Algemene Rekenkamer

Publieke omroep in beeld Financiering, bedrijfsvoering en toezicht

Omroepen hebben kosten programma's beter in de hand, risico's bij enkele contracten publieke omroep

De publieke omroepen hebben de afgelopen jaren bezuinigingen op de rijksbijdrage en lagere inkomsten uit reclame kunnen opvangen. Onder andere door private inkomsten van omroepen in te zetten bij het maken van tv-programma's. Het efficiënter omgaan met overheidsgeld heeft een impuls gekregen sinds de grote omroepverenigingen elkaar moeten beconcurreren om zendtijd en bijhorend budget. Hierdoor beheersen omroepen hun kosten beter.
De bedrijfsvoering, de verantwoording daarvan en het toezicht op omroepverenigingen verdienen op onderdelen verbetering. Omroepen lopen bestuurlijke en/of financiële risico's door sommige typen contracten die zij met productiebedrijven en presentatoren sluiten.

Dat concludeert de Algemene Rekenkamer in het rapport Publieke omroep in beeld - financiering, bedrijfsvoering en toezicht dat op 11 september 2008 is gepubliceerd. Dit onderzoek is op verzoek van de Tweede Kamer uitgevoerd om het inzicht in de financieringsstromen te vergroten. Zo sluit de financiële informatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van het Commissariaat voor de Media (financieel toezichthouder) aan de Tweede Kamer niet op elkaar aan. De rijksbijdrage is van 2003 tot 2007 teruggebracht van EUR 630 miljoen naar EUR 563 miljoen. De reclame-inkomsten liepen in die periode per saldo met EUR 29 miljoen terug (van EUR 221 naar 192 miljoen).
Dalende inkomsten zijn deels opgevangen met kostenbesparingen - minder personeel (645 van 3.800 fte) en vaker tv-programma's herhalen - en door te putten uit de omroepreserves. De publieke omroep heeft de afgelopen jaren de bijdrage uit eigen inkomsten (programmablad, rendement uit vermogen) verdubbeld tot EUR 88 miljoen per jaar. EO, TROS en VARA doen dit verhoudingsgewijs veel. Tussen 2004 en 2006 zijn de kosten per uur televisie gedaald van EUR 28.000 naar EUR 23.000.

Onderhandelen over geld en uitzendtijd tv-programma Hoeveel geld een omroep voor een tv-programma krijgt, staat niet vooraf vast. Het is het resultaat van onderhandeling tussen de omroep en de netcoördinator. Deze

De Algemene Rekenkamer heeft de rollen onderzocht van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), Ministerie van OCW, Commissariaat voor de Media en Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO). Verder zijn vooral de tv-activiteiten van alle zeven A-omroepen en de B-omroep in beeld geweest (2002-2006, deels 2007).
De Rekenkamer spreekt zich niet uit over de kwaliteit van omroepprogramma's.

functionaris waakt namens de NPO over budget en doelstellingen van de publieke omroep. Krijgt een omroep meer dan achteraf benodigd, dan wordt het restant gestoken in andere programma's of in de programmareserves. VARA en TROS hebben via onderhandelingen in 2007 de grootste budgetten binnengehaald, VPRO en KRO blijven daarbij achter. BNN (enige B-omroep) haalt ook relatief veel budget binnen. Reservevorming bij de publieke omroep is aan banden gelegd. Bij wet is sinds 1993 geregeld dat bestaande verenigingsreserves niet mogen toenemen. Nieuwe omroepen, zoals BNN, kunnen ze niet opbouwen. Zij kunnen zo dus geen extra geld uit de reserves afkomstig in tv-programma's of wervingscampagnes steken. De Algemene Rekenkamer beveelt de minister van OCW aan belemmeringen die hierdoor met name voor nieuwkomers ontstaan weg te nemen.
Van inzet van publiek geld voor particuliere activiteiten van omroepverenigingen is niet gebleken. De NPO kan doelmatige inzet van publiek geld wel verder bevorderen.

Administratie organisatie kan beter
In het algemeen is de bedrijfsvoering bij de publieke omroep voldoende, zij het dat op onderdelen verbetering mogelijk is. Zo leggen omroepen de tot totstandkoming van contracten onvoldoende vast. Dit maakt het uitoefenen van toezicht op onderdelen moeilijk. De verantwoording kan (met een beperkte inspanning) aanzienlijk verbeteren.
Twee omroepen hebben een overeenkomst met een productiebedrijf getekend waarbij de omroep zich verplicht voor meer jaren een bepaalde hoeveelheid programma's af te nemen (outputdeal). Deze omroepen lopen substantiële financiële risico's, omdat op grond van de procedure Geld op schema uitzendtijd voor programma's niet verzekerd is. De Algemene Rekenkamer vindt dat de NPO zulke contracten alleen onder strikte voorwaarden zou moeten toestaan.
Verbeteringen zijn verder haalbaar met het gebruik van registers voor geschenken, nevenfuncties en financiële bindingen. Ook de totstandkoming van beloningen en ontslagregelingen van omroepbestuurders en van contracten met beeldbepalende presentatoren is in een aantal gevallen verbetering mogelijk. Speciale aandacht is gewenst voor een type contract waarbij een productiebedrijf of BV van een presentator diensten inclusief een beeldbepalende presentator levert. Eenzijdige afhankelijkheid dreigt dan en daarmee kan efficiënte inzet van publieke middelen in het geding komen. De minister van OCW zegt in een reactie toe voortaan beter inzicht in de financieringsstromen van de publieke omroep te verschaffen. Hij neemt ook de overige aanbevelingen over. Het Commissariaat voor de Media en CIPO zien in de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer mogelijkheden voor beter financieel toezicht.

Persbericht Algemene Rekenkamer, 11 september 2008