Radboud Universiteit Nijmegen

08 - 87

Nijmegen, 10 september 2008

Presentatie 16 september
Betekenis van Titus Brandsma voor journalistieke kwaliteit en engagement te boek gesteld

Titus Brandsma (1881 - 1942), verzetsheld, journalist, ijveraar voor een vrije katholieke pers, stierf in 1942 in concentratiekamp Dachau, na verraad vanuit diezelfde katholieke pers. Om de betekenis van Titus Brandsma voor kwaliteit en journalistiek engagement in herinnering te houden, schreef publicist en hoogleraar Communicatiewetenschap Joan Hemels het boek Als het goede maar gebeurt, met een inleiding door hoogleraar Spiritualiteit Kees Waaijman.

Dinsdag 16 september om 12.00 uur overhandigt de auteur het boek aan ir. Roelof de Wijkerslooth, voorzitter van het college van bestuur van de Radboud Universiteit Nijmegen, de universiteit waaraan Brandsma sinds de oprichting tot zijn dood verbonden was. De bijeenkomst vindt plaats in de Thomas van Aquinostraat op de universiteitscampus, bij het beeld van Titus Brandsma.

'Als het goede maar gebeurt'. Het geeft niet hoe, het geeft niet waar of wanneer, het geeft niet door wie, als het goede maar gebeurt. Wat is volgens Brandsma dat goede dat in de journalistiek onvoorwaardelijk moet gebeuren? Welke deugd maakt de journalist tot een goede journalist? De waarheid. De waarheid is de centrale waarde die de journalistiek deugdelijk maakt, zo blijkt onder meer uit de radioredes die Brandsma in 1936 en 1939 hield voor de KRO. Een fundamenteel begrip, maar ook een kernwaarde in de katholieke traditie, en bron van de motivatie van Titus Brandsma voor een eigen katholieke pers.

Zijn inspiratie om op het juiste moment het enig goede te doen, putte Titus Brandsma uit een oprechte geloofsovertuiging. Hij stond katholieke journalisten deskundig en begripvol als adviseur terzijde. Hij zette zich in voor sociale rechtvaardigheid voor allen die werkten in de journalistiek. Hij bestudeerde nieuwe vormen van journalistiek, ontwikkelde een plan voor een journalistenopleiding en werkte mee aan de voorbereiding van een collectieve arbeidsovereenkomst.

In de bezettingstijd verzette Brandsma zich tegen de besmetting van kranten door de nationaal-socialistische waanideeën die hij voor uiterst gevaarlijk hield. Propaganda voor de Nationaal-Socialistische Beweging en daarmee verbonden organisaties zag hij eveneens als gevaarlijk gif, óók als de bezetters en hun handlangers kozen voor publiciteit in de vorm van advertenties.

Samen met aartsbisschop dr. Jan de Jong ontwikkelde hij een strategie om aan de hoofdredacties en directies van de dagbladen die begin 1942 nog verschenen, duidelijk te maken dat de uiterste grens was bereikt. Ze mochten geen enkele advertentie of redactionele bijdrage meer afdrukken die het nationaal-socialisme in de kaart speelde. Deze principiële opstelling leidde, na verraad vanuit de kring van de katholieke pers, tot zijn arrestatie in 1942. Het was het begin van een martelgang die op 26 juni 1942 eindigde in het concentratiekamp Dachau.

Net als nu, voltrok zich aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in de mediawereld een proces van innovatie en concentratie. De journalistiek bewoog zich in het spanningsveld van directies, journalisten, lezers, kerkleiders en wetenschappers, en in een pluriforme mediacultuur (krant, radio bioscoop, telex, tv) en een krachtenveld van politieke ontwikkelingen. Dit leidde tot nieuwe marktverhoudingen en onzekerheid.

Hedendaagse betekenis

De door Titus Brandsma met zijn leven bevochten vrijheid van meningsuiting, is nog steeds essentieel voor de hedendaagse journalistiek. Telkens wanneer ergens sprake is van censuur en journalisten monddood worden gemaakt, plegen machthebbers verraad aan het vrije woord. Tot op de dag van vandaag worden journalisten opgesloten of gedood. In veel landen, vooral in de voormalige Sovjet-Unie en in delen van Zuid-Amerika en Azië nam de bewegingsvrijheid van journalisten af.

Nederland stond in 2007 op de twaalfde plaats op de ranglijst qua vrijheid voor verslaggevers. IJsland, Noorwegen, Estland en België gaan ons voor.
En hoe zou Brandsma hebben gedacht over de Deense cartoonrellen die de Westerse en de Arabische wereld maandenlang in rep en roer hielden? Het is goed voor de dynamiek van opinievorming dat religie van tijd tot tijd opduikt in het publieke debat, constateert de auteur. Niets is zo riskant als een taboe op controversiële onderwerpen met een religieuze lading: wat wordt verdrongen en gemarginaliseerd, komt op een gegeven moment als een eruptie van onbegrip en fanatisme tevoorschijn.
Sinds 1992 wordt één keer per drie jaar de Titus Brandsma Award uitgereikt aan een journalist die zich onder moeilijke omstandigheden bijzonder heeft ingezet voor de persvrijheid. In 2005 riepen de inwoners van Nijmegen Titus Brandsma uit tot Grootste Nijmegenaar aller Tijden.

Auteurs

Prof. dr. J.M.H.J. Hemels (1944) is sinds 1966 werkzaam in het wetenschappelijk onderwijs en op het gebied van communicatiewetenschappelijk en communicatiehistorisch onderzoek aan universiteiten in Nederland, ook aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sinds 1986 is hij hoogleraar Communicatiewetenschap, in het bijzonder communicatiegeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.

Prof. dr. C.J. Waaijman (1942), karmeliet, is wetenschappelijk directeur van het Titus Brandsma Instituut Nijmegen en sinds 1989 hoogleraar Spiritualiteit aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Bestellen:

Als het goede maar gebeurt
Als het goede maar gebeurt
Joan Hemels