INLIA


Oorlogsmisdadigers na het pardon Art. 1F in kort bestek 08/09/2008

Naar aanleiding van de pardonregeling is ook het onderwerp 1F-ers weer terug in de belangstelling. Binnenkort spreekt de Tweede Kamer met verantwoordelijk staatssecretaris Albayrak over haar beleidsvoornemens ten aanzien van dit moeilijke dossier.

Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat geen bescherming wordt geboden aan degene van wie een ernstig vermoeden bestaat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensenrechtenschendingen. Daarnaast biedt de wet ook geen bescherming aan meegevluchte gezinsleden van de
1F-er. Indien de IND het ernstige vermoeden heeft dat een asielzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige mensenrechtenschendingen dan kan een asielverzoek worden afgewezen. Deze mensen kunnen vaak ook niet teruggestuurd worden naar het land van herkomst, omdat hun leven daar gevaar loopt. Hierdoor is er door de jaren heen een stuwmeer ontstaan van ruim 700 1F-ers, van wie er 120 zijn uitgezet en nog eens zon 250 uit het zicht zijn verdwenen. Van de 350 in Nederland aanwezige 1F-ers zijn er 250 onrechtmatig aanwezig, terwijl er nog 100 aan het procederen zijn.

De kwestie van de vermeende oorlogsmisdadigers is in de afgelopen jaren enigszins naar de achtergrond verdwenen, maar wordt na het totstandkomen van de pardonregeling vanuit het maatschappelijke veld weer aangezwengeld. Van diverse kanten komt kritiek en worden oplossingen aangedragen. Het SP-kamerlid Karabulut vatte het probleem in januari als volgt samen: de oplossing is niet dat we oorlogsmisdadigers ongemoeid laten, maar ook niet dat we mensen zonder proces schuldig verklaren. Een situatie waarbij mensen niet worden toegelaten en ook niet worden weggestuurd is niet menselijk. Maak een nieuw controleerbaar ambtsbericht, maak meer werk van de vervolging van oorlogsmisdadigers en beoordeel van vrouwen en kinderen apart of zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.

Het VVD-kamerlid Teeven pleitte in maart voor een herbeoordeling van de 1F-dossiers: na deze dossiers in zijn eerdere functie als officier van Justitie alle 750 te hebben doorgenomen, kwam hij tot de conclusie dat het van ruim 500 van deze asielzoekers (die waren bijvoorbeeld typist of chauffeur onder een fout regime) onzeker is of zij terecht als oorlogsmisdadiger worden gezien. Een meerderheid in de Kamer lijkt hier ook wel wat in te zien en stelt voor om de IND deze dossiers nog eens tegen het licht te laten houden.

Voordat het ministerie van Justitie op 9 juni een brief aan de Kamer schreef met een notitie over de 1F-kwestie heeft het nog advies gevraagd aan de ACVZ (Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken). In de brief aan de Kamer schrijft staatssecretaris Albayrak intensiever strafrechtelijk op te willen treden tegen verdachten van internationale misdrijven. Voor gezinsleden wordt het beleid enigszins aangepast: die mogen na tien jaar een verblijfsvergunning aanvragen. Men wordt ook niet meer automatisch ongewenst verklaard, maar pas nadat de rechter heeft beoordeeld dat terecht art. 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen. Voor de bewijsvoering in vele Afghaanse zaken wil Justitie blijven vasthouden aan het twijfelachtige ambtsbericht van Buitenlandse Zaken uit 2000. Kritiek van UNHCR en NJCM (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten) hierop wordt niet genoeg inzichtelijk en gedocumenteerd onderbouwd bevonden en daarom wil zij daar thans geen conclusies aan verbinden. Zij verwijst daarbij naar de jurisprudentie van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin de betrouwbaarheid van het ambtsbericht buiten kijf staat.

Van diverse kanten is inmiddels al gereageerd op de beleidsvoornemens van de regering. VluchtelingenWerk Nederland wijst net als Defence for Children International op de lange termijn van tien jaar die kinderen en partners moeten wachten voor ze in aanmerking komen om zelfstandig een asielaanvraag kunnen indienen. Hoe moeilijk het is om een oorlogsmisdadiger veroordeeld te krijgen en de twijfelachtige rol die getuigen daarbij kunnen hebben, vertelt hoogleraar internationaal strafrecht Knoops in het Nederlands Dagblad.

De Christen Unie is de eerste politieke partij die zich over dit onderwerp openlijk heeft uitgesproken. Nederland moet duidelijkheid scheppen over vluchtelingen die van oorlogsmisdaden worden verdacht, en alles in het werk stellen om hen zo nodig te laten berechten. De asielaanvragen van hun eventuele gezinsleden moeten op eigen gronden beoordeeld worden. Dat zijn enkele van de aanbevelingen uit de CU-notitie 'Duidelijkheid en onderscheid'.

Begin september komt de 1F-kwestie aan bod in de Vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer. Na zich eerst in een rondetafelgesprek door diverse deskundigen te hebben laten informeren spreekt de kamercommissie op 10 september met verantwoordelijk staatssecretaris Albayrak.