnen
bieden; een onderwijsloopbaan met een inspanning die ongeveer gelijk is aan die van studenten zonder
functiebeperking. Verbetering van het niveau van bestaande kennis, inzicht en draagvlak aangaande de
wegen waarlangs dit het meest effectief en efficiënt bereikt kan worden bij alle betrokkenen en
ontwikkeling van nieuwe kennis, is daar de uitwerking van. Daartoe bevat het PvA vier onderdelen:
1)verbetering van de toerusting van de ho-instellingen via een door de instellingen zelf opgesteld en
daarmee op eigen behoeften en mogelijkheden toegespitst actieplan tav concrete knelpunten, een
voorlichtingsplan en/of een beleidsplan, 2) een voorlichtingscampagne om de deskundigheid en
affiniteit van instellingsmedewerkers en studenten te verbeteren, 3) onderzoek om inzicht te krijgen in
de effectiviteit van genomen maatregelen, in omvang en aard van de problemen in de eerste twee jaren
---
van het ho en in de kosten van aanpassingen, en 4) aanvulling op de bestaande externe prikkels (
WHW-voorschriften,Wgbh/cz-instrumenten) voor instellingen om hun dienstverlening te verbeteren
door het onderzoeken van de mogelijkheid om de kwaliteit van het instellingsbeleid met betrekking tot
studie met een functiebeperking voorwerp van kwaliteitszorg te maken.
1.1. Ondersteuning voor de ho-instellingen om zich beter toe te rusten
In 2006 hebben de instellingen de gelegenheid gekregen om een voorstel voor een Actieplan te
ontwikkelen en in te dienen; dit voorstel is beoordeeld door een commissie die bestond uit twee
deskundigen aangewezen resp. door de VSNU en de HBO-raad, en een onafhankelijke deskundige in de
persoon van de ex-directeur van het Expertisecentrum handicap+studie (een
studentvertegenwoordiging bleek in de praktijk niet mogelijk). Alle 14 universiteiten en 21 hbo-
instellingen hebben een voorstel ingediend en de goedkeuring van de commissie gekregen, zij het in
een enkel geval onder nadere voorwaarden. Aan allen is dan ook de subsidie verstrekt, zowel voor het
opstellen van het Actieplan als voor het uitvoeren ervan. In de loop van 2007 heeft één hogeschool zich
teruggetrokken. Nu wordt ruim 80% van de studenten bereikt.
De subsidie betrof de periode van de ontwikkeling van een actieplan en de uitvoering daarvan. Hoewel
in de uitnodiging was meegedeeld dat een positief advies van de beoordelingscommissie altijd tot
subsidie zou leiden, en dit positieve advies meestentijds medio oktober 2006 bij de instellingen bekend
was, blijken de meeste ho-instellingen de daadwerkelijke subsidietoekenning eind december 2006 te
hebben afgewacht alvorens met de uitvoering te beginnen. De tussenrapportage die de instellingen ten
behoeve van de onderhavige voortgangsrapportage hebben ingediend over de stand van zaken op 1
september 2007, beslaat dus dikwijls een periode van 8 maanden uitvoering, in een aantal gevallen een
aantal maanden meer.
Aan de instellingen is gevraagd te rapporteren over de voortgang bij de zelf gestelde doelen, de inhoud
van de activiteiten die daartoe zijn uitgevoerd, effecten, de samenwerking met externen en
belemmerende factoren. Aan de commissie is gevraagd om in elk geval aandacht te besteden aan de
mate van bereikt draagvlak voor en integratie van ontwikkelde producten en diensten, de
planmatigheid in de aanpak, en de kwaliteit van de inspanningen om van ervaringen elders te
profiteren, en om een analyse in succes- en faalfactoren te geven op grond van het door de instellingen
geschetste beeld. Met een viertal studenten met een functiebeperking is daarnaast een gesprek
gevoerd over hun ervaringen op hun instelling en hun indruk van de tussenrapportages (lid zijn van een
commissie bleek voor de aangezochte studenten te belastend). Zowel de beoordeling van de eigen
instelling alsmede de overall-conclusies heb ik aan de instellingen toegezonden in de verwachting dat
men in de resterende projectperiode tot eind 2008 zijn voordeel zal willen doen met de observaties en
aanbevelingen van de commissie. In aanmerking genomen de relatief korte periode van uitvoering, de
relatief korte periode waarin de commissie op grond van uitsluitend de schriftelijke rapportages haar
oordeel kon opstellen, en de vrijheid die de instellingen in beginsel hebben met betrekking tot de
planning van hun project tot 31 december 2008, heb ik in het oordeel van de commissie geen
aanleiding gevonden om de bevoorschotting met subsidie te beëindigen. Ik heb van instellingen van wie
de beoordeling van de tussenrapportage niet goed is uitgevallen, deels aanvullende informatie gehad
en deels de verzekering gehad dat men alle zeilen bijzet om opgelopen achterstand in te halen.
---
1.2. Voorlichtingscampagne
In 2006 is onder coördinatie van het Expertisecentrum handicap+studie een driejarige campagne van
start gegaan om bij studenten en docenten houdings- en gedragsverandering te bereiken en om het
kennisniveau, in het bijzonder van personen met begeleidende taken en examencommissies, te
verbeteren ten aanzien van wederzijdse rechten en plichten, de mogelijkheden van hulp en
ondersteuning en de wijze waarop die verkregen kunnen worden. Na de ontwikkeling van de opzet
ervan inclusief de benodigde campagnemiddelen (o.m.website Tijdgebrek, promotiemateriaal) zijn in
2007 10 instellingen `het doelwit' geweest; voornemen is dat in 2008 minstens alle grote instellingen
zijn bereikt (>25).
1.3 Onderzoek
1.3.1. Onderzoek naar effectiviteit voorzieningen, naar succes- en faalfactoren en naar kosten
Het volgens het PvA voorziene onderzoek is gericht op meer kennis omtrent de effectiviteit van
ontwikkelde voorzieningen/produkten/instrumenten/maatregelen, de kosten ervan, en meer specifieke
kennis omtrent de omvang en aard van de problemen bij de overgang naar en in de eerste jaren van het
ho. Beoogd resultaat is dat instellingen beter in staat zullen zijn om op hun eigen situatie toegesneden
evidence-based en efficiënt beleid te kunnen ontwikkelen en uitvoeren, en de overheid hen daarop
beter kan aanspreken.
In de loop van de uitwerking van dit onderzoek kwam een verzoek van de OESO om mee te doen aan
een internationale vergelijking van de weg van voortgezet onderwijs naar hoger onderwijs en de
succes- en faalfactoren daarbij. Na nadere verkenning werd vastgesteld dat er een grote verwantschap
was in vraagstelling en dat het daarom met het oog op de mogelijke meeropbrengst van internationale
vergelijking, wenselijk was het voorgenomen onderzoek in het kader van het PvA zo goed mogelijk af te
stemmen op het OESO-project zonder belangrijke concessies te doen aan de gewenste aard en niveau
van de voor de Nederlandse situatie gewenste opbrengst. In het najaar van 2007 is het onderzoek
aanbesteed (bij de combinatie Risbo+SEOR). Het in Nederland geplande onderzoek kent in beginsel een
looptijd tot 2010. In dit stadium zijn de inspanningen gericht op het verkrijgen van de medewerking van
voldoende ho-instellingen, uiteraard essentieel voor de opbrengst van het onderzoek.
1.3.2. Diepte-onderzoek door inspectie naar stand van zaken op instellingen
In het Plan van Aanpak was opgenomen een herhaling van het onderzoek door Inspectie uit 2003 naar
de beleidskwaliteit op de instellingen aan de hand van een diepte-onderzoek op een steekproef van
instellingen van verschillende aard. Dit kon wegens gebrek aan capaciteit bij de Inspectie niet in 2007
worden uitgevoerd. De Inspectie zal dit onderzoek in 2009 uitvoeren in het kader van de eindevaluatie
van het Plan van Aanpak.
1.3.3.Studentenmonitor
De Studentenmonitor is met zijn jaarlijkse uitvoering het instrument om feitelijk trends in
ontwikkelingen vast te stellen met betrekking tot gegevens die niet op andere wijze worden
geregistreerd. Aangezien de registratie van studenten met een functiebeperking niet landelijk is
vastgelegd, is de Studentenmonitor de enige bron van feitelijk inzicht/ `evidence' over aspecten van de
studiekeuze en het studieverloop van studenten met een functiebeperking. In het PvA is opgenomen
dat ernaar wordt gestreefd om de verzameling van gegevens langs deze weg over de ontwikkeling van
de situatie van studenten met een functiebeperking versus die van studenten zonder een
functiebeperking voort te zetten. Op dit moment is de verkenning gaande op welke wijze een nadere
analyse van de studentenmonitor van de afgelopen jaren kan worden uitgevoerd.
---
1.4. Kwaliteitszorg
In het Plan van Aanpak is het voornemen opgenomen om te onderzoeken of via het
kwaliteitszorgsysteem kan worden bevorderd dat instellingen structureel de kwaliteit van hun beleid
voor studenten met een functiebeperking op orde houden en verbeteren. Op dit punt wordt actie
ondernomen nu de voorstellen voor een herinrichting van het accreditatiesysteem met de Tweede
Kamer zijn besproken.
2. Beeld van stand van zaken op de instellingen
Uit de hierboven genoemde informatie van en over de instellingen destilleer ik het volgende beeld:
- op het merendeel van de deelnemende instellingen wordt op dit moment met inzet gewerkt. 15
á 20 % van de instellingen moet echter zeker een inhaalslag plegen.
- De voornaamste onderwerpen waar men zich mee bezighoudt, zijn
- adequate voorlichting voor de student door de instelling, en
- een beter niveau van structurele toerusting waarmee op het moment dat het nodig is,
doeltreffend en passend aan de individuele concrete behoefte aan bepaalde aanpassingen kan
worden voldaan. Bij die structurele toerusting gaat het om ontwikkeling van een beleidsplan of
aspecten daarvan en de ontwikkeling van concrete voorzieningen voor bepaalde subgroepen,
waaronder met name studenten met dyslexie en met een stoornis in het autistisch spectrum.
Bij een minderheid van de instellingen gaat het om een start van beleid, bij een meerderheid
van de instellingen gaat het om verdere aanvulling van al eerder in gang gezette
ontwikkelingen; van afronding in de zin dat bij instellingen of beoordelaars de verwachting
leeft dat de nodige algemene en specifieke voorzieningen na de periode van het Plan van
Aanpak op orde zijn, wordt niet gesproken.
Toelichting:
Om uitvoering te geven aan de Wgbh/cz en om deelname met vergelijkbare inspanning voor
studenten met en zonder functiebeperking zoals in het Plan van Aanpak als doel wordt
geformuleerd, te bereiken, moeten instellingen een antwoord vinden op vele en veelsoortige
problemen: in een lange keten van beslissingen en communicatie tussen diverse actoren gaat
het om problemen van enerzijds het besef van de behoefte aan aanpassingen tot anderzijds de
daadwerkelijke realisatie van passende en doeltreffende aanpassingen. Iets nader omschreven
gaat het om:
1) de wijze van opsporing en behandeling van de hulpvraag
2) zoeken van de meest doeltreffende en passende aanpassing bij die hulpvraag
3) de implicaties van de aanpassingen voor alle onderdelen en aspecten van de organisatie
naar inhoud, vorm en financiën
4) de financiële haalbaarheid van de aanpassing: de beschikbare informatie geeft niet de
indruk dat dit probleem dikwijls aan de orde is. Bij de behandeling van de Wet gelijke
behandeling op grond van handicap of chronische ziekte was dit echter een belangrijk punt van
zorg voor de instellingen.
Voor wat betreft de mogelijkheden voor de instelling om het voorgenomen Actieplan
daadwerkelijk uit te voeren, noemt de beoordelingscommissie als aandachtspunten met name
het draagvlak bij het management en docenten, en als complement daarvan de vaak geringe
---
omvang en daarom kwetsbaarheid van het instellingsteam van beleidsontwikkelaars. Daarmee
hangt samen haar zorg om het gebrek aan goede registratie van de studenten met een
functiebeperking waardoor ontwikkeling, evaluatie en bijstelling van beleid minder goed
mogelijk zijn en om de mogelijkheid van borging en implementatie van op zichzelf succesvolle
activiteiten. Ook de instellingen zelf benoemen deze problemen, al of niet in andere
bewoordingen (bv. als het probleem van beleidsautonomie van afzonderlijke organisatie-
eenheden).
Op grond van bovengenoemde informatiebronnen kan in de eerste plaats worden vastgesteld
dat het zoekproces naar de antwoorden op de eerste drie vragen a) in volle gang is en b) de
meeste instellingen in het kader van hun Actieplan min of meer samenhangende onderdelen
van die problemen aanpakken. In de aanpak van de opbouw van instellingsbeleid zijn twee
richtingen te onderscheiden: enerzijds een accent op de algemene voorzieningen voor alle
studenten met een functiebeperking, anderzijds een accent op de algemene voorzieningen en
specifieke aanpassingen die met het oog op een speciale functiebeperking (dikwijls dyslexie)
nodig zijn. Algemene voorzieningen (zoals de inrichting van de intake of een toegankelijke
website) en aanpassingen die de gevolgen van een functiebeperking als zodanig mitigeren en
de essenties van de kwaliteit van beroepsuitoefening niet aantasten (bv. hulpmiddelen voor
lezen en schrijven bij dyslexie) zijn vooral een kwestie van organisatie en financiën; problemen
liggen niet zozeer in de sfeer van het voorportaal van aanvragen en goedkeuring als wel in de
sfeer van implementatie. In de beschikbare informatie komt vooral de aanpak van deze
problemen naar voren. Gevraagde aanpassingen in inhoud of onderwijsmethodieken dan wel
wijzen waarop onderwijsinhouden moeten worden verworven en aangetoond, worden veelal
daarnaast ook beschouwd als een kwestie van het niveau van de ermee gemoeide
eindkwalifikatie, en vormen daarmee een lastiger te nemen beslissing in het voorportaal van
goedkeuring. De aanpak van déze problemen is veel minder prominent aan de orde en dan
voornamelijk in een sfeer van verkenning.
- Ondanks de aanpak van al deze problemen moet ook worden vastgesteld dat soms nog een rol lijkt
te spelen dat niet op alle ho-instellingen, en zeker niet bij alle geledingen, het volle bewustzijn
aanwezig is van (het uitgangspunt van) de verplichting tot bieden van aanpassingen.
- Een aantal kleinere instellingen heeft geen subsidie gevraagd en doet nu niet mee. De situatie
op die instelling voor de studenten met een functiebeperking of met betrekking tot het beleid
van deze instellingen voor deze studenten is onbekend. Enkele ervan scoren in het Choice-
tevredenheidsonderzoek overigens ruim voldoende.
- De gegevens uit het Choice-onderzoek wijzen op een zekere mate van vooruitgang in de
tevredenheid van studenten ten opzichte van vorige jaren. Het merendeel van de HO-
instellingen wordt met gemiddeld een voldoende door hen beoordeeld, een toch niet geringe
minderheid van ruim 30% met gemiddeld een onvoldoende. Overigens zij daarbij aangetekend
dat de opinie over een situatie zoals in een tevredenheidsonderzoek wordt vastgesteld, niet een
reële weergave behoeft te zijn van feitelijke situatieverschillen en situatie.
Op grond van het bovenstaande beeld is mijn verwachting dat voor vele facetten van
toegankelijkheid van het onderwijs aan vele ho-instellingen ook na 2009 nog steeds aanmerkelijke
verbeteringen nodig zijn om een situatie van gelijkwaardige deelname van studenten met en
---
zonder functiebeperking te bereiken.
3. Aanvullingen op het Plan van Aanpak
Omdat niet alle instellingen de voor hen voorziene subsidie hebben aangevraagd zijn inmiddels op
grond van het ontstane beeld over lacunes en behoeften, ten laste van het beschikbaar gekomen
budget ook de volgende projecten bij het Expertisecentrum handicap+studie aanbesteed:
- Gezamenlijke projecten voor instellingen die geen actieplan hebben aangevraagd
- deskundigheidsbevordering van examencommissies in het ho met betrekking tot de
verplichtingen voortvloeiend uit de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of
chronische ziekte, feitelijk mogelijke aanpassingen, en met betrekking tot de beoordeling van
beroepskwalificaties voor studenten met een functiebeperking
- leren van good practice in het buitenland en omzetten van goede buitenlandse instrumenten
naar de Nederlandse situatie
- een handreiking voor studeren ín het buitenland voor studenten met een functiebeperking
- verspreiding van good practice met betrekking tot elektronische communicatie
- verbetering van de wederzijdse bekendheid met aanpassingen in VO en HO ten behoeve van
een doorlopende zorglijn, voor studenten en studiekeuzeadviseurs
- systematisering van en ontwikkeling van kennis ten behoeve van de ondersteuning van
studenten met psychische problematiek
- het verbeteren van de toegang tot en het doorlopen van een stage
Enkele andere voorstellen van het Expertisecentrum handicap+studie zijn nog in behandeling.
4. Eerste Conclusie beleidsinstrumenten na 2009
4.1 Werkzaamheden van het Expertisecentrum handicap+studie
Na afloop van het Plan van Aanpak en informatie over de stand van zaken op de instellingen en de
situatie van de studenten met een functiebeperking is het tijd om de richting van vervolgbeleid precies
te formuleren. Niettemin is er een aantal redenen waarom ik nu al wil vaststellen dat een aantal
functies in het beleid voor studenten met een functiebeperking in de eerstkomende jaren blijvend
moeten worden vervuld. Die redenen zijn het wisselende beeld dat uit de tussenrapportages en de
oordelen over de toerusting van de ho-instellingen oprijst, het feit dat de effecten van het huidig beleid
slechts geleidelijk in de loop van de jaren ná 2008 zichtbaar kunnen worden (met als indicatoren de
ontwikkeling van vertraging en uitval van deze studenten, de ontwikkeling van de inspanning van
studenten met een functiebeperking om hun studie te volgen en de ontwikkeling van de tevredenheid
van studenten), en de stand van kennis op diverse probleemgebieden. De volgende functies moeten
daarom tijdens deze kabinetsperiode zeker gegarandeerd blijven:
- de verdere ontwikkeling van kennis over algemene voorzieningen en specifieke aanpassingen
bij diverse functiebeperkingen en verspreiding daarvan
- de bevordering van kennis en debat over rechten en plichten in het kader van de WGBH in en
met betrekking tot het hoger onderwijs
- de permanente beschikbaarheid van actuele informatie over regelingen en voorzieningen voor
de steeds nieuwe generaties medewerkers van instellingen en studenten
- de beschikbaarheid van ondersteuning en deskundigheidsbevordering om dezelfde reden
---
Net zoals dat sedert 2001 tot nu het geval is, kunnen al deze functies m.i. goed vervuld worden door het
Expertisecentrum handicap+studie.
Positie van het Expertisecentrum handicap+studie
Ik acht het gewenst dat op middellange termijn de ho-instellingen in veel grotere mate zelf de
verantwoordelijkheid gaan dragen voor het beleid en activiteiten van het Expertisecentrum die kunnen
bijdragen aan de door die instellingen te leveren prestaties jegens de studenten met een
functiebeperking. De huidige configuratie waarbij het overigens onafhankelijke Expertisecentrum
vanwege de subsidierelatie haar beleid moet laten goedkeuren door de overheid, kan er te gemakkelijk
toe leiden dat afzonderlijke instellingen de activiteiten van het Expertisecentrum ofwel als van bovenaf
opgelegd ervaren met onvoldoende acceptatie als gevolg, ofwel als reden om de implementatie van
eigen instellingsbeleid minder uitgebreid ter hand te nemen dan vanuit het perspectief van de student
gewenst is. De minister van OCW is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de kwaliteit van het ho-
bestel en als onderdeel daarvan aanspreekbaar op de kwaliteit van de prestaties die instellingen
leveren met betrekking tot studenten met een functiebeperking. Daartoe moeten in de eerste plaats de
instrumenten die instellingen dwingen om het juiste beleid te voeren en op dat beleid afrekenen, op
orde zijn en moet natuurlijk helder zijn wat de prestatie is die geleverd moet worden. Voor de
instrumenten die instellingen kunnen inzetten om die goede prestatie te leveren, moeten de
instellingen in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn. In de komende jaren zal het beleid van de
overheid dus gericht zijn op versterking en implementatie van de beleidsinstrumentatie jegens de ho-
onderwijsinstellingen en bij gebleken effect navenant minder op beleid jegens de functies van
ondersteuning van ho-instellingen en ho-studenten met een functiebeperking. Verkend zal worden hoe
instellingen meer betrokken kunnen worden bij de aansturing van het Expertisecentrum
handicap+studie.
4.2 Planning proces
De extra ondersteuning van de instellingen in het kader van het Plan van Aanpak loopt tot en met 2008
en heeft dan een uitvoeringsperiode van twee jaar of meer achter de rug. De evaluatie dient m.i. dan
in twee delen uiteen te vallen. In de eerste plaats zal worden nagegaan of de instellingen die een
Actieplan hebben uitgevoerd, in voldoende mate aan de door hen aangegane verplichtingen hebben
voldaan. Het bovengenoemde steekproefsgewijze onderzoek door de Inspectie in combinatie met een
beoordeling door externe deskundigen van de eindrapportages van de instellingen zal de basis voor
beslissingen zijn. Over het resultaat zal ik u medio 2009 informeren.
In de tweede plaats is het zaak om de totaal-opbrengst van de afgelopen jaren in kaart te brengen en te
evalueren. Ik heb daarom het voornemen om in 2009 aan een externe commissie te vragen om, op
grond van álle op dat moment bekende informatie over probleemgebieden en oplossingsrichtingen, het
volgende te doen:
- een eerste maatstaf op te stellen over de voorzieningen (in de ruimste zin des woords:
organisatie, producten en diensten) die ho-instellingen tenminste beschikbaar kunnen hebben
om studenten met een functiebeperking op adequate wijze de aanpassingen te kunnen bieden
waarop deze volgens de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
recht hebben. Deze maatstaf zal in de loop van de jaren verder ontwikkeld (aangevuld,
gewijzigd en verfijnd) moeten worden aan de hand van nieuwe ontwikkelingen en gegevens uit
onderzoek over de effectiviteit van voorzieningen en producten. Een dergelijke maatstaf biedt
enerzijds een handvat om landelijke beleidsinstrumenten te kiezen en in te vullen, bv.
---
prestatie-afspraken of benchmarking, anderzijds zal een maatstaf de besluitvorming op
instellingen over de vormgeving van instellingsbeleid bevorderen en ondersteunen.
- vervolgens een beeld te schetsen van de mate waarin in het ho-veld daaraan in 2009 wordt
voldaan, en
- een advies te geven over het in te zetten beleidsinstrumentarium.
Het is mijn voornemen u mijn beleidsconclusies bij de ontwikkelde maatstaf en het advies van de
commissie, in het voorjaar van 2010 voor te leggen.
---